Toch een goed verhaal (2)
“Maar ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie dat door mij verkondigd is, niet is naar de mens.” (Galaten 1 : 11)
Het evangelie is om nog meer redenen niet naar de mens: het is hem te ruim én te karig. – Te ruim. Het trekt niemand voor. Daarom kan Johannes schrijven: “Christus is een verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar voor die van de hele wereld.” Als ons de royaliteit van God verkondigd wordt, als we merken dat Hij iemand die de hele dag in zijn wijngaard heeft gewerkt net zoveel betaalt als wie er slechts een uur bezig is geweest, dan bespeuren we diep in ons moeite met zo’n verhaal. – Ook iets om boete voor te doen: “Here, uw evangelie is mij vaak te ruim.”
En te karig. Het verlangt van ons niet meer dan geloof. Dat is alles. Is dat niet aan de krappe kant? Maar Gods Woord zegt eenvoudig: “Geloof in de Here Jezus en je zult zalig worden.” Inderdaad, alleen het geloof, alleen je restloos aan Christus toevertrouwen, alleen de Heilige Geest het laten doen. – “Here, – moeten we dan belijden – U hebt gelijk: uw evangelie is mij vaak te pover.”
Nog iets waarom het evangelie niet naar de mens is: het eist te weinig én te veel. – Te weinig. Denk aan deze kardinale regel van Paulus: “Wij hebben allemaal gezondigd, maar worden om niet gerechtvaardigd.” “Om niet”: dat zit ons dwars. We willen zelf de dingen oplossen in plaats van dat wij ons laten vèrlossen. Zouden we de hemel kunnen verdienen, zouden grote ijver en inzet zich niet van ons meester maken? Als God zegt wat we moeten doen, dan zullen we ervoor gaan. Maar het evangelie laat ons onverbiddelijk en overduidelijk weten: geen sprake van! – Ook nu rest slechts verootmoediging: “Here, ik sta schuldig tegenover U, want ik heb er moeite mee dat uw evangelie mij zo weinig vraagt.”
En te veel. God moet het ons niet alleen niet te makkelijk maken, maar vooral niet te moeilijk. Willen we echter het eeuwige leven binnengaan, de Heiland volgen in leven en sterven, de naaste liefhebben als onszelf – dan wordt het uiterste van ons gevergd. Het deed de discipelen vragen: “Wie kan dan zalig worden?” -- Wat rest ons? Dit: onze handen vouwen en belijden: “Here, wat ben ik er voor één? Zie mijn berouw, ook daarover dat ik uw evangelie te veeleisend vind.”
Zo grijpt de Heilige Geest ons bij de schouder. Opdat wij ons verootmoedigen. Maar ook opdat wij ontdekken dat –al passen wij niet bij het evangelie en vinden wij het te laag en te hoog, te ruim en te krap, te weinig en te veel– het evangelie wel bij ons past. Niemand die vanuit zichzelf grijpt naar het evangelie van het kruis. Maar dat is niet het voornaamste. Waar het om gaat, is dat het kruis Gods machtige greep is naar ons!
Laat het evangelie niet naar de mens zijn, het is naar God en uit God! Heel zijn goede verhaal is op onze zondige situatie aangelegd. Ga maar na: al zijn wij bar ver bij Hem vandaan gedwaald, het evangelie roept ons terug; al hebben wij de dood verdiend, het evangelie betuigt ons dat Christus onze dood op zich heeft genomen; al lopen wij in het kielzog van de boze, het evangelie verzekert ons dat Christus onze boeien losmaakt. Daarom wordt ons telkens dit tegendraadse en (bijna zou ik zeggen) niet-menselijke evangelie verkondigd.
Voor je er erg in hebt, geef je je eraan gewonnen. O ja, daar zijn onze –vaak kritische, vertwijfelde– vragen; ons zoeken naar de zin van het leven; onze teleurstelling dat de Bijbel lang niet altijd het gewenste antwoord geeft. Niet dat ons vragen en zoeken verkeerd is, integendeel. Het gaat er echter om dat God allereerst zijn vragen aan de orde stelt. Daarop wil Hij van ons antwoord hebben.
Wat voor antwoord? Dat doet er niet toe. We mogen de juichkreten uit de Bijbel overnemen, maar ook de rauwe kreten. Zeg met de vader van de zieke jongen: “Ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp.” Of stem in met Paulus’ zegelied: “Ik ben verzekerd dat niets mij kan scheiden van de liefde van Christus.” Of antwoord: “Here, ik begrijp vaak niet veel van uw evangelie; misschien wil ik dat ook niet. Ik ontdek dat dat niet op U vastzit, maar op mij. Daarom gooi ik mijn eigenwijsheid en eigenzinnigheid aan de kant en waag ik het met uw beloften.”
Zo klemmen we ons vast aan het evangelie, met al onze bedenkingen: te laag en te hoog, te ruim en te krap, te weinig en te veel. En raken we hoe langer hoe meer aan Christus gehecht.
Eens breekt het moment aan dat we er geen last meer van hebben dat het evangelie niet naar de mens is. Dan zullen we tot in alle eeuwigheid genieten van wat de Drieënige God ons heeft bereid.
Broeders en zusters, verheug u in dit heerlijk, nietmenselijk, goddelijk evangelie!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 2021
Ecclesia | 12 Pagina's