Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het christelijk geloof en de politiek (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het christelijk geloof en de politiek (VIII)

De Wijsheid van Salomo (I)

10 minuten leestijd

De traditie waarin het boekje staat

DDe Wijsheid van Salomo is naar alle waarschijnlijkheid geschreven rond 30 voor Chr. in Alexandrië in Egypte. De auteur is onbekend. Het boekje is heel anders van opzet dan de Wijsheid van Jezus Sirach dat anderhalve eeuw eerder in Israël geschreven werd. Zeker als het gaat over het koningschap. In het vorige nummer zagen we dat de wijsheidsleraar Jezus Sirach nauwelijks aandacht geeft aan de voormalige koningen van Israël. In het boek wordt ook niet gesproken van een messiaanse verwachting en al zeker niet van een verwachting van de zoon van David. Het is de wijsheid die regeren moet, vanuit Sion en over de hele wereld. Dat gebeurt als de volkeren zich scharen rondom de wet van God en de wijsheid die daarin gelegen is erkennen.

In de Wijsheid van Salomo gaat het expliciet over een koning. De koning die in het boekje geschetst en aangeprezen wordt, is bedauwd met wijsheid en hij heeft Gods gerechtigheid lief. Zo alleen is hij tot zegen van zijn onderdanen.

De schrijver van dit merkwaardige, maar mooie en belangrijke boekje, sluit dus in zijn denken niet alleen aan bij de wijsheidstraditie (waarin ook Jezus Sirach stond), hij weet zich ook te staan in de traditie van de profeten, vooral die van de profeet Jesaja. Heeft Jesaja niet voorzegd dat er een koning zou komen, op wie de Geest van de wijsheid en van verstand rust, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren!?

De auteur sluit ook aan bij de geschiedboeken van het Oude Testament, met name bij het boek Koningen, dat in de eerste hoofdstukken vertelt van de troonopvolging van David door Salomo. Het is namelijk vooral Salomo die voor de schrijver van dit boekje een lichtend voorbeeld is. In hem, Davids zoon, worden de contouren zichtbaar van de ideale koning, die God aan Israël geven zou. Daarbij speelt vooral 1 Koningen 3 een belangrijke rol, het hoofdstuk waarin beschreven wordt hoe Salomo, nog aan het begin van zijn koningschap, in Gibeon de Here God vraagt niet om rijkdom of eer, maar om wijsheid, zodat hij “in staat zal zijn dit talrijke volk te richten.” Het antwoord van de Here God luidde: “Omdat u dit gevraagd hebt (…), zie Ik doe naar uw woord; zie, Ik geef u een wijs en verstandig hart, zodat uws gelijke voor u niet geweest is, noch na u zal opstaan” (1 Kon. 3: 11-13). In deze houding en dit optreden van Salomo ziet de schrijver van de Wijsheid iets oplichten van de ideale, wijze koning, die Israël verwachten mocht.

De èchte rechtvaardige in deze wereld

In de eerste verzen van Wijsheid van Salomo roept de schrijver de koningen op om gerechtigheid te betrachten. Daarin ligt hun eigenlijke taak. Zij kunnen dat alleen doen als zij in hun binnenste zuiver, als zij oprecht zijn en de Geest van God de ruimte geven om zijn werk in hen te doen. Dit is een eerste voorwaarde voor een zegenrijk bewind.

Het merkwaardige is nu dat de schrijver voordat hij Salomo ten tonele voert als het grote voorbeeld van een dergelijk koningschap, er eerst bij stilstaat hoe het de rechtvaardige, de wijze, in deze wereld zal vergaan. Hij schetst hoe de rechtvaardige veracht en op den duur gedood wordt. Hij is in het zoeken naar gerechtigheid een eenling. Anderen houden op geen enkele manier rekening met God, ook de machthebbers niet. Zij houden alleen rekening met hoe zij in déze wereld vooruit kunnen komen en hun lusten kunnen botvieren. Voor hen vormt de rechtvaardige, alleen al door zijn bestaan, een levende aanklacht. Zij beschuldigen hem ervan dat hij nutteloos is en een lastpak, omdat hij hen herinnert aan de wet van God en hen probeert duidelijk te maken dat hij God kent en zich bovendien een ‘knecht des Heren’ noemt. Zij willen wel eens zien of hij, als zij hem op de proef stellen, nog zo zeker van zijn zaak is: “Als de rechtvaardige werkelijk Gods zoon is, zal Hij hem namelijk wel beschermen en redden uit de hand van de goddelozen.” Ze willen het wel eens zien of hij zachtmoedig blijft en zijn vertrouwen op God stelt, als ze hem folteren en vernederen. Deze verzen doen sterk denken aan Jesaja 53, het hoofdstuk over de lijdende knecht des Heren.

Daarbij heeft de rechtvaardige wijze zijn hoop gevestigd op God, die hem recht zal doen, want: na zijn dood, in de eeuwigheid, zo laat de schrijver van de Wijsheid van Salomo zien, worden de rollen omgedraaid. Dan zullen de onrechtvaardigen beseffen wat ze gedaan hebben: zij verachtten hem en zie, nu blijkt dat de rechtvaardige tot Gods zonen gerekend wordt en dat hij na beproefd te zijn, grote weldaden ontving, terwijl zij dwaalden en de weg van God niet kenden. “Want wie wijsheid en tucht veracht, is ongelukkig”, zo luidt de conclusie. God blijkt de garant van de gerechtigheid, zelfs over de dood heen.

De compositie van het boekje

Van hoofdstuk 6 tot 10 beschrijft de auteur van Wijsheid van Salomo hoe, in tegenstelling tot de onrechtvaardige machthebbers, de wijze koning zal regeren. Deze tweedeling van de eerste tien hoofdstukken is opvallend. Wellicht is het toch mogelijk te achterhalen waarom de schrijver zijn boek zó gecomponeerd heeft.

Het helpt ons wanneer we bedenken dat de auteur bekend was met het werk van de Griekse wijsgeer Plato (427 – 347), wiens werk in de Hellenistische wereld van grote invloed was, zeker in Alexandrië. Uit meerdere teksten in de Wijsheid van Salomo blijkt deze bekendheid met Plato.

Een van de belangrijkste werken van deze Griekse filosoof was de Politeia. Dit geschrift is, de naam zegt het al, een boek over de Staat, over de politiek, over de ideale staatsman. In dit boek treffen we een soortgelijke indeling aan als in de Wijsheid van Salomo. De centrale vraag in de Politeia is of gerechtigheid en geluk samenhangen of niet. Anders gezegd: is de rechtvaardige gelukkig, ook als hij vanwege de rechtvaardigheid lijden moet en alles verliest, of is de onrechtvaardige gelukkig, die als hij de kans krijgt er door een huichelachtig leven voor zorgt dat de mensen hem respecteren, terwijl hij zich aan alle kanten bevoordeelt. Plato gaat, op grond van een dichtregel van Sophocles, – die in een van zijn tragedies zegt dat het er niet om gaat rechtvaardig te schijnen, maar het daadwerkelijk te zijn – zo ver dat hij stelt dat de echte rechtvaardige pas dàn blijkt werkelijk rechtvaardig te zijn als alle voordeel van zijn rechtvaardigheid hem ontvalt. Als hij voor de mensen als onrechtvaardig doorgaat en hem alle ongeluk van de wereld overkomt en hij zelfs met de dood gestraft wordt, dán blijkt bij zijn levenseinde of hij zijn lijden voor de rechtvaardigheid over heeft en dus werkelijk rechtvaardig is:

“Zo zal hem, die nochtans nooit enig onrecht beging, de ergerlijkste reputatie van onrechtvaardigheid te beurt vallen. Op die wijze moet hij, op het stuk van de rechtvaardigheid, de vuurproef doorstaan door te tonen dat hij zich niet laat ontzenuwen door kwade faam en haar gevolgen. Hij moet, integendeel, onwrikbaar blijven tot aan zijn dood, in schijn zijn hele leven lang een onrechtvaardige, maar in werkelijkheid een rechtvaardige. Zo kan men dan, wanneer ze beiden de uiterste grens bereikt hebben, de ene van de recht­vaardigheid, de andere van de onrechtvaardigheid, over beiden een oordeel vellen, wie de gelukkigste is. (…) Zij zullen dus zeggen dat de rechtvaardige, in de gesteltenissen waarin ik hem afbeeldde, zal gegeseld, gefolterd en gekerkerd worden, dat men zijn ogen zal uitbranden, dat men hem tenslotte, nadat hij allerlei folteringen zal hebben doorstaan, zal kruisigen...”

Geloof en het hiernamaals

Wat Plato in de Politiea wil laten zien, is dat zó de werkelijk rechtvaardige, die “naar alle schijn, ook veel meer dan een rechtvaardige in de gunst van de goden staat”, uiteindelijk gelukkiger is dan de onrechtvaardige, die een prachtig leven leidt. De gunst die de rechtvaardige bewezen is, bestaat daarin dat hij een geheim heeft leren kennen. Wat dit geheim inhoudt, laat Plato op het eind van zijn boek zien, in de ‘mythe van Er’. Daarin wordt verteld over wat er na dit leven gebeurt met de ‘zielen’ van degenen die hier geleefd hebben. Wat blijkt? De onrechtvaardigen hebben tijdens hun aardse leven ogenschijnlijk voordeel van hun manier van doen, maar heel verborgen is er iets gebeurd – iets heel ernstigs – zij hebben hun zielen schade toegebracht en moeten met die schade na de dood voortleven. Dat komt na dit leven aan het licht. De rechtvaardige gelooft deze mythe en houdt er in zijn lijden, door zijn hoop aan vast. Dat geeft hem standvastigheid om de vuurproef te doorstaan. God is de garant voor de orde, waaraan hij heeft vastgehouden – over de dood heen.

Veelzeggend is dat Plato op het laatst van zijn boek aangeeft dat degene die in het leven geleden hebben, gelouterd zijn: zij weten de goede keuze te maken. Als zij nog eens hun eigen bestemming uit mochten kiezen op aarde, zouden zij niet kiezen voor een leven van luxe en onrecht. Dat vervormt de ziel. Degene die geleden heeft en gelouterd is, kiest liever het eenvoudige, vrome leven dan het andere. Hij heeft zijn ziel gered. Keer op keer laat Plato zien dat daarvoor wel een goddelijk ingrijpen nodig is en dat het erom gaat dat de rechtvaardige iets gezien heeft van de hemelse gerechtigheid.

Als Plato in het eerste gedeelte van zijn boek dit thema heeft vastgesteld en hij verteld heeft van de dood van de rechtvaardige, gaat hij in het vervolg van de Politeia in op de vraag hoe de ideale staatsman eruit ziet. Het is degene die niet alleen rekent met deze wereld, maar degene die iets van de goddelijke orde die op de achtergrond van de wereld aanwezig is, geschouwd heeft en zich daardoor laat leiden. Hij bootst de goddelijke wereld zo goed en zo kwaad als het kan hier op aarde na. Keer op keer geeft Plato aan, dat wat hij schetst, op aarde nauwelijks te vinden is, als het al te realiseren is. Want welke mens kan zo een leven opbrengen?

De zoon van David

Het is overduidelijk dat de schrijver van de Wijsheid van Salomo Plato gekend heeft, zoals dat ook gold voor Philo, die een zestigtal jaar later in hetzelfde Alexandrië hem keer op keer citeert. Het opvallende is nu dat de Wijsheid van Salomo min of meer dezelfde thema’s aansnijdt als in de Politeia gebeurt. Ook in de opbouw zijn parallellen. Eerst gaat het over de lijdende, die vasthoudt aan de gerechtigheid en daarna over de werkelijk goede staatsman. Bij Plato heeft deze iets gezien van de ándere werkelijkheid die bij God is en hij laat zich daardoor leiden.

De onbekende auteur van de Wijsheid van Salomo kan op grond van de openbaring aan Israël de thematiek van Plato opnemen en tegelijk veel concreter zijn en meer zeggen. Een staatsman zoals Plato die schetste, kende men in Israël al lang. Heeft niet Salomo voorafgaand aan zijn koningschap God om wijsheid gevraagd? Heeft hij geen tempel gebouwd? En heeft hij geen wijsheidsboeken geschreven? Had Israël geen rust in de tijd dat hij regeerde? En: lag dat niet geheel en al aan de belofte en aan de gave van de Geest die Salomo geschonken werd? En vooral: leefde in Israël niet de verwachting van zo’n koning die afhankelijk van God het Koninkrijk van God op aarde realiseren zou? Deze Zoon van David zou zijn volk leiden en een nieuwe tempel bouwen. Hij zal in het spoor van Salomo gaan, begiftigd met de Geest van God.

In het volgende nummer kom ik hier op terug.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 2011

Ecclesia | 8 Pagina's

Het christelijk geloof en de politiek (VIII)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 2011

Ecclesia | 8 Pagina's