Eerbied: de betekenis van een traditionele deugd
Eerbied is een deugd die in onze egalitaire samenleving weinig wordt beoefend. Dit is niet verwonderlijk: waarom – zo zal het gevoelen zijn – moet men eerbied betonen aan zijns gelijken? Eerbied immers veronderstelt hiërarchie en dat is tegengesteld aan het moderne levensgevoel. Niettemin blijft eerbied of eerbiedigheid van wezenlijk belang. Werkelijke deugden –we zien dit in de verheven ideeënleer van Plato en de niet minder verheven zedenleer van het christendom – blijven immers voor altijd hun waarde behouden. Dit omdat ze aan de mens gegeven en niet door hem uitgevonden zijn, hij hoeft ze slechts te ontdekken, hun goddelijke oorsprong te eerbiedigen en ze naar zijn vermogen na te volgen.1
Naar de omschrijving van Van Dale is eerbied een gevoel van bewondering om meerderheid inzonder op geestelijk of zedelijk gebied. Dit is uiteraard slechts een beperkte definitie. Voor een meer uitgebreide omschrijving moeten we ons wenden tot het lemma van de theoloog en ethicus Brillenburgh Wurth (1898-1963) in de Christelijke Encyclopedie (1951-1961). Hierin wordt eerbied omschreven als de innerlijke houding van de mens tegenover hetgeen in engere of ruimere zin een heilig gewijd karakter draagt en hem daartegenover een heilige distantie doet bewaren. Maar bovenal is eerbied op haar plaats tegenover God zelf en alles waarin Hij zijn heerlijkheid en eer openbaart. Deze op God gerichte eerbied betekent dat het leven in zichzelf niet heilig en als zodanig voorwerp van aanbidding is. De echte eerbied voor het leven en de dingen is uiteindelijk alleen mogelijk wanneer de mens met eerbiedig ontzag voor de Schepper is vervuld; waar dit eerbiedig ontzag wegvalt zal straks alle eerbied wegvallen. In dit verband heeft alle werkelijke opvoeding de mooie taak de kinderen tot eerbied te leiden en daarmee hun leven zeer te verrijken.
Eerbied voor een onpersoonlijk Opperwezen is moeilijk denkbaar, zij behoort, in theologische terminologie, structureel bij de leer van een persoonlijke God.2 aan wie de mens zich overgeeft en toevertrouwt, en die in dankbaarheid het uit Gods hand ontvangen leven eerbiedig bewaart en dit leven tegelijk in dienst van de Schepper stelt.3 Kennis van en liefde tot God vereist eerbied, leidt tot de vreze Gods die het beginsel der kennis en het begin der liefde is.4 Zij loopt echter gevaar uitgeroeid te worden door beschouwelijke overwegingen, en wanneer men, zo schrijft Miskotte, zelf beschouwelijk leeft is het volstrekt onmogelijk deze vreze, deze eerbied, die hijzelf ook op huisbezoek wilde betrachten,5 te bewaren; zij kan slechts volbracht worden door het gebed, het gedurig gebed, het treden van verre in de voorhof der Presentie.6 Niet verwonderlijk dat Miskotte een prachtig meditatief boekje over het gebed heeft geschreven.7
In overeenstemming met de hiërarchische ordening van de wereld en de kosmos zijn we in de eerste plaats eerbied verschuldigd aan God, eerbied die voortvloeit uit de door Thomas van Aquino gemodificeerde platoonse deugd van rechtschapenheid waartoe behoort dat de mens ieder het zijne geeft. In de eerste plaats dus de verschuldigde eerbied aan God. Vervolgens aan onze ouders en ons vaderland aan wie we – indien het goede ouders en een goed vaderland zijn – zo veel hebben te danken.In de derde plaats – er is hier sprake van een rangorde – komen de hoogwaardigheidsbekleders, de mensen die belangrijke publieke ambten vervullen, zorgen voor vrede en veiligheid en welvaart. Ten slotte volgen andere weldoeners als docenten, buren, vrienden, soms wildvreemden; hen allen zijn wij eerbied verschuldigd.8
Veel kan, we zouden bijna zeggen moet, gevoelens van eerbied oproepen maar niets dwingt meer eerbied af dan de mens die de eigen persoon in dienst van de ander of van het algemeen goed stelt, of zelfs zich hiervoor opoffert; niets is immers moeilijker en uitzonderlijker dan deze zelfverloochening;9 wij kunnen dit maar niet leren, zo schreef Réveilman Willem de Clercq in zijn dagboek.10 Gelukkig echter dat de geschiedenis niettemin vele voorbeelden van zelfverloochening kent. Onze Heiland is hiervan het volmaakte voorbeeld, maar velen, van de apostelen en martelaren tot hen die tegen totalitaire regimes als communisme en nationaalsocialisme streden, hebben Hem gevolgd, hun leven gegeven, en verdienen onze eerbied. Eerbied mogen wij ook hebben voor de vele begenadigde mensen die ons schatten van waarheid, schoonheid en wijsheid hebben ontvouwd waardoor ons eigen leven dieper en rijker kan worden, we onze ziel kunnen verheffen tot de dingen die er werkelijk toe doen, tot het rijk dat daarboven is.
Eerbied is nauw verbonden met ontzag en bewondering. Zij is het echter ook met gehoorzaamheid. Deze is niet slaafs, niet serviel. Verre van dat. Het is, zo schrijft dr. Aalders, een van die mensen voor wie we eerbied kunnen hebben, de grootste glorie van een mens “om te gehoorzamen. Dat is eerbied. Eerbied voor God in de eerste plaats. Maar ook eerbied voor de vrouw, eerbied voor het kind. Eerbied voor elk medeschepsel, eerbied voor het huwelijk. Eerbied ook voor het gezag. Dat is niet klein. Dat is de grootste waardigheid van de mens. Dat is de grootheid van Abraham geweest, van de profeten, van Mozes, van de apostelen, van de discipelen”.11 Werkelijke eerbied komt ook tot uitdrukking in een duidelijk bewaarde afstand tot de fysieke verschijning van de ander.12 Dit is dus afstand in de letterlijke zin van het woord maar geestelijke afstand is weer van een andere orde. Deze geestelijke distantie, deze uiterste eerbied voor de ziel van de naaste, eerbiedigt het geheim van de ander, inzonderheid dat van de meest nabije wiens geheim door de nabijheid niet kleiner wordt. Juist het tegendeel is het geval. Er is “geen dieper geheim dan twee mensen die elkaar zo dicht naderen dat ze van elkaar houden. Nergens merkt de mens zo duidelijk de macht en de heerlijkheid van het geheim als hier… hoe meer ze van elkaar houden en in de liefde van elkaar weten, des te dieper beseffen zij het geheim van hun liefde”.13
Eerbied zal altijd verbonden zijn met specifieke eigenschappen als ontzag, bewondering, dankbaarheid, en dit alles overgoten door de liefde. Eerbied kan zich echter ook verder uitstrekken, heel het leven in al zijn verschijningsvormen omvatten. Dit is het geval bij Albert Schweitzer voor wie eerbied voor het leven – en met leven bedoelde hij elk levend mens, dier en ding in de gehele kosmos – de hoogste vorm van ethiek is. Ethiek die hij formuleerde als de onbegrensd geworden verantwoordelijkheid voor alles wat leeft. Liefde is hier echter het meest van alles, haar universele ethiek was voor hem de grondslag van de eerbied voor het leven.14
Echte eerbied geeft niet alleen de ander de hem toekomende eer maar is ook verheffend voor de mens die deze eer bewijst. Besef van eigen kleinheid en geringheidhier natuurlijk niet te verstaan als zelfverachting – tegenover de zedelijke meerderheid van de ander of tegenover de grootse en verheven werken van kunst en wetenschap en hun scheppers. Besef dat nederig en dankbaar maakt. Hoe kan het anders? Eerbied wenkt immers naar“een wereld, waar de groten,/de tijdelozen, voortbestaan./Tot wie wij kleinen mogen gaan;/de enigen die ons nooit verstoten’.15
1 Zie hierover: Andreas Kinneging, De onzichtbare Maat. Archeologie van goed en kwaad. Amsterdam 2020.
2 K.H. Miskotte, Uit de dagboeken 1935-1937. Samengesteld en toegelicht door A.C. den Besten, H. Breebaart-Miskotte en E. Kuiper-Miskotte. Kampen 2001, 175.
3 Dietrich Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek. Samengesteld, vertaald en ingeleid door Gerard den Hertog en Wilken Veen. Zoetermeer 2012 2 , 38.
4 K.H. Miskotte, Uit de dagboeken 1930-1934. Samengesteld en toegelicht door A.C. den Besten, H. Breebaart-Miskotte en E. Kuiper-Miskotte. Kampen 1990, 74-75.
5 Ibid., 19.
6 Miskotte, Dagboeken 1935-1937, 175.
7 K.H. Miskotte, De weg van het gebed. ’s-Gravenhage 1962.
8 Kinneging, De onzichtbare Maat, 527-528.
9 Andreas Kinneging, Geografie van goed en kwaad. Filosofische essays.Utrecht 2005, 90.
10 Dagboek De Clercq, 7 januari 1830. Zie: http://resources. huygens.knaw.nl/dagboekdeclercq.
11 P.J. Stam, ‘Het oog omhoog, het hart naar boven. Een leven lang leerling van ‘dominee’-doctor Willem Aalders. Een herinnering als een ‘marque d’honneur. Katwijk 2010, 272.
12 Bonhoeffer, Aanzetten, 144.
13 Dietrich Bonhoeffer, Goede machten, een keuze uit zijn werk voor een nieuwe generatie door Otto Dudzus. Baarn 1985, 34-35.
14 Hiervoor is gebruik gemaakt van Wikipedia, Christelijke Encyclopedie. Onder red. van G. Harinck e.a. Kampen 2005, Grote Winkler Prins. Amsterdam 1979-1984.
15 Laatste regels van: Ida Gerhardt, Het sterreschip. Amsterdam 1979, 35.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021
Ecclesia | 8 Pagina's