Wat de dichter/theoloog Jacobus Revius ons heeft te zeggen
Was ik een nachtegaal, ik wou mijn Schepper eren
Met Zijne grote lof altijd te kwinkeleren,
Dat bossen, berg en dal zou deunen van de klank,
En de woudvogeltjes vergeten hare zang.
Ik ben geen nachtegaal, maar, in veel groter ere,
Een mens, het evenbeeld van aller heren Heere.
Ik wil dan mijne stem doen horen alle man
En prijzen Hem zo hoog en verre als ik kan,
Niet vragende een zier naar al dat lelijk pruilen
Of misselijk getier van eksters en van uilen,
Verzekered dat Hij, die eeuwiglijken leeft,
Mijn tong tot Zijne roem alleen geschapen heeft.
Ik heb om Uw genade, o grote God, gebeden,
Maar och! Gij hebt ze mij in mijne druk ontzeid.
Ik heb geroepen om Uw milde goedigheid,
Maar heb ze niet gevoeld in mijn ellendigheden.
Ik heb om Uwe liefd’ geworsteld en gestreden,
Maar hebbe tevergeefs daar lange naa gebeid.
Ik hebbe vaak gezocht Uw mededogenheid,
Maar en verneem ze niet tot op de dag van heden.
Hoe licht kon Uw gena bekeren mijn gemoed,
Uw liefd’ en goedigheid mij trekken tot het goed’,
Uw mededogendheid van ’t kwade mij bevrijden.
Eilaas! Wat zeg ik Heer! Dewijl mijn harte tracht
Naar Uwe zoetigheid, zo hééft daarin gewracht
Uw goedheid, Uw gena, Uw liefd’, Uw medelijden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 2012
Ecclesia | 8 Pagina's