Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Duits jurist werd bloedgetuige voor rechtvaardigheid (2, slot)

Bekijk het origineel

Een Duits jurist werd bloedgetuige voor rechtvaardigheid (2, slot)

8 minuten leestijd

Vlucht

Toen Gauger in april 1940 een oproep kreeg om adviseur te worden bij een defensiestaf, probeerde hij suïcide te plegen. Doch dit mislukte. Hierna vluchtte hij met de hulp van zijn broer Joachim en ds. H.Poelchau, die gevangenispredikant en verzetsstrijder was te Berlijn. Joachim liet zijn broer tien dagen onderduiken in zijn papiermagazijn. Gauger deelde zijn familie mee dat zij waakzaam moesten zijn voor wraakacties van de Gestapo, want hij overwoog suïcide te plegen.

Zeer gewetensvol heeft Gauger met de vraag geworsteld of hij zich wel van het leven mocht beroven. Door zijn nauwkeurige omgang met Gods Woord overwon hij deze zware aanvechting. Hij besloot naar Holland te vluchten en van daaruit naar vrienden in Engeland.

Zijn vlucht was bijzonder avontuurlijk en kon slechts met de grootste moed worden uitgevoerd. Bij Emmerich ging hij naar de oever van de 400 meter brede Rijn. In de nacht van acht op negen mei zwom hij naar de overkant in ijskoud water. Ja, dicht bij de andere, de Nederlandse oever, zelfs enige tijd onder water. Deze vlucht slaagde en hij kwam veilig in Nederland aan. Helaas werd hij door Nederlandse marechaussee gearresteerd en geïnterneerd. Een dag later overviel Duitsland verraderlijk ons land. En verder?

Daarover schreef broer Joachim: ‘Na een korte internering werd hij vrij gelaten. Martins plan was om via Duitsland naar Zwitserland te vluchten. Bij die vluchtpoging werd hij door Duitse soldaten in zijn benen geschoten. Zwaar gewond werd hij weggedragen. Eerst bracht men hem in de ziekenboeg van een gevangenis dicht bij de grens. Hier werd hij eerst bespot en bespuugd.

Daarna vervoerde men hem naar de gevangenis in Düsseldorf, waar hij uitstekend werd behandeld. De behandelende artsen waren eensgeestes met hem en hadden medelijden met zijn moeilijke toestand. Martins zuster en zijn moeder mochten hem om de beurt in de ziekenzaal bezoeken.

Concentratiekamp

Op allerlei manieren probeerde zijn familie Martin, die door de overheid als een staatsvijand werd gezien, uit de handen van de Gestapo te krijgen om hem voor een onpartijdige rechtbank te brengen. Helaas mislukten deze pogingen. Een verzoek aan de Lutherse bisschoppen Meiser en Wurm om zich voor de vrijlating Martin in te zetten, werd door hen geweigerd. Nadat Gauger weer gezond was verklaard, werd hij naar het concentratiekamp Oraniënburg gebracht. In juni 1941 transporteerde men hem naar Buchenwald. Vanwege zijn minachten van de oorlogswetten werd hij direct in een strafbataljon geplaatst. Dit bataljon telde 400 à 500 gevangenen, die aan nog strengere kampeisen moesten voldoen dan andere gevangenen.

Eén van die eisen was om ook in de ‘vrije tijd’ te werken, vooral in de steengroeven. Ook moesten ze van tijd tot tijd bijzondere straffen ondergaan: meer uren arbeiden of strenge rantsoenering van het voedsel.

Ook kon aan de gevangenen een avondklok, rook- en schrijfverbod worden opgelegd. Tevens konden aan het contact met andere gevangenen eisen worden gesteld, en indien nodig, een totaal omgangsverbod opgelegd.

Ondanks alle beperkingen en straffen slaagde gevangene Alfred Leikam (1915-1992) die jarenlang in Buchenwald verbleef en daar ook ds. Paul Schneider ontmoette (zie de biografie ‘De dominee van Buchenwald’), om ’s avonds en ’s zondags met Gauger te spreken.

Uit Leikams informatie putten we de volgende gegevens. ‘Ofschoon Gauger ten gevolge van zijn beenverwondingen hinder ondervond bij het lopen, kon hij, ondanks de strenge en harde levensvoorwaarden, het in het strafbataljon redelijk uithouden.

Daarbij was het hem tot een innerlijke, geestelijke steun dat hij steeds weer met medechristen Leikam grondig van gedachten kon wisselen over de thema’s die hem raakten. Al tijdens zijn gevangenschap in Düsseldorf had Martin Gauger met zware, innerlijke aanvechtingen te maken.

Voor hem werd het bijzonder moeilijk om het recht van God te aanvaarden. In een uiterst zware strijd overwon hij de gedachte dat God onrechtvaardig was. Door deze zielestrijd was zijn geloof versterkt geworden.

Maar in het concentratiekamp begonnen deze innerlijke benauwdheden over recht en onrecht opnieuw. Wat hij in Buchenwald zag en beleefde, drukte als een zware last op hem. Gauger kon ook niet begrijpen, dat zelfs tot diep in de kring van de belijdende christenen het nationaalsocialisme nog steeds erkenning en legitimatie vond. En dat terwijl in de manier van oorlog voeren, in het handhaven van concentratiekampen en in de publieke rechtshandhaving onrecht, discriminatie en gemeenheid duidelijk aanwijsbaar waren.

In deze moeilijke situaties heeft Gauger zich opnieuw de vraag gesteld, of hij uit protest vrijwillig suïcide moest plegen. En hij zag het als een vriendelijke hand van God dat hij juist in die toestand Leikam als een oprechte vriend mocht ontmoeten. Deze vriend wist uit eigen ervaring van aanvechting en verzoeking.

Maar door het geloof in de opgestane Zoon van God had hij de dalen van aanvechting kunnen doorworstelen. Wederkerig mochten Gauger en Leikam elkaar versterken en vertroosten.

En dat geschiedde voornamelijk door de geestelijke schatten van het Woord van God en door de geestelijke liederen uit het Liedboek van de kerk. Telkens weer bad hij tot God: ‘O Heere, laat toch de Bron van de waarachtige troost ons toch niet ontbreken.’

Transport

In juni 1941 werd op bevel van de SS een transport samengesteld van ongeveer tweehonderd gevangenen. Het doel van dit transport was onbekend. Vanuit Berlijn was de naam van dertig gevangenen, waaronder die van Marin Gauger, doorgegeven om mee te ‘reizen’. Die informatie doet sterk vermoeden dat het transport zou eindigen met een dodelijke afloop voor de gevangenen. Om die reden werd een poging ondernomen om verschillende namen van de transportlijst te verwijderen. Men heeft geprobeerd om de naam van Martin Gauger van de lijst af te voeren. Helaas is dat mislukt. De nieuwe transportlijsten werden naar Berlijn gestuurd. Een lange tijd hoorde men niets. Ja, men dacht er al aan dat het bericht uit Berlijn was bedoeld om angst aan te jagen

Maar wat gebeurde er? Op de avond van 13 juli 1941 werden plotseling negentig gevangenen, van wie de namen op de transportlijst stonden, afgeroepen. Kort hierna werden zij door gesloten vrachtauto’s uit het kamp weggebracht. Gauger was hier niet bij. Opnieuw was er hoop dat hij voor het ergste was bewaard. Maar op de avond van 14 juli werden opnieuw de namen van negentig gevangenen, onder wie die van Gauger, afgeroepen. Leikam hoorde hiervan en het gelukte hem om zijn vriend kort voor het vertrek te spreken. Hij vond hem in grote spanning. Gauger was zich wel degelijk bewust wat het doel van dit transport met politieke en Joodse gevangenen was.

Tegen Leikam zei hij: ‘Sterven wij, zo sterven wij de Heere.’ Door het christelijke geloof had hij de dood reeds overwonnen, zelfs voordat hij nog zware omstandigheden moest doorleven. Een paar dagen later kwamen de gezamenlijke kleding en andere eigendommen van de gevangenen in Buchenwald terug.

Later is bekend geworden, dat deze honderdtachtig gevangenen door vergassing om het leven zijn gebracht in kasteel Sonnenstein, gelegen in Pirna aan de Elbe ten zuidoosten van Dresden. Eerder was Sonnenstein een verpleeginrichting geweest. Doch de nazi’s gingen deze plaats ook gebruiken voor hun euthanasieprogramma op gehandicapten.

Op 23 juli verzond de kamparts een overlijdensbericht naar de familie Gauger, met als bijlage een röntgenfoto. Deze foto moest het bewijs leveren dat de ongehuwde Martin aan een hartaanval was overleden. Leikam die in deze tijd arbeidde in de ziekenafdeling, verklaarde op grond van zijn nauwkeurige kennis dit medisch bericht als leugen en bedrog.

Op 11 augustus 1941 werd zijn urn bijgezet in Vaders graf. In de rouwsamenkomst sprak broer Joachim over de christelijke hoop vanuit 2 Petr.3:13: ‘Maar wij verwachten naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont’. (Luthervert.)

Tot slot

Het is zonder twijfel vast te stellen dat de christen, pacifist en martelaar Gauger niet uit één of ander persoonlijk motief geweigerd heeft militair te worden. Maar hij kon het met zijn geweten niet in overeenstemming brengen een onrechtvaardige, agressieve en brutale machtspolitiek te steunen.

Om die reden had Gauger aan deze staat, die niet af en toe, maar voortdurend, principieel en planmatig tegen Gods geboden inging, zijn gehoorzaamheid opgezegd.

Zijn ongehoorzaamheid aan de onrechtvaardige Nazistaat werd hem door de gehoorzaamheid aan Gods geboden opgelegd. Hij kon om des gewetens wil niet anders! En dat kostte hem zijn leven.

In juli 2006 schreef de Lutherse bisschop van Beieren, dr. J. Friedrich, een brief aan de zuster van Gauger, dr. H. Heiland, waarin hij namens de ELK schuld beleed. ‘We belijden met schaamte dat de kerk zich niet voor M.Gauger heeft ingezet. Daardoor zijn wij medeschuldig aan zijn dood.’

De Bond van rechters in Noord-Rijnland-Westfalen schrijft sinds 2004 elke twee jaar, in verband met de internationale dag van de mensenrechten, een opstelwedstrijd uit voor scholen van voortgezet onderwijs. Deze prijsvraag is naar Gauger genoemd.

En zowel in Wuppertal (kabeltreinstation) als in Pirna (museum Sonnenstein) bevinden zich monumenten die aan hem herinneren.

Toen Juliana van Stolberg haar jeugdige zoon Willem naar Brussel zond in verband met een erfenis, sprak zij: Mijn zoon doe nooit iets tegen je geweten. En vergeet niet dat het eeuwige belangrijker is dan het tijdelijk!’ Zijn deze normen en waarden ook niet terug te vinden in het leven van Martin Gauger? Nooit mag tussen God en het geweten een aardse noch andere macht staan. Men dient Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen. En opvoedkundig gezien, is een Bijbelse gewetensvorming daarbij van eminent belang.

We leven in verwarrende, onzekere en ernstige tijden. Daarom komt vanuit de geschetste historie ook deze indringende waarschuwing naar ons toe: ‘Bij onrecht mag een kerk nooit zwijgen.’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 april 2022

Ecclesia | 8 Pagina's

Een Duits jurist werd bloedgetuige voor rechtvaardigheid (2, slot)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 april 2022

Ecclesia | 8 Pagina's