Gedachten naar aanleiding van de roman ‘Stilte’ van Shusaku Endo
Inleiding
Enige jaren geleden las ik voor het eerst de roman ‘Stilte’ van de Japanse schrijver Shusaku Endo. Het kwam onder mijn aandacht door het verschijnen van de verfilming van het boek, in 2016. Onlangs kwam het weer terug in mijn gedachten en ging ik het herlezen. Mij viel opnieuw op hoeveel nieuwe inzichten je opdoet tijdens het lezen van deze roman, zóveel dat het risico bestaat dat je er álles in kunt lezen. Dat is ook gebeurd. Bij het verschijnen van het boek in 1966 waren conservatieve katholieken in Japan niet enthousiast over de pennenvrucht van hun geloofsgenoot. Toen en nu waren links geörienteerde christenen eerder enthousiast. Ik neem dat ook waar in onze kerkelijke contreien. Toch denk ik dat er voor meer conservatieve christenen er genoeg goud te delven valt. Het doet me wat denken aan Bonhoeffer, die ook eerst vooral door de vrijzinnigen werd gewaardeerd, en daarna pas door de meer orthodoxen werd omarmd. Ik haal een aantal lijnen uit deze roman naar voren, die ons vandaag veel te denken kunnen geven.
Jezelf tegenvallen
In de roman staat de jonge Portugese priester Rodriguez centraal, die in het geheim naar Japan reist, op zoek naar zijn oude leermeester Ferreira. Deze zou het geloof zijn afgevallen. De jonge priester kan zich dit niet voorstellen en gaat met een ander op missie. Eenmaal aangekomen blijkt het bitter tegen te vallen om in de Japanse context van de 17 e eeuw geestelijk staande te blijven. Niet alleen blijkt Ferreira het geloof te hebben afgezworen, ook Rodriguez komt hiertoe. Zijn voornaamste motivatie is om de gelovigen verder lijden te besparen, wat door zou gaan als hij zijn geloof niet af zou zweren. In een tijd waarin veel wordt gevraagd van theologen, en er nogal eens een predikant voortijds het ambt neerlegt, maakt dit mild: het kan ons allemaal gebeuren. Oordeel niet te snel over een collega die het niet meer redt. In zijn schoenen kan het er nog wel eens anders uitzien.
Weerbarstigheid van de cultuur
Waar Endo ook de ogen voor opent, is de weerbarstigheid van de grond waarop het evangelie valt. Zelfs áls er geloofd wordt, legt de ex-priester Ferreira uit aan de gevangengenomen Rodriguez, is het nog de vraag of de Japanse gelovigen wel hetzelfde bedoelen als ze christelijke woorden gebruiken. Zelfs wanneer ze sterven voor het geloof, kan dat nog zijn met een waanvoorstelling van de geloofsleer. Hij beschrijft een missie waarbij het evangelie wel groeit, maar geen wortel schiet. De associatie met de gelijkenis van de zaaier komt hierbij als vanzelf naar boven. Alleen wordt de harde weg een zompig rijstveld, waarbij de wortels door het moerassige water afsterven. Dat zie je niet meteen aan de plant, maar deze zal onherroepelijk afsterven. Dit hoor ik als een kritiek op een al te makkelijke kijk op evangelisatie, waarbij ‘het Woord het wel doet’. Een cultuur kan dermate hard of in dit geval zompig zijn, dat het evangelie maar lastig de diepte in gaat. En, hoe moeilijk ook, de vervolgers zien dit scherper dan de gelovige leiders. Dit zet kritische vraagtekens bij de gevolgen van evangelisatie. Enthousiasme en zelfs martelaarschap zijn niet meteen tekenen van geestelijke diepgang. Je zult de gebruikte geloofstermen moeten bevragen op inhoud: wie bedoelen we met God, Jezus en de Heilige Geest? Wat houdt geloven werkelijk in? Hoe diep gaat het, en is het bestand tegen de voortdurende inwerking van de omliggende cultuur?
Figuur van de Messias
Wat in deze, maar ook in andere romans van Endo een rol speelt, is de rol van de Messias. Hij schetst deze niet als de glorieuze overwinnaar, maar als de vertrapte. De Vader van Jezus Christus is niet hoorbaar en voelbaar aanwezig, zelfs niet altijd in de grootste nood. Wat er te horen valt, is veelal stilte. Hiermee is ook de titel van het boek verklaard. Het is een worsteling met verraad, marteling, aanvechting, met een gevoel dat je er soms alleen voor staat. Je wilt een overwinnaar zijn, maar loochent als Petrus en verraadt als Judas. Je bent in alles een zondaar die van genade leeft. Het boek is voor het grootste gedeelte een beschrijving van de reis en de gebeurtenissen, die eindigen met Christus die spreekt vanaf de fumi-e, een afzichtelijk kruisbeeld waar de priester op moet trappen, om zo te markeren dat hij zijn geloof afzweert. Opeens klinkt daar de stem van God: ‘Trap maar. Trap maar. Ik ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld gekomen om door jullie vertrapt te worden. Om in jullie pijn te delen, heb ik het kruis op mijn rug gedragen.’ In de stilte die doorbroken wordt, blijkt wie God werkelijk is: Hij die zich in Christus liet vertrappen. Zo is Hij tóch aanwezig in Japan, in de schijn van het tegendeel, in de daad van de ontkenning. Deze tekening van de Messias geeft te denken. Hoeveel voeten zijn er ook bij ons al op Hem gezet? Het is een vreemde bron van troost dat Hij het van ons kan hebben. Hij weet hoe zwak we zijn. Ook ons ongeloof heeft Hij gedragen. Het boek is hiermee een uitnodiging om Christus daar te zoeken waar we zelf liever niet komen: in onze diepste vragen en grootste nood. Daar waar we Hem niet van dienst zijn, maar hinderen. Dit omgekeerde perspectief heeft verdacht veel weg van het evangelie, maar je moet het willen (en durven) zien. Het is een gedachte waar ik niet uit ben en die mij blijft hinderen. En is dat geen kenmerk van goede literatuur, dat het na het lezen in je blijft rondzingen en -malen?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 2022
Ecclesia | 8 Pagina's