Om de ziel van de jongere (VI)
WWelke vader heeft niet het goede voor met zijn kinderen? De vader die zich in Spreuken 1 t/m 9 tot zijn zoon richt, vormt daarop geen uitzondering. Integendeel. Uit alle macht wil hij voorkomen dat zijn zoon in het leven verstrikt raakt en daarom geeft hij hem op de drempel naar de volwassenheid indringend enkele adviezen.
Borg staan
De eerste is: pas op dat je je niet ondoordacht financieel garant stelt voor een van je vrienden. En mocht je ooit in die valkuil geraakt zijn, leg je er dan met alle macht op toe, dat je vriend zijn schuld zo snel mogelijk afbetaalt. Anders loop je het risico dat je vijand de macht over je krijgt. Stel je voor dat hij leende bij iemand die je slechtgezind is en die meedogenloos is. Dan is zijn schuld de jouwe. Zijn niet afbetalen wordt jou aangerekend en de schuldenlast van hem rust op jouw schouders – je bent een prooi geworden voor je vijand!
Deze raad lijkt wat uit de toon te vallen en lijkt wat willekeurig gekozen. Het leven kent zoveel valkuilen. Waarom wijst de vader met zoveel nadruk op deze ene valstrik? Wellicht heeft hij in zijn eigen omgeving gezien waar ondoordachte borgstelling die iemand uit welwillendheid aanging, toe leidde. We hoeven maar te denken aan Dostojewski die zich garant stelde voor zijn schoonzuster nadat zijn broer overleed en er kort daarna achterkwam dat zijn broer een gigantische schuld had – iets wat hem gedurende vele jaren veroordeelde tot bittere armoede en tot een jacht op hem van zijn schuldeisers – om te beseffen wat ondoordachtheid op dit terrein kan doen en om de oproep van de vader te begrijpen.
Niet dralen
De mier
Het tweede wat de vader zijn zoon onder ogen brengt, is: wees ijverig. ‘Ga naar de mier, u aarzelende en word wijs.’ Er is voor de mier niets dat hem dwingt te werken. Hij heeft geen wijngaard, die verkommert als hij niets doet; er is niemand die hem noodzaakt om te werken; hij heeft geen baas boven zich. Toch legt hij in de zomer een voorraad voedsel aan die zo groot is dat hij zich in de oogsttijd, als de winter voor de deur staat, geen zorgen hoeft te maken. De mier is dus wijs. Een mens heeft vaak een impuls van buitenaf nodig om hem aan het werk te krijgen. De mier niet, hij doet uit zichzelf wat hij moet doen. Trek er een les uit, zo houdt de vader zijn zoon voor.
Toch zegt de vader méér. In de Griekse vertaling staat: ‘Ga naar de mier, u aarzelende, en word wijzer. Word nóg wijzer dan hij!
De bij
Hoe hij dat kan worden, maken de volgende zinnen, die niet voorkomen in de Hebreeuwse tekst, duidelijk. De vader wijst behalve op de mier namelijk ook en vooral op de bij:
Of ga naar de bij,
en leer hoe ijverig zij is.
Haar arbeid – hoe eerbiedig toegewijd 1 verricht ze die, koningen en gewone mensen nemen ervan om gezond te blijven,
ze is innig geliefd door iedereen en wordt geroemd: hoewel zij wat kracht betreft, zwak is, wordt haar, omdat zij de wijsheid eert, de eerste plaats gegeven!
De bij is wijzer dan de mier. Wie op haar let, merkt dat zij haar werk op een heilige manier doet. Ze werkt eerbiedig, met toewijding aan God doet ze trouw haar werk. Daardoor brengt ze honing voort, die zowel door koningen als gewone mensen met het oog op hun gezondheid gegeten wordt. Iedereen houdt van haar en prijst haar. Wat is haar geheim? Ze heeft weinig kracht en toch brengt ze veel te weeg, doordat ze de wijsheid in ere houdt en huldigt. Daardoor heeft
ze in haar ijver iets gracieus en is wat ze voortbrengt, van betekenis voor iedereen. Om die reden neemt ze de eerste plaats in!
Met deze verwijzing geeft de vader zijn zoon een prachtig arbeidsethos mee. Wie zijn werk met toewijding aan God doet, zal niet alleen (zoals de mier) ijverig zijn en daardoor een rijke oogst hebben, maar ook van betekenis zijn voor zijn stad, zijn land, zijn volk. De mier brengt slechts iets op voor zichzelf, de bij eert God in haar werk en is van betekenis voor hoog en laag.
De vader wijst erop dat de bij bovendien laat zien dat zijn zoon zich niet hoeft op te schroeven om maar sterker te lijken dan hij is. De bij is zwak. De mens is het ook. Maar als hij eenvoudig zijn werk doet, zonder veel pretenties, in eerbied voor God, komt er in zijn werk een element dat aan zijn werk een meerwaarde geeft, iets wat de samenleving gezond houdt en de mensen goed doet. Dit geeft de vader zijn zoon mee.
De voorwaarde voor dit alles is dat hij, evenals de bij, de wijsheid in ere houdt! Daarom zegt hij:
Tot wanneer, treuzelaar, rust je uit, wanneer sta je op uit je slaap?
Je slaapt (nog) even, je blijft (nog) even zitten, je droomt (nog) even, je blijft (nog) even staan met je armen over je borst – totdat armoede over je komt als een slechte reiziger, en gebrek als een soldaat die snel paraat is.
Het voorgaande maakt duidelijk dat deze aansporing geen oproep is om ‘alleen maar’ ijverig te zijn. Het gaat de vader er om dat zijn zoon juist wijzer zal zijn dan de ijverige mier. Hij moet er zich met ijver op toeleggen de wijsheid die de bij eigen is, te vinden! Traagheid is vooral wat dat betreft uit den boze! 2 Deze oproep komt overeen met wat de vader al eerder zei: ‘als je de wijsheid zoekt als zilver en als een schat naar haar speurt, dán zul je de vreze van God begrijpen en de kennis van God vinden. (...) die zal je bewaren voor de slechte weg en van de mens die geen enkele waarheid spreekt.’ 3
Een dwaas en het patroon van zijn leven
Wie zich niet toelegt op het vinden van de wijsheid, is dwaas. Hij denkt geen leiding nodig te hebben en is aangewezen op zijn eigen inzichten. Maar juist zo iemand komt er heel makkelijk toe om de wet van God te overtreden:
Een dwaas en een wetsbreker gaan wegen die niet goed zijn.
Hij is het die wenkt met de ogen, aanduidingen geeft met de voeten,
aanwijzingen geeft met zijn vingers.
Verdraaid van hart denkt hij op elk moment (van de dag) kwaad uit,
zo iemand verbreekt de eenheid in de stad.
Daarom komt zijn verderf plotseling, een breuk en een ongeneeslijke vernieling.
Want hij verheugt zich in alles wat de Heer haat, hij wordt in stukken gebroken door de onreinheid van zijn ziel.
Ogen getekend door hoogmoed, een onrechtvaardige tong, handen die het bloed van de rechtvaardige vergieten en een hart dat slechte overwegingen uitdenkt, en voeten, die zich haasten om het kwade te doen.
Een onrechtvaardige getuige steekt leugens aan en zorgt voor onenigheid te midden van broeders.
Anders dan in de Hebreeuwse tekst gaan deze verzen over één persoon, van wie het optreden destructief blijkt te zijn voor de stad, de polis waarin hij woont.
De vertaler laat in deze verzen het contrast tussen de wijze, die is als een bij en de dwaas heel duidelijk uitkomen:
èè De bij zorgt voor gezondheid in het volksbestaan, de dwaas vergiet bloed.
èè De bij heeft kleine kracht maar doet zijn werk met toewijding en eerbied, de dwaas is hoogmoedig, sluw en onbetrouwbaar.
èè De bij wordt door iedereen geprezen om zijn wijsheid, de dwaas verstoort de eendracht en richt de stad te gronde.
Geen wonder dat de vader er zoveel aan gelegen is dat zijn zoon niet draalt in het zoeken van de wijsheid. Pas als hij haar vindt, vindt hij de juiste weg in het leven en zal hij van betekenis zijn.
Socrates en Alcibiades
De strekking van wat de vader zijn zoon voorhoudt, herinnert sterk aan de paideia van Socrates. In zijn ontmoeting met vooral jonge mensen was het hem er in eerste instantie om te doen hen ervan te overtuigen dat ze de wijsheid misten (ook al waren sommigen in de leer bij de sofisten) en dat het de moeite waard was om haar met de volle inzet van hun ziel te zoeken. Bekend is het gesprek met Alcibiades, die op een dag met het idee kwam dat hij de politiek in wilde. Socrates bracht hem onder ogen dat hij toch zeker wijsheid nodig had om een stad als Athene (die bovendien te maken had met vijandelijke mogendheden) te kunnen besturen! 4 Alcibiades gaf aarzelend toe. Toen rees de vraag of hij er zich werkelijk op wilde toeleggen de wijsheid te vinden. Op het eind van het gesprek lijkt dat het geval te zijn. In werkelijkheid was hij er te hoogmoedig en te lui (indolent) voor. Alcibiades was wat dit betreft een aarzelende figuur: hij bewonderde Socrates, tegelijk belette zijn hoogmoed hem om zijn leven werkelijk af te stemmen op de wijsheid, zoals Socrates wilde.
De gedachte aan Alcibiades dringt zich niet alleen op omdat hij lijkt op de aarzelende figuur zoals Spreuken 6 die schildert. Ook de passage over het optreden van de dwaas past precies op hem: Alcibiades vervreemdde van Socrates en werd onbetrouwbaar, gewelddadig, hoogmoedig en onrechtvaardig. In zijn tomeloze ambitie ging hij leugens en machinaties en het zaaien van tweedracht niet uit de weg. Hij sleepte Athene door zijn doldrieste houding, waardoor hij bewondering en haat oogstte, naar de ondergang. Toen het boekje Spreuken vertaald werd, was dit 150 jaar geleden. De gebeurtenissen lagen (vanwege de impact op de hele toenmalige wereld) nog vers in het geheugen. 5
De vader wijst zijn zoon in Spreuken 6 een volstrekt andere weg:
Zoon, bewaar de wetten van je vader en leg wat je moeder je voorhield niet ter zijde, bind ze altijd op je ziel, en hang ze om je hals.
Wie de wet dichtbij zich heeft, wordt voortdurend herinnerd aan wat deze zegt. Op die manier zal de wet hem behoeden in de nacht en tot hem spreken zodra hij opstaat. 6 In het licht van de wet weet hij zijn weg te vinden. De wet is als een lamp, een licht. De wet staat gelijk aan de wijsheid: ‘de aansporing en het onderwijs’ van de vader en de moeder ‘vormen de weg des levens.’
De prijs voor dwaasheid
Er is een laatste gevaar waar de wet voor behoedt: voor de omgang met een ‘gehuwde vrouw’, die een kwaad gerucht met zich meebrengt. Met de ‘getrouwde vrouw’ wordt in de Griekse tekst een vrouw bedoeld die omgang heeft (gehad) met veel mannen. Ze is er op uit om te verleiden. Wie met de wet voor ogen leeft, wordt behoed voor haar verleiding – haar schoonheid, het aansprekende van haar ogen en haar wimpers. Het onderwijs van de wet (de wijsheid) laat hem namelijk zien wat het hem kost als hij ingaat op haar avances. De vader zegt: ‘De prijs die je betaalt voor een hoer bedraagt nauwelijks een brood. Maar de (gehuwde) vrouw (die het met meerdere mannen hield) jaagt op je kostbare ziel.’
Het is merkwaardig dat de vader suggereert dat de jongen verhoudingsgewijs veel minder kwaad doet als hij omgang heeft met een hoer dan met een getrouwde vrouw. Natuurlijk wil hij de omgang met een publieke vrouw niet bagatelliseren. Hij wil zijn zoon met de vergelijking ervan doordringen hoe ernstig de sexuele omgang is met een getrouwde vrouw. Daarvoor zijn twee redenen. Wie omgang heeft met een hoer verstoort niet rechtstreeks de inzetting van God rond het huwelijk. Het vorige hoofdstuk liet zien, hoezeer de vader het opneemt voor het (monogame) huwelijk en hoe het huwelijk door God bedoeld is. De rijkdom van Genesis 2 klinkt erin door. Wie omgang heeft met een getrouwde vrouw, verstoort de orde van God – iets wat vernietigend doorwerkt in de hele samenleving.
Maar er is meer. Zoals gezegd laat de Griekse tekst uitkomen dat de vrouw om wie het hier gaat, omgang heeft met veel mannen. Zij is het toonbeeld van ontrouw en van hoererij. Zij staat model voor goddeloosheid, voor de breuk met de orde van God, met de wet van God. Wie met haar omgaat, raakt betrokken in haar manier van doen en moet daar de rekening voor betalen.
Die rekening is:
1. De woede van de man, die zich op geen enkele manier laat verzoenen. De vader zegt: een dief kan wat hij gestolen heeft, zevenvoudig terug betalen, maar wie kan een bedrogen man betalen wat hem ontstolen is? Waarmee moet je dat doen? Zijn woede blijft, evenals de schande die iemand moet dragen als bekend wordt dat hij met haar omgang gehad heeft. 7
2. Wie met een vrouw omgaat, die eropuit is te verleiden, verliest niet alleen zijn geld en zijn eer, maar vooral zijn ziel. De woelzieke vrouw vormt het contrast met de wijsheid, die in Spreuken ook wordt geschilderd als een vrouw. Zij is ‘vrouwe dwaasheid’. De vader zegt: Wie zich inlaat met goddeloosheid en zo ook zelf ontrouw wordt, ondervindt de gevolgen daarvan tot in het diepst van zijn ziel: ‘hij zal niet onschuldig worden gehouden’; hij zorgt voor ‘de ondergang van zijn ziel’; zijn schande zal ‘in eeuwigheid niet worden uitgewist’; hij zal bovendien ‘niet ontzien worden in de dag van het gericht’.
Veel meer dan in de Hebreeuwse tekst het geval is, laat de vertaler uitkomen dat de prijs voor ontrouw aan God de eigen ziel is en het (eeuwige) lot ervan. Vers 32 zegt: ‘Door gebrek aan verstand richt de overspelige zijn ziel te gronde.’
Zorg voor de ziel
De vader komt met deze verzen tot een afronding. Eerst liet hij zien hoe dwaas het is je ondoordacht borg te stellen, ook al is het voor een vriend. Vervolgens wees hij erop dat het dwaas is om traag te zijn en spoort hij zijn zoon aan om de wijsheid te zoeken. Tot slot laat hij zien dat gebrek aan verstand ertoe leidt dat iemand open staat voor ontrouw aan God, waardoor hij zijn ziel verliest.
De opvoedkunde van de vader kenmerkt zich door de aansporing tot het zoeken van wijsheid, en dat uit ‘zorg voor de ziel’. 8
H. Klink, Hoornaar
Noten
1 Of ook: ‘heilig’.
2 In de christelijke traditie werd traagheid als één van de hoofdzonden gezien. Zie ook Dante, Inferno, canto 2, waar Vergilius hem indringend toespreekt. In het Italiaans is de verontwaardiging van Vergilius in de klank te horen: ‘Duncque: che è? Perché, perché restai, perché tanta vilta nel core allette, perché ardire e franchezza non hai?’: ‘Wel wat is er? Waarom, waarom blijf je staan, waarom die lafheid in uw hart. Waarom hebt u geen vuur en geen durf?’
3 Zie Spreuken 2: 4-6 en 12.
4 Plato, Alcibiades I, 134e. Zie ook Plutarchus, Alcibiades, 23.
5 Zie ook Plato, Wetten, 715 e – 716b. Zie verder voor Alcibiades vooral Thucydides, De Peloponnesische Oorlogen, passim (vooral VI, 15). Verder: Xenophon, Memorabilia I,ii, 13 en Plutarchus, Alcibiades, passim.
6 Let op het verband met vers 9, 10 en 11.
7 Ook hier kan men denken aan Alcibiades. Hij schaakte de vrouw van de koning van Sparta, bij wie hij zijn heil gezocht had en raakte in opspraak. Uiteindelijk werd de wraak van de familie van een jonge vrouw die hij verleidde hem fataal. Men stak het huis waarin hij zich ophield in de brand. Toen hij zich een weg baande naar buiten, doorboorde men hem met speren en pijlen, waardoor zijn leven noodlottig eindigde. Zie Plutarchus, Alcibiades, 39. Het is niet uit te sluiten dat ook de verzen 11 en 11b van dit hoofdstuk in de Griekse versie zinspelen op Alcibiades. Er staat ondermeer dat als iemand wijs is, armoede op de loop gaat als ‘een kwaadaardige soldaat, die deserteert’. Even daarvoor is sprake van een ‘kwaardaardige reiziger’(in het buitenland). Beide karakteristieken gingen op voor Alcibiades.
8 Beide aspecten kenmerkten de paideia van Socrates en Plato. Zij spraken over ‘zorg voor de ziel’, spoorden aan tot het zoeken van wijsheid en plaatsten het leven sub specie aeternitatis (in het licht van de eeuwigheid).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 2019
Ecclesia | 8 Pagina's