Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Worstelend geloof bij Luther, Calvijn, Rembrandt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Worstelend geloof bij Luther, Calvijn, Rembrandt

8 minuten leestijd

Als Jacob na een jarenlang verblijf in het buitenland teruggaat naar zijn eigen land, overkomt hem iets merkwaardigs (Gen. 32 : 22-32). Het is avond geworden, de laatste avond in een vreemd land. Morgen zal hij thuis zijn. Maar nu is het nog nacht. En hij is alleen bij de Jabbok, een grensrivier. En dan is er ineens iemand die hem de weg verspert. Een onbekende. Een man. Wie is die vreemde douanier die hem de voet dwars zet? Ezau? Een engel? Die vreemdeling blijkt echt een tegenstander te zijn. Jacob mag het beloofde land niet in. Het heeft het gezicht van een overval, een worsteling, een gevecht. En het is Gód die ons de weg verspert, zegt het verhaal. Het is God zelf die zijn land bewaakt, die geen indringer toelaat, die zijn land heilig wil houden, die ons laat zien, dat je daar niet zomaar binnen kunt komen.

Op Rembrandts schilderij zien wij iets van de felheid van die worsteling. Bij de engel is de strijd af te lezen aan het gewaad dat tijdens de worsteling omlaag schuift en ook aan zijn voet, die hij stevig tegen de oever van de Jabbok afzet. Aan de verwrongen houding en het vermoeide gezicht van Jacob zijn de gevolgen af te lezen: zijn heup wordt ontwricht. Wat het schilderij heel bijzonder maakt is, dat de engel met de linkerhand krachtig op Jacobs heup drukt en met de rechterhand op bijna tedere wijze zijn schouder aanraakt. Het heeft zelfs iets weg van een omhelzing! Dat is het ambivalente in dit schilderij, dat de engel enerzijds de confrontatie aangaat en anderzijds Jacob met een serene, bijna liefdevolle blik aankijkt, terwijl Jacob zijn ogen gesloten houdt, alsof hij bidt.

Hoe kwam Rembrandt tot deze fijnzinnige interpretatie? Als wij het commentaar van Calvijn op Genesis lezen, komen we dichter bij het geheim. Voor Calvijn is deze worsteling een model, een paradigma voor het leven van alle gelovigen. Zoals God Jacob met zijn linkerhand aanvalt, zo ondersteunt Hij hem met zijn rechterhand. En als God ons als gelovigen beproeft, dan vecht Hij tegen ons met zijn linker-, maar vóór ons met zijn rechterhand. Waarbij de rechterhand staat voor de goddelijke genade waarmee Hij ons zegent (vgl. Jes. 41 :10).

En hiermee komen wij via Calvijn bij een van de hoofdaders van de theologie van Luther. Luthers hele werk is doorgloeid van eigen Godsontmoeting in aanvechting en uitredding. Door de aanvechting heen leerde Luther de betrouwbaarheid van het Woord kennen. De aanvechting behoort tot het hart van Luthers theologie, omdat zij alles te maken heeft met het hart van het Evangelie zoals hij dat herontdekt heeft: de rechtvaardiging door het geloof. De gelovige verkeert in het spanningsveld van Wet en Evangelie. Theologie begint voor Luther met het weten wat wet en wat geweten is. Luther wordt niet moe telkens opnieuw te zeggen, dat God met twee woorden spreekt: Wet en Evangelie. Er zit dynamiek in. Het Woord van God wil mensen ergens vandaan halen en ergens naar toe brengen en is per definitie een gebeuren. Anders gezegd: Het Woord maakt zélf de beweging van Wet naar Evangelie. Als de engel Jacob met zijn linkerhand de weg verspert, is dat de Wet met zijn: “Gij zult! Gij zult niet!” En als de engel met zijn rechterhand de zegen geeft, dan is dat niets minder dan evangelie. Bij Luther staan de begrippenparen Wet en Evangelie, het werk van Gods linkerhand en zijn rechterhand, Gods toorn en Gods liefde, zijn oordeel en zijn vrijspraak, zijn nee en zijn ja in een spanningsvolle polariteit.

Die tweeheid is een onderdeel van de gang der godsopenbaring, van de heilsweg die God met de mens gaat en die uitmondt in de genade van het nieuwe verbond. Je zou hier kunnen spreken van Gods pedagogie met de mens.

Wat gebeurt er als je met Gods Wet geconfronteerd wordt? Dat je een beter mens wordt, moreel hoogstaand en sociaal actief? Misschien, maar vooral dat je groeit in zelfkennis en Godskennis, zoals Calvijn in de ouverture van zijn Institutie zegt. Zelfkennis in de zin van besef van schuld en zonde. Voor de moderne mens, de gearriveerde christen is zondebesef iets ongehoords. Hij leeft goed. Hij wast immers zijn auto, kust zijn vrouw, geeft de kinderen hun zin, werkt hard en gaat wel eens naar de kerk, met Kerst zelfs elk jaar. Hoezo zonde? Maar volgens dr. W. Aalders gaat het juist om het geestelijk verstaan van de Wet. Niet moralistisch, niet burgerlijk, niet uiterlijk, maar persoonlijk, innerlijk, door het werk van de Heilige Geest in ons hart. Het betekent, dat de Wet innerlijk net zo verstaan wordt als bij de afkondiging op de berg Sinaï. Zij staat voor de mens als Woord van God in majesteit en heiligheid. In de Wet hebben wij te maken met de levende, verterende werkelijkheid van Gods eisende gerechtigheid. En wie daarmee in aanraking komt, raakt in diepe nood. De Wet laat ons zien hoe wij er werkelijk voor God aan toe zijn. Nee, dat is niet het eigenlijke werk van God. Het échte werk (opus proprium) is redding, verlossing, heil. Maar eerst verricht Hij zijn vreemde werk (opus alienum), zoals Jesaja 28 zegt: ‘Vreemd is zijn werk’. Niet dat God dat graag doet. ‘Niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensenkinderen’(Klaagl. 3 : 33). Hij heeft er geen behagen in als Hij ons mooie, luxeleventje ruw moet verstoren. Maar dat vreemde werk is soms wél hard nodig. Want juist zo kan God ruimte scheppen voor zijn eigenlijke werk. Als Hij onze opgeblazenheid heeft lek geprikt, onze hoogmoed te pletter geslagen, dan kan Hij ook zijn heil aan ons kwijt. Dan gaan we daarnaar verlangen. Zo roept Jacob in zijn machteloosheid uit: ‘Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent!’ Jacob waagt het een appèl te doen op Gods hart, op het ja dat achter het nee verborgen is, op de genade die schuil gaat achter Gods heiligheid. En dan mag Jacob zijn bedriegersnaam inleveren en een nieuwe naam ontvangen: Israël. Zo vindt er bij de grensrivier een overgang plaats, een transitus. Zó ging ook Luther in zijn beleving door de poort van het Paradijs, als hij de omslag van Wet naar Evangelie doormaakt, als hij zijn blik op de Gekruisigde slaat. In het Evangelie spreekt God zich ten volle uit; Hij legt zijn hart bloot en spreekt zijn diepste bedoelingen uit. Luthers taal krijgt een lyrische gloed als hij in zijn inleiding op het Nieuwe Testament schrijft: ‘Evangelie is een Grieks woord en het betekent: goede boodschap, blijde tijding, heugelijk nieuws, waarvan men zingt, spreekt en vrolijk is, net als toen David de reus Goliath had overwonnen en er een blijde jubel en troostvolle tijding bij het Joodse volk was. In die zin is nu ook het Evangelie van God een blijde tijding en een jubel, die dank zij de apostelen de hele wereld overgaat, namelijk dat een ware David met zonde, dood en duivel gestreden en hen overwonnen heeft, waardoor allen, die in zonden gevangen, door de dood geplaagd en door de duivel overweldigd waren, nu zonder eigen verdienste verlost, rechtvaardig, levend en zalig gemaakt zijn en hun vrede geschonken is en zij bij God thuis gebracht zijn. Daarvan zingen zij, danken zij God, jubelen zij en zijn vrolijk tot in eeuwigheid.’

Er wordt wel eens vergeten dat Luthers drijfveer pastoraal van aard was. Zijn berouwvolle besef van zonde is geen teken dat God ons haat, maar juist het bewijs dat Hij vernieuwend in ons bezig is. Door Luthers inzicht blijf ik niet meer hangen in het besef tekort te schieten. Nee, het gevoel niet te deugen is al Gods donkere werk, een soort innerlijke schoonmaak als voorbereiding op de komst van zijn glorie en genade.

In zijn biddend worstelen met de engel ontdekt Jacob dat ook in dit donker God met hem bezig is. Dat wat diepe duisternis en wanhoop schijnt, toch datgene is wat ons inniger met God en Gods liefde verbindt. Op Rembrandts schilderij zie je dat in de beschermende vleugels die de engel over Jacob uitspreidt.

‘En de zon ging over hem op’ (Gen. 32 : 31). In dat stralend licht mag Jacob als Israël het Beloofde land binnengaan. Geen wonder, dat Luther de engel van Genesis 32 dan ook interpreteert als een prefiguratie van de Christus die eens komen zou.

Met Luther, Calvijn én Rembrandt bevinden wij ons in de binnenkamer van de Reformatie. Dat deze benadering nog steeds mensen in hun geloof sterkt en staalt, blijkt uit het lied dat Jochen Klepper in 1942 te Berlijn aan het papier toevertrouwde:

God lijkt wel diep verborgen

in onze duisternis

maar schenkt ons toch een morgen

die vol van luister is.

Hij komt ons toch te stade

ook in het strengst gericht.

Zijn oordeel is genade,

Zijn duisternis is licht.


Bronnen:

Aalders,W: Luther’s anti-modernisme in: Uit het geloof, Liber amicorum voor A.J. de Jong, Leiden 1983. Bodar, Antoine: Teloorgang van het heilige, in: Trouw, 23 dec. 1995. Dobbert-Dunker, Alexander: ‘In summa angustia animi’ – Jakobs Kampf mit Gott, Luthers Auslegung von Gen 32 in: Steiger, Johann Anselm und Heinen, Ulrich: Isaaks Opferung in den Konfessionen und Medien der frühen Neuzeit. Berlin 2006. Perlove, Shelley and Silver, Larry: Rembrandt’s Faith, Pennsylvania, 2009. Zwanepol, K: Johannes en Jezus als wet en evangelie in: Bakker, J.T. en Boendermaker, J.P.: Luther na 500 jaar, teksten, vertaald en besproken, Kampen 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021

Ecclesia | 8 Pagina's

Worstelend geloof bij Luther, Calvijn, Rembrandt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021

Ecclesia | 8 Pagina's