Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de ziel van de jongere (XXVII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de ziel van de jongere (XXVII)

14 minuten leestijd

‘Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt, hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, zoals een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels, maar u hebt niet gewild.’1

De Here Jezus spreekt deze woorden in Jeruzalem, enkele dagen nadat Hij de stad was binnengetrokken en de tempel had gereinigd en enige dagen voorafgaand aan de kruisiging. Ze vormen één van de zogenaamde woorden van wijsheid, die Jezus uitsprak.2 Ze herinneren sterk aan het spreken van de Wijsheid in Spreuken 1 en 8, waar Vrouwe Wijsheid de stad (Jeruzalem) indringend uitnodigt naar haar te luisteren. Jezus maakt zich tot spreekbuis van de Wijsheid.

De vervulling van de Wijsheid

Jezus vervult niet alleen de Wet en de profeten, maar ook de wijsheid. Het is van betekenis daar de vinger bij te leggen.

Het Oude Testament wordt gevormd door drie soorten ‘literatuur’, die beurtelings in de geschiedenis van Israël vorm kregen. Aan het begin van Israëls volksbestaan was er de Wet van Mozes. Na verloop van tijd traden de profeten op (ten tijde van de koningen). Daarna kreeg de Wijsheidsliteratuur gestalte, die haar hoogtepunt bereikte in de laatste eeuwen voor Christus.3

Christus vervult ze alle drie. Allereerst geldt dat de Wet. Het is van betekenis dit te onderstrepen. Het Evangelie is nooit ‘los verkrijgbaar’, een opvatting die in onze tijd steeds meer opgeld doet: het Evangelie wordt in dat geval een boodschap met vooral een sociale inhoud, die volledig afgestemd is op wat wij in de moderne tijd belangrijk vinden. Nadrukkelijk stelt de Here Christus aan het begin van zijn hele optreden (in de Bergrede): ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om de Wet en de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.’4 Christus is ook de vervulling van de profeten. Niet voor niets verwijst Hij zijn discipelen meerdere keren naar wat de profeten over Hem gezegd hebben. Daar komt bij dat Hij zich, voordat Hij zijn werk begint, aansluit bij Johannes de Doper, die Hij de grootste van de profeten noemt. Zijn optreden ging bovendien gepaard met profetische kracht, zodat het volk verbaasd uitriep: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan!’5

Het is niet toevallig dat Lukas er de vinger bij legt dat Hij voorafgaand aan en ook na zijn 12e levensjaar ‘toenam in genade en wijsheid bij God en de mensen.’6 De Here Christus was gedrenkt in de Wijsheidsliteratuur. Wie is, als Hij, in staat om in korte, bondige spreuken zoveel wijsheid naar voren te brengen? Hij identificeert zich zelfs met de Wijsheid, als Hij de Israëlieten verwijt dat ze zijn als kleine, nukkige kinderen, die op geen enkele manier in beweging te krijgen zijn. Als hun leeftijdsgenoten bruiloft spelen, doen ze niet mee; als ze begrafenis spelen evenmin. Niets is naar hun smaak. Hij bedoelde: ‘De prediking van Johannes de Doper ging gepaard met strengheid en onthouding. U keurde die af. Mijn prediking is uitnodigend en Ik kom onder de mensen en eet met hen, dat keurt u eveneens af. Er valt met u niets te beginnen!’ ‘Maar’ zegt Christus dan: ‘de Wijsheid (Hijzelf) is gerechtvaardigd door haar kinderen.’7 Aan de kinderen die wèl luisteren, valt af te lezen hoe groots de Wijsheid, die hen opvoedt (Jezus zèlf), is.

In Mattheus 23 maakt Jezus zich op een indringende manier tot spreekbuis van de Wijsheid. Hij houdt de stad vóór: ‘Ik zend tot u profeten, die u zult doden.’ In de Griekse vertaling van het Oude Testament zegt de Wijsheid in Spreuken 9 dat zij haar dienaren uitzendt met een vreugdevolle boodschap. Zoals de Wijsheid dat deed, zal Christus het ook doen. Als Hij dit gezegd heeft, breekt Hij echter uit in de klacht: ‘Jeruzalem, u die de reputatie hebt dat u de profeten doodt, die tot u gezonden zijn, hoe vaak heb Ik u bijeen willen vergaderen als een hen haar kuikens.’

De gelijkenis van de wijngaard

De Here Jezus sluit met deze woorden aan bij de zogenaamde gelijkenis van de wijngaard die Hij waarschijnlijk daags daarvoor had uitgesproken. Een rijke heer had een stuk grond gekocht om er een wijngaard aan te leggen. Hij metselde er een muur omheen, maakte gaten in grond voor de wijnkuipen en bouwde een oven, waarin de wijn gestookt kon worden. Daarop nam hij enkele werknemers aan, die er het werk zouden doen, om vervolgens zelf naar het buitenland te reizen. Tegen de tijd van de oogst stuurde hij enkele knechten om de opbrengst van de wijngaard te ontvangen. Maar dán doet zich het ongehoorde voor dat de werknemers (die er ook aan verdienen, het zijn ‘gewone’ werklui) de knechten met geweld onthalen. De één takelen ze toe, de ander doden ze en een derde stenigen ze. Als de heer vervolgens een nog groter aantal knechten stuurt, vergrijpen ze zich ook aan hèn!

Wat Jezus bedoelt, is duidelijk: de ‘heer’ is de Here God. De wijngaard is Israël, dat het eigendom is van de Here God zelf. Hij riep Abraham, Hij schonk het volk het verbond onder Mozes en Hij zorgde ervoor dat het het beloofde land kon binnentrekken. Hij gaf David als koning en Hij gaf het volk de tempel. Dat dit alles een geschenk was, werd nog door Salomo uitdrukkelijk onder woorden gebracht. Als hij de tempel gaat bouwen, zegt hij: ‘Van U is de tempel en niet van ons.’ Hijzelf is ‘slechts’ een dienaar van God. Zo had ook David het gezien.8

Maar dit besef heeft niet lang geleefd bij hun nakomelingen. Als een kleine honderd jaar later koning Achaz zich zorgen maakt omdat de koning van Syrië zich vijandig opstelt, is hij van plan om steun te zoeken in Egypte (Jesaja 7). De profeet Jesaja ontraadt hem dat ten stelligste: ‘U schat de situatie in de wereld verkeerd in. Syrië vormt niet echt het probleem en een verbond met Egypte zal u alleen maar schaden. Vertrouw op God! U kunt dat met een gerust hart doen, vraagt u desnoods een teken!’ Maar de koning antwoordt ontwijkend. Hij wil geen teken vragen, omdat hij, áls hij dat krijgt, zich gebonden zal voelen om de weg in te slaan die Jesaja hem aanraadt. En dat wíl hij niet. Hij wil afgaan op zijn eigen inzichten. Zo onttrekt hij zich aan de profeet en eigent hij zich de zeggenschap over Israël toe.

In toenemende mate hebben de profeten moeten ondervinden dat de koningen, gesteund door valse profeten, hun eigen weg gingen, hen bedreigden en hen doodden. Daarop duidt Jezus, als Hij vertelt over het lot van de knechten van de heer van de wijngaard.

Maar Hij gaat verder: de heer van de wijngaard stuurt nadat zijn knechten zo behandeld zijn, uiteindelijk zijn eigen zoon. De zoon is een groots man, die allure heeft en gratie, iemand die indruk maakt. Als ze hem zien, zullen ze zich schamen en tot inkeer komen. Maar dan gebeurt het onwaarschijnlijke: ze vergrijpen zich ook aan hem!

Wat Jezus hier schetst, grenst voor de mensen van toen aan het onmogelijke. Dat is nóg zo. Als iemand een bedrijf opricht en zijn werknemers schofferen hem op de manier waarover Jezus vertelt, zouden de kranten er vol van staan. Niet voor niets antwoorden de farizeeën, als Jezus vraagt wat de heer van de wijngaard met de arbeiders zal doen, dat Hij hen zwaar zal straffen, de wijngaard zal afnemen en aan anderen, die de vrucht wel opbrengen, zal geven!

Op dat antwoord wachtte Jezus. Hij voegt eraan toe, met een verwijzing naar Psalm 118: ‘Hebt u niet gelezen dat de steen die de bouwlieden verwerpen, door God tot een hoeksteen gelegd wordt van een nieuw gebouw?’ Ze begrepen wat Hij bedoelde: Hijzelf is de Zoon van God, die God, na zoveel profeten, gezonden heeft. Nú staan zij voor de keuze wat ze met de Zóón zullen doen: zullen ze zijn claim aanvaarden of Hem doden?

De hen en haar kuikens

Op de vraag van deze gelijkenis borduurt Jezus voort in de wijsheidsspreuk over de hen en haar kuikens. Er is wel niemand die de vergelijking mooier voor ogen heeft gesteld dan Maarten Luther.

Luther wijst op drie aspecten. Een hen begint indringend te tokken als de kuikens dingen doen, die hen in gevaar brengen. Zo begon Christus zijn prediking over het Koninkrijk der hemelen op zo’n manier dat het volk in de gaten kreeg hoe lelijk en gevaarlijk de zonde is en tot inkeer kwam.

Een hen pikt een graankorrel op en werpt die vervolgens voor de voeten van de kuikens, alsof ze wil zeggen: ‘Hier, pak het op!’ Zo heeft Christus uit het Oude Testament zaden (teksten) genomen en ze zo belicht dat ze als nieuw schenen: het volk kon er zich aan voeden. Bovendien deed Hij wonderen. Hij strooide het zaad uit van het Koninkrijk der hemelen: hier een wonder, dáár een wonder, waardoor Hij de rijkdom van dat Koninkrijk in het licht stelde.

Een hen biedt tenslotte beschutting. Als er onheil dreigt, begint zij misbaar te maken, de kuikens komen aanrennen en binnen enkele seconden verbergt ze die onder haar vleugels, zodat ze niet meer te vinden zijn. Daar koesteren ze zich aan de lichaamswarmte van het dier. Zo roept Christus de Israëlieten tot zich: Hij wil hen met zijn vleugels dekken en de warmte geven, de warmte van de Heilige Geest, waardoor hun innerlijk, hun gedachteleven verandert. Aldus Maarten Luther.

Bescherming waartegen?

De gelijkenis van de wijngaard maakt duidelijk waartegen de Here Christus de Israëlieten wil beschermen. De heer van de wijngaard wil zien hoe het met de oogst staat. Kan men die afdragen? Kan er in Israël geoogst worden? Men ervoer in de tijd van Christus de geschiedenis alom, ook in de heidenwereld, als problematisch. Het was een tijd van angst en onzekerheid. Men had het gevoel dat de wereldgeschiedenis naar een crisis tendeerde, waarbij alle volkeren betrokken waren. In zo’n situatie een licht te zijn, bij het licht waarvan de volkeren de weg tot God konden vinden – dáártoe was Israël bestemd. Israël was ertoe bestemd het licht dat het zelf ontving, door te laten dringen op de hele aarde. De oogsttijd was nabij. Brachten de leidslieden in Jeruzalem déze vrucht op of stonden ze de oogst in de weg? De Here God kon vrucht verwachten, nadat Hij het volk en vooral Jeruzalem honderden jaren bevoorrecht had. Maar was men er zover?

Crisis

Het tegendeel was het geval. Jeruzalem deed, waar het de ontwikkeling betreft die de volkeren in hun greep hielden, een flinke duit in het zakje.

Allereerst was daar de verdeeldheid tussen de farizeeën en de sadduceeën in het Sanhedrin. De eersten waren hooghartig en lieten zich voorstaan op hun wetsbetrachting. De sadduceeën, de rijke, aristocratische, verlichte priesterkaste was zelfbewust en hoogmoedig. Beide sekten stonden veelal lijnrecht tegenover elkaar. Daarnaast greep de beweging van de zeloten, religieuze fanatiekelingen, die de Romeinen met geweld het land uit wilden werken, meer en meer om zich heen. Dan waren er de Romeinen, die de ontwikkelingen in Israël met argusogen in de gaten hielden. En uitgerekend rond de tijd van Jezus’ sterven en opstanding, werd de kiem gelegd van een vete in de hogepriesterlijke familie, die decennia zou duren. Tenzij er een andere weg in geslagen werd, zouden al deze factoren leiden tot een desastreuze situatie, die zich dan ook in 70 na Chr., toen Jeruzalem viel, volop voordeed.

Tegen deze ruïneuze ontwikkelingen wilde Christus als een hen het volk en Jeruzalem beschermen.

In dit krachtenveld was Hij zijn prediking begonnen, komend uit Galilea. Hij was ánders dan wie dan ook! Zijn stem was die als van een hen: als Hij sprak werd als vanzelf duidelijk wat kwaad was en wat niet! Hij pikte het graan uit het Oude Testament en liet dat groots oplichten. Hij deed wonderen, genas zieken en sprak zoals niemand dat deed: ‘Komt tot Mij allen die vermoeid en belast bent en neem mijn juk (mijn onderwijs) op u en Ik zal u rust geven!’ In zijn nabijheid werd het leven van velen vernieuwd, zelfs van de grootste zondaren, omdat de krachten van het koninkrijk der hemelen tast- en voelbaar waren. Zo kwam Hij in Jeruzalem. Als men Hem zou aanvaarden, zou de stad gered worden. Dan zou het tot een oogst komen, zoals God die bedoeld had. Israël zou het licht der heidenen zijn.

Zo stond Jeruzalem, nu Jezus in de Naam van de Vader kwam, op een tweesprong.9 De leidslieden echter wezen Hem af en doodden Hem. Ze gaven geen gehoor aan de stem van de Wijsheid. De kinderen bleven aan de kant staan en weigerden ‘het spel’ mee te spelen.

Doorbraak en vrucht

Is daarmee alles mislukt? Nee! Had Jezus niet gezegd: ‘De Wijsheid is gerechtvaardigd door haar kinderen’? Er zijn er die luisteren. We hoeven maar te denken aan de discipelen, aan Maria, Martha en Lazarus, aan Maria Magdalena, Nicodemus en Jozef van Arimathea. Zij schuilden in de crisis die kwam, bij Hem en door de warmte die bij Hem te vinden was, werden zij wederom geboren.

Zij vormden de kiem van de kerk, die binnenkort zou ontstaan. Als de leidslieden Jezus zouden afwijzen en ter dood brengen, zou God, zo duidde Jezus al aan, ‘de steen die zij achteloos wegwierpen’ stellen ‘tot een hoeksteen’ van een nieuw gebouw. De Zoon zou de erfenis in ontvangst nemen, niet alleen van de wijngaard Israël, maar van de hele wereld. Hij zou alle macht ontvangen en zorgen voor een nieuw heiligdom, een nieuwe tempel, waarvan Hij de spil is: het heiligdom in de hemel, dat Hijzelf uitgerekend door zijn sterven opent – voor de hele wereld!

Hij nam de zonde daarvan, in déze crisis, op zich en droeg die weg. Dát ontdekten na Pasen Maria Magdalena, Maria en de kring van discipelen en na enige tijd op Pinksteren, duizenden anderen. Zo ontkwamen zij in het middelpunt van de wereldgeschiedenis aan de crisis, aan het oordeel en droegen zij vruchten voor God. Zo brak het heil, door toedoen van Christus, in dit crisismoment door op de wereld.

Doordat Christus trouw geweest is aan de Vader, is het stemgeluid van de hen tot alle volken doorgedrongen.

Toen Salomo koning werd, spoorde zijn vader hem aan om in de weg van God te gaan. Tot twee keer toe houdt hij hem voor: ‘Wees sterk, wees moedig.’10 Hij bedoelde: houd u aan God, erken God als de eigenaar van Israël en dien Hem. Dát heeft Christus als de eigenlijke Zoon van David gedaan. Bij de intocht ging Hij de stad tegemoet op een ezel, zoals destijds Salomo. Hij claimde de tempel voor zijn Vader en liet de claim gelden, tot voor Kajafas en het Sanhedrin, dat Hij de erfgenaam was van alles, omdat Hij de Zoon van God is. Daardoor bracht Hij het licht dat Israël moest laten schijnen, in deze wereld. Hij deed dat tot op het kruis toe. Daarom is Hij verhoogd en kreeg Hij ‘een Naam boven alle naam’.

Bij Hem kunnen volkeren schuilen, want de stem van de hen komt tot de volkeren. Bij Hem kunnen ze rust vinden en vrede, de weg tot God. Ze hebben dat op grote schaal gedaan. De vraag is maar hoe wij in onze tijd met dit voorrecht om gaan.


Lichtstralen op de lijdensweg

Daar, op de berg der heerlijkheid,

heeft God gesproken: "Daar zij licht!"

Het straalde van Zijn aangezicht,

omhulde Jezus, wereldwijd.

En weer beval God: "Daar zij licht!"

en ’t stroomde over Jezus hoofd;

en nardus geurde. – Wie gelooft,

ziet God zélf in het aangezicht.

Daarna sprak God weer: "Daar zij licht!"

En bij de intocht in de stad

viel licht met palmen op Uw pad

en zong men psalmen van het Licht.

Die nacht in de olijvenhof

sprak God nog eenmaal: "Daar zij licht!"

– Een engel droogde Uw gezicht

van bloed en tranen, zweet en stof.

Maar na het donker van ’t gericht,

de nacht van Golgotha, het graf,

sprak God: "Licht, daal naar d’aarde af!

Sta op , Mijn Zoon, en kom in ’t licht!

Nel Benschop


Noten

1 Mattheus 23: 37

2 Zie daarvoor Felix Christ, Jesus Sophia, Zürich, 1970.

3 Daarbij moet ook de apocalyptische literatuur genoemd worden (waaronder Daniël) die ook van late datum is: de literatuur over de geschiedenis en de doorbraak van de openbaring van God daarin.

4 Mattheus 5: 17

5 Lucas 7: 16

6 Lucas 2: 40, 52

7 Lucas 7: 35

8 1 Koningen 8: 51; 10: 9; 1 Kronieken 29: 14 - 16

9 Denk aan de intocht en de tempelreiniging, die de farizeeën ertoe brachten Jezus te vragen uit welke volmacht Hij dit alles deed!

10 1 Kronieken 28: 10, 20

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2021

Ecclesia | 8 Pagina's

Om de ziel van de jongere (XXVII)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2021

Ecclesia | 8 Pagina's