Psalm 45 in de LXX
Tot het einde: over de zonen van Korach, over de verborgen dingen.
Een psalm.
Onze God is een toevlucht en een kracht, een buitengewone hulp als benauwdheden ons vinden.
Daarom zullen wij niet vrezen, al zou de aarde in beroering worden gebracht en de bergen verzet worden in het hart van de zeeën.
De wateren ervan brulden en werden in beroering gebracht, de bergen werden in beroering gebracht door Zijn machtige kracht.
Tussenspel
De stromen van de rivier verheugen de stad van God: de Allerhoogste heeft (er) Zijn woningen geheiligd. God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen: God zal haar redden in de vroege morgen.
Luther
PPsalm 46 is een in kerkelijke kring bekende Psalm. Niet in het minst door het gezang ‘Een vaste burcht is onze God’ van Maarten Luther, dat er een berijming van is.
Wie Luthers lied kent, beseft dat hij zich in een moeilijke tijd aan de Psalm heeft opgetrokken. De Psalm hielp hem om door de omstandigheden waarin hij zich bevond, heen te zien. Daardoor kreeg hij moed en kracht en ook vat op de wereld waarin hij leefde. Het is als met de jongen die in dienst stond van de profeet Elisa. Toen de koning van Syrië de stad Samaria belegerde en de jongen de moed in de schoenen zakte (wat moest de koning van Israël en De volkeren werden in beroering gebracht, koninkrijken bogen zich
Hij gaf Zijn stem, de aarde wankelde.
De Heer der legermachten is met ons.
Onze bijstand is de God van Jacob.
Tussenspel
Komt, ziet de werken van de Kurios die Hij geplaatst heeft als wondertekenen op de aarde:
Toen Hij de oorlogen wegraapte tot aan de einden van de aarde,
Hij zal de boog verbrijzelen en het wapentuig verbreken en de schilden zal Hij in het vuur verbranden.
Kom tot ontspanning en weet dat Ik God ben:
Ik zal verhoogd worden onder de volkeren, Ik zal verhoogd worden op de aarde.
De Heer der legermachten is met ons.
Onze bijstand is de God van Jacob.
wat moest zijn meester tegen zo’n overmacht beginnen?), bad de profeet dat de ogen van de jongen geopend zouden worden. Daarop ontwaarde de jongen wat de profeet zag: achter en boven de legers van de vijand bevond zich een legioen van engelen, die Gods heiligen beschermen! De jongen kreeg moed: als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn; wat kunnen tegenstanders beginnen?!
Dat is de boodschap van Psalm 45/46!
Zou de Psalm voor óns, anno 2021, dezelfde betekenis kunnen krijgen?
Opbouw
Psalm 46 in de MT heeft de volgende opbouw: Het eerste vers verwoordt het thema van de hele Psalm: We hebben ondervonden dat God een hulp is in moeilijkheden, daarom zullen we niet vrezen!
Zelfs omstandigheden die iedereen angst inboezemen kunnen de psalmist niet van streek maken: als de aarde bewogen wordt en de bergen in de zee dermate schudden dat het zeewater in beroering wordt gebracht en de golven hoog oprijzen en schuimen.
Als de zee ziedt en schuimt, is het nóg zo dat men in Jeruzalem onaantastbaar is. Sterker: de stad wordt verblijd door een rivier, die op allerlei manieren wordt afgetakt en door de stad geleid. God woont in haar, Hij helpt haar, zodra het morgenlicht aanbreekt.
Dan blijkt dat het woeden van de zee symbool staat voor het rumoer van de volkerenwereld: het ene koninkrijk verheft zich, het andere komt ten val! Jeruzalem komt in de knel, maar al tegen de morgen laat God zijn stem horen en de aarde smelt weg.
Vervolgens roept de Psalmist de lezer op om in ogenschouw te nemen wat God in de geschiedenis heeft gedaan: Hij richt verwoestingen aan op aarde en Hij breekt het oorlogsgeweld.
Daarop voert de dichter God zelf sprekend in: ‘Wees gerust, weet dat Ik God ben, Ik zal verhoogd worden op de aarde.’
De Psalm eindigt met een jubel. De jubel is zowel het refrein als het eigenlijke thema van de Psalm: ‘De God der legerscharen is met ons. Hij is een toevlucht en een hulp.’
De Psalm in de LXX
De strekking van de Psalm is in de LXX dezelfde als in de MT. Toch leggen de vertalers de accenten hier en daar ánders. Daardoor krijgt de Psalm een iets andere klank.
De Psalm is nóg stelliger. In de eerste verzen staat niet dat God een schuilplaats en een kracht(bron) is ‘voor ons’, maar ‘ván ons’. Deze betrekking is wezenlijk. Dat blijkt ook uit het volgende: in de MT slaat het woord ‘vinden’ of ‘ondervinden’ op een ander ‘object’. In de MT staat dat de inwoners van Jeruzalem in benauwende omstandigheden ondervonden dat God een hulp is. In de LXX staat dat God helpt – dat staat vast –: Hij is zelfs een buitengewone hulp als zij benauwdheden ondervinden!
Het catastrofale van het woeden van de zee wordt sterker geaccentueerd.
In de MT staat dat de bergen in het hart van de zee beginnen te schudden, waardoor de zee in beroering komt, hoog oprijst, en tegen de bergen op het vasteland beukt.
In de LXX staat dat de bergen in het hart van de zee verplaatst worden. Vanzelfsprekend begint de zee erdoor te kolken en te bruisen. De Psalm zegt vervolgens ofwel dat de golven tegen de andere bergen (op het vasteland) aan beuken ofwel dat de andere bergen ook in beroering worden gebracht. Feit is dat dit ‘natuurverschijnsel’ het werk is van God zélf! Hij is er de actor van. Dit kan ook bijna niet anders: wie kan bergen van het vasteland verzetten in het hart van de zee dan God alleen? De tekening van dit catastrofale maakt dat het contrast tussen het geweld van de zee en de rust in Jeruzalem groter is dan in de MT!
Het lieflijke en zegenrijke van de ‘wateren’ die Jeruzalem ‘verblijden’, komt in de LXX nog sterker uit dan in de MT. De LXX roept het beeld op van een rivier die aan een bron ontspringt, waaruit voortdurend water opwelt, dat door de stad gutst. Het zorgt ervoor dat het water zuiver is en helder. Dit wordt nog eens onderstreept door wat direct daarna gezegd wordt: De Allerhoogste heeft zijn woning (in Jeruzalem) geheiligd. Het zuivere water stroomt tot de tempel, die God erdoor heiligt. Het beeld dat opgeroepen wordt, maakt begrijpelijk dat God in het midden van de stad woont. Alles ademt klaarheid, zuiverheid, dankbaarheid en heiligheid. Hoe belangrijk was water in het Midden Oosten!
In de LXX krijgt het feit dat God ervoor zorgt dat de berg Sion niet wankelt meer gewicht, omdat in het eerste gedeelte gezegd wordt dat God zelf (andere) bergen verplaatst in het midden van de zee. Die God die daartoe bij machte is, draagt zorg voor de vastheid van de berg Sion!
Het beeld dat vervolgens geschetst wordt van Gods omgang met de volkeren doet vreedzamer aan dan in de MT.
In de MT staat dat de volkeren in beroering zijn en koninkrijken vallen, God echter laat (daarbovenuit) zijn stem horen en ze bezwijmen. Ze smelten weg van angst (vers 7). Even later worden de inwoners van Jeruzalem opgeroepen om naar Gods daden te komen zien op de aarde: Hij richt er verwoestingen aan.
In de LXX staat dat de volkeren ‘in beroering komen’ en koninkrijken ‘zich buigen’. Als God zijn stem laat horen ‘smelten’ de volkeren niet van angst, maar worden ze ‘bewogen’. De inwoners van Jeruzalem worden opgeroepen om te komen en te letten op Gods daden, die Hij ‘als wondertekenen op de aarde heeft geplaatst’.
De LXX spreekt dus niet van ‘verwoestingen’ of ‘verschrikking’ maar van ‘wondertekenen’. Gods handelen in de geschiedenis ten gunste van Jeruzalem, is wonderlijk voor de inwoners ervan: ‘Komt en ziet!’ Maar niet alleen voor hen. Er gaat sprake van uit voor álle volkeren, er licht een eschatologisch perspectief in op: God verbreekt het oorlogstuig en verbrandt de soldatenuitrusting ‘tot aan de einden van de aarde’. God openbaart zich erin aan de hele wereld! Dit eschatologisch perspectief komt overeen met de laatste verzen waarin staat dat God verhoogd zal worden op de aarde en onder de volkeren!
Een aardigheid is, dat de LXX-tekst andere wapens noemt dan de MT. In de MT wordt gesproken van de boog, de speer en de strijdwagens, ze vormden het oorlogstuig in het oude oosten. In de LXX is sprake van de boog, van een groot schild en van kleinere schilden: de uitrusting van soldaten in de Grieks-Romeinse tijd.
Prachtig is het voorlaatste vers vertaald. In het Hebreeuws staat: ‘‘Kom tot rust’, ‘laat los’ en weet dat Ik God ben, Ik ben verhoogd boven de volkeren en boven de aarde.’ In de LXX staat het woord scholazein: ‘zich ontspannen’. Het woord kan bovendien betekenen: ‘rust nemen om toegewijd te luisteren (naar een leermeester)’. Deze laatste betekenis komt overeen met het vervolg: ‘weet dat Ik God ben’. Dat moet de hoorder van de Psalm doen: tot rust komen om van God te vernemen dat Hij alle macht heeft. Om die reden kan hij zich ontspannen: God heeft alle dingen in zijn hand, Hij neemt het voor de stad op. De hoorder kan en mag zijn zorgen over het lot ervan loslaten.
Psalm 45 LXX in het Nieuwe Testament
In het Mattheus-evangelie komen we een uitdrukkelijke verwijzing tegen naar Psalm 45 (LXX). Op de dag na de intocht in Jeruzalem komt de Here Christus, nadat Hij in Bethanië de nacht doorbracht, opnieuw in de stad en ziet onderweg een vijgenboom met een rijk gebladerte. Om zijn honger te stillen, zoekt Hij naar enkele vijgen om die te eten, maar vindt er geen. Als reactie spreekt Hij een verwensing uit: ‘Uit u geen vrucht meer in eeuwigheid.’ Aan het eind van de dag zien de discipelen dat de boom verwelkt is en uiten hun verbazing. Opnieuw reageert Christus geagiteerd: ‘Als u tegen deze berg zou zeggen: hef u op en wordt in de zee geplaatst, het zou gebeuren!’ Dat Christus geraakt werd door de vruchteloosheid van de vijgenboom is omdat Hij er het beeld in zag van Jeruzalem, dat Hem niet aanvaardde als de Zoon van David, ondanks alles wat Hij had gedaan. Niet voor niets zegt Hij tegen de discipelen: ‘Als u geloof had, zou u de berg Sion kunnen verplaatsen in het midden van de zee.’ Hijzelf had er het geloof voor, maar Hij deed het niet en spaarde de stad. Ongetwijfeld heeft de Here Christus gedacht aan Psalm 45 (in de LXX).
Enkele dagen later vertelt Hij zijn discipelen dat de stad te zijner tijd (na 40 jaar) verwoest zou worden. Maar voorafgaand daaraan zou Hij sterven en opstaan, ten hemel varen en zou het Pinksteren worden. In de stad zou de rivier ontspringen waarover ook Ezechiël had gesproken: de rivier van Gods genade, die over de hele aarde zou stromen en overal vruchtbaarheid zou brengen. Met het oog daarop had Christus enige tijd geleden al (op het Loofhuttenfeest), op het moment dat, zoals gebruikelijk, de priester water uitgoot op het tempelplein geroepen: ‘Zo iemand dorst heeft, die kome. Die in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien!’, waarbij Johannes opmerkt: ‘Dit zei Hij van de Geest die degenen die in Hem geloven, zouden ontvangen’ (Joh. 7: 37 – 39). Psalm 45 is in vervulling gegaan op het Pinksterfeest, toen de kerk, de ekklesia geboren werd. Haar geldt Gods en Christus’ speciale zorg: van haar geldt dat zij het ‘hart van de wereldgeschiedenis’ vormt.
Tot slot
Psalm 46 (45 LXX) werd door Luther prachtig berijmd. In het licht ervan zag hij door de gebeurtenissen van zijn tijd heen. Die ‘functie’ heeft de Psalm nog steeds: de achtergronden van de geschiedenis lichten er ook in onze tijd door op. De volkeren verheffen zich, ze bruisen en schuimen als de zee. Het water spat hoog op. We hoeven maar te denken aan de macht van China dat zich meer en meer op het wereldtoneel laat gelden en dat steeds repressiever wordt; aan Rusland waar de autocratische hand van Poetin steeds zwaarder op de bevolking drukt, aan Turkije, Noord Korea, Iran (waar een atoombom in de maak is). Wie daarnaar kijkt, vraagt zich af waar al deze ontwikkelingen zullen eindigen, temeer omdat de Westerse wereld verre van stabiel is.
Wie deze ontwikkelingen in het licht ziet van Psalm 45/46 bagatelliseert ze zeker niet! Het geloof is geen drug die je geest vertroebelt. De Psalm laat echter zien dat er méér is dan de macht van potentaten en wereldrijken. De heersers van deze wereld zijn als de golven van de zee: ze bruisen en schuimen en beuken tegen de kust aan. Toch zijn ze in Gods hand.
Wat nog meer zegt: Christus kan hun ‘bergen’ in zijn verontwaardiging in een enkel moment ‘wegzetten’. Dat Hij dit niet gelijk doet, hangt samen met het feit dat Hij wil dat de wateren van het Evangelie de kans krijgen om over de hele wereld te stromen. Wat nog meer zegt: Hij waakt over de stad Sion, over de ekklesia, zijn gemeente. De psalmist zei: ‘Komt, ziet de werken van de Kurios die Hij geplaatst heeft als wondertekenen op de aarde!’ Christus zei: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen’ en kort voor zijn hemelvaart: ‘En zie, Ik ben met U alle dagen, tot aan de voleinding der wereld.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 2021
Ecclesia | 8 Pagina's