Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De moderne mens en de dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De moderne mens en de dood

7 minuten leestijd

AAls men spreekt over geloven in de godsdienstige betekenis van het woord: ik geloof in God, ik geloof in een leven na de dood, dan heeft dat woord geloven een heel andere betekenis dan het gewone alledaagse: ik geloof, dat het goed weer gaat worden, ik geloof, dat de aarde rond is. Het weer en de aarde, dat zijn dingen waar ik iets over kan weten en waar ik bewijzen voor kan aanvoeren; overigens zijn het dingen, die mij niet heel erg aangaan, tenminste persoonlijk niet. Als het morgen toch gaat regenen of als opeens zou blijken, dat de aarde toch zo rechthoekig en plat is als een baksteen, nu ja, dan red ik me toch wel.

Maar als het om een beslissend antwoord gaat op de vraag of Jezus Christus een getroebleerde bedrieger was, dan wel of hij werkelijk Gods waarheid representeerde, dan bevinden we ons op een heel ander terrein, en dan hangt het uitsluitend en alleen van mijn persoonlijke en ernstige wilsbehoefte af, hoe het antwoord uit zal vallen. Als de mensen helemaal geen behoeften hebben aan de waarheid die uit God is, dan doet het er ook niet toe of het Jezus is die deze waarheid representeert. En hebben de mensen genoeg aan ‘dit’ leven, waarom zullen ze dan nog aan een ander leven geloven?

Nu lijdt het geen twijfel, dat er onder al de bewoners van deze aarde nog een aanzienlijke gemeente is, voor wie het eeuwige leven een visioen is waarop het goed is het oog gericht te houden. Zeker is het ook, dat die gemeente nog aanzienlijk groter zou zijn, als allen de moed hadden kleur te bekennen. Maar toch is de situatie zo dat het vergeleken met het grijze verleden, maar een gering aantal is, dat daadwerkelijk lééft in het besef, dat het eigenlijke leven pas na de dood begint. De dood leidt vandaag de dag onder ons het bestaan van iemand die alleen nog maar geduld wordt. Vroeger zat hij ons altijd op de hielen, je kon hem op weg plotseling tegenkomen en in de huizen van de mensen sloeg hij met deur of venster. Oorlog en wetteloosheid, onreinheid en slecht voedsel en ziekten kostten een groot aantal mensen hun leven. Huwelijken waren vaak niet kinderrijker dan nu, hoewel er veel meer kinderen werden geboren. Men had er ernstig mee leren rekenen, dat het leven kort en onzeker was en dat deed de mensen verlangen naar een leven, dat verheven was boven het belachelijke en fatale spel van het toeval. En als men daar eenmaal naar verlangde, dan was het in die veel minder kritisch ingestelde tijden, waarin de verbeelding veel ruimer spel had, niet moeilijk zo’n wens vervulbaar en vervuld te achten.

Onze tijd gelooft aan de vooruitgang en wij hebben de dood vriendelijk verzocht zich een beetje op de achtergrond te houden. Als hij zich een prooi heeft uitgezocht, dan wordt hij op zijn beurt onmiddellijk aangevallen door hooggeleerde en ervaren doctoren, gewapend met alle giftige geneesmiddelen en apparatuur waar de wereld maar over beschikt en dikwijls moet de dood voor die overmacht wijken. Ja, wij sterven tegenwoordig nog maar zelden op jonge leeftijd, in de regel zijn we oud en grijs, als we dat ondanks alles toch moeten doen. Dan is de dood echter een natuurlijke zaak, en het enige wat we ervan zeggen is, dat het nu eenmaal iets vanzelfsprekends is. Gemis en zinloosheid, die twee rekeningen die de dood vroeger aan zijn debiteuren presenteerde, - ze zijn tegenwoordig niet meer zo aan de orde. En tegelijkertijd is het leven steeds comfortabeler ingericht; bijna niemand ontbeert wat hij nodig heeft en de meeste mensen beschikken over luxe bovendien. In de bossen van tegenwoordig komen geen rovers meer voor. Wij hebben de dood zo zeer uit ons bewustzijn verdrongen, dat hij zelfs niet eens meer genoemd mag worden. Kijk maar eens, hoe we met elkaar staan te liegen, als we om een doodsbed verzameld zijn. Daar schamen we ons niet eens meer over. De wijsbegeerte heeft al lang vastgesteld dat ‘de vrije mens’ niet aan de dood denkt, maar aan het leven.

Het komt hierop neer: over het geheel genomen hebben bewoners van de aarde het vrij genoeglijk en zo lang het maar enigszins kan, maken ze het zich zo behaaglijk en gezellig mogelijk. Dankzij allerlei technische en medische ontdekkingen leven we hoe langer hoe beter. Op een goede dag wordt de dood afgeschaft, daar nemen we dan octrooi op en dan is het hier pas helemaal zoals het moet zijn. Maar zolang het nog niet zover is, behelpen we ons, door niet over de dood te spreken en hem over het hoofd te zien en als hij dan op zekere dag bij een van onze geacht medeburgers aan boord komt, dan is daar immers nog altijd de kerk; de kerk, vrienden, die er is om de lijklucht met wierook te verdrijven en de waarheid met een halfslachtige preek te verdoezelen. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat onder die omstandigheden de levensdorst nooit overslaat in onredelijkheid. Elke dag een behoorlijke aantal borrels, dat betekent dat men aan de heilige belevenis van de roes niet meer toekomt. En zelfs als het gezonde eeuwigheidinstinct van de ziel zich zuchtend en schreeuwend dwars door al het culturele gedoe een weg baant, dan is het erg moeilijk om – dit vanwege de straatverlichting – zo iets te doen als de ogen naar de sterren op te slaan. Want de vleugels van de fantasie zijn afgebroken; veel te lang is gezocht naar argumenten en bewijzen en naar een kloppende uitkomst van de som. En hoe de fantasie naar de hemel op laten vliegen, als we vliegtuigen hebben die dat doen? Het wonder, vroeger thuis in de wereld van de ziel, is nu verhuisd naar de wereld van de materie. Hoe dat in zijn werk is gegaan? Doordat we zonder een ogenblik te aarzelen of te verslappen in onze greep, het gevleugelde paard van de fantasie de vrije teugels van de logica hebben gegeven. En zo behaalden we overwinning op overwinning en schiepen we een triomferende mensheid, die slechts zichzelf en de eigen kracht en de eigen daden erkent!

Waarom zou die mensheid dan nog straks in de hemel komen, tenzij dan in een hemel die zij zelf construeert? Maar toen dat net allemaal zo goed ging, verscheen de dood op het toneel en glimlachte hoffelijk naar links en naar rechts: ja ik ben er ook nog. Hij verscheen in het gevolg van oorlog en ziekten en kopje over duikelend kwam de crisis achter hem aan. En daar zaten de mensen, midden in de angst, midden in de eenzaamheid van hun verlies, midden in hun faillissement en zo begonnen ze langzamerhand te merken dat de grote B.V. van de menselijke samenleving toch niet zo stevig verankerd was als zij wel dachten. Sommigen voelden, dat er diep van binnen een oude vraag opkwam. Maar het is moeilijk in de storm met een zeilschip te laveren, als je van jongs af aan alleen maar aan een motorboot gewend was. En zo beleeft men dan het wonderlijke schouwspel, dat allerlei mensen, te bang om te kiezen en persoonlijk te beslissen, zich overgeven aan allerlei ijle heidense speculatie, of dat zij, verdwaald en verdorven door het bijgeloof in bewijzen, hun toevlucht nemen tot het spiritisme, dat de eeuwigheid ontheiligt, door haar van onze handtastelijkheid afhankelijk te maken. De rest van de wereld wandelt verder in het oude spoor: men sluit over en weer verzekeringen en herverzekeringen af, men hervormt en verandert en doet uitvindingen. En er is geen wonder waarvan de ouden reeds zongen, of er verschijnt een slecht geschoren laborant, die u verklaart: ‘Dat gaan we volgens deze formule tot stand brengen, kijk maar’. En dan kijken we. Maar te midden van die bewonderende schare zijn wij er met een paar anderen, die plotseling ontdekken, dat de man van het laboratorium vrij mager is; ja de man heeft een lijf waar de ribben uitsteken en zijn wangen zijn rood door de tering. En verder ontdekken wij, dat de mensheid vandaag de dag net als duizenden jaren geleden naakt is en onbeschut en overgeleverd aan een zinloze dood. En wij beseffen, dat die wetenschap onze harten zou moeten breken, als wij niet durfden belijden, dat wij geloven aan de opstanding van het vlees en aan een eeuwig leven.

Kaj Munk (1898 -1944)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 2018

Ecclesia | 8 Pagina's

De moderne mens en de dood

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 2018

Ecclesia | 8 Pagina's