Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij het 75-jarig bestaan van Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij het 75-jarig bestaan van Israël

12 minuten leestijd

Israël 75 jaar – twee boeken

Op 14 mei jl. was het 75 jaar geleden dat de staat Israël werd uitgeroepen. Twee boeken die ik in mijn jonge jaren las over het ontstaan van de staat Israël, staan in mijn geheugen gegrift. Het eerste is van de hand van twee journalisten, Larry Collins en Dominique Lapierre, O Jeruzalem (1971), het andere de roman Exodus van Leon Uris (1958).

Beide boeken zijn nog steeds zeer lezenswaardig. In O Jeruzalem beschrijven de journalisten hoe Joden zich al voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog in het toenmalige Palestina vestigden, aangespoord door het Zionisme dat het eerst verkondigd werd door Theodor Herzl (1860 – 1904). Wie het boek leest, kan niet anders dan verwonderd raken over hoe Israël het redde om zowel in 1948 als in 1956 alsook in de Zesdaagse Oorlog in 1967 Jordanië, Syrië, Egypte en Libanon van het lijf te houden. De gedachte aan een wonder, een ingrijpen van boven, dringt zich steeds weer op. De journalisten laten ook de andere kant zien: sommige Joodse milities gebruikten buitensporig geweld (de Irgun onder leiding van de latere president Benjamin Begin).

In de roman Exodus beschrijft Leon Uris hoe jonge Joden, die waren ontkomen aan de holocaust, in Israël een nieuw bestaan opbouwden. Bij het lezen ervan is het alsof men de weldadige zeewind die waait over de stranden bij Tel Aviv en over de heuvels waar kibboetsiem verrijzen aan den lijve ervaart. Alles spreekt van een ontluikende belofte.

Wat in 75 jaar gebeurde – in een vogelvlucht

Uitgezonderd de Arabische landen bestond er in de hele wereld sympathie voor de jonge Joodse staat. Dat de Joden het keer op keer redden tegenover de overmacht van de buurlanden dwong bewondering af, vooral in 1967, toen Israël in enkele dagen tijd de overwinning behaalde en ondermeer de Sinaïwoestijn, oostelijk Jeruzalem en de Golanhoogte bezette. Na 1973 (de Yom Kippoeroorlog) veranderde het spectrum langzamerhand. In 1977 was er nog optimisme doordat de Egyptische president Sadat Jeruzalem bezocht en uit was op vrede. Twee jaar later echter vond in Teheran de Iraanse revolutie plaats, waarna Israël te maken kreeg met de haat van het moslimregime aldaar. Ondanks de Oslo-akkoorden (1993 – 1995) stagneerde het vredesproces sinds die tijd meer en meer: sinds 2007 maakt Hamas in de Gazastrook de dienst uit, terwijl ook de politiek van Israël onder leiding van Netanyahu steeds meer verhardde. Het betreft een proces dat tot op de dag van vandaag voortduurt, nu Netanyahu leiding geeft en aangewezen is op de steun van ultra-religieuze Joden, terwijl hijzelf onder verdenking staat van fraude.

Veel Joden uitten ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan grote bezorgdheid over de toekomst – Israël zou op de rand van een burgeroorlog verkeren. Met lede ogen wijzen ze op het contrast tussen het hoopvolle begin in 1948 en de desolate toestand van nu.

In welk perspectief?

Als vanzelf dringt zich de vraag op in welk perspectief men de totstandkoming van Israël, ook in het licht van de latere gebeurtenissen moet zien. Enkele overwegingen geef ik graag mee.

Een verwachting die werd bevestigd

De stichting van de staat Israël – hoe verrassend ook – kwam voor meerdere christenen niet geheel onverwacht. Puriteinse predikers hielden al in de 17e eeuw rekening met de mogelijkheid dat het Joodse volk ooit weer naar Palestina zou terugkeren (zie Ian Murray, The puritan hope, 1971), iets wat in Nederland ook gold voor ondermeer Wilhelm á Brakel. Ook in het Reveil werd de opvatting gehuldigd dat God met het Joodse volk wonderlijke wegen zou kunnen gaan, onder andere door Da Costa (1798 – 1860) en D. Chantepie de la Saussaye (1818 – 1874), die in prachtige preken en verhandelingen over onder andere Romeinen 9 t/m 11 wijst op een toekomstige bekering van Israël, die voor de hele wereld van betekenis zou zijn. Ook in de kring van Johan de Heer (1866 –1960) leefde deze verwachting sterk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel christenen in de terugkeer van de Joden naar Palestina en in de totstandkoming van de staat Israël Gods hand zagen en zien.

Verandering van theologie

De Jodenvervolging in de tijd van het nazisme en de stichting van de staat Israël heeft tot gevolg gehad dat er in grote delen van de wereldkerk een bezinning op gang kwam over de blijvende betekenis van het Joodse volk. Was het terecht geweest dat men als heel vanzelfsprekend had aangenomen dat de Kerk als volk van God in de plaats van Israël was gekomen (de zgn. vervangingstheologie)? Had deze opvatting het antisemitisme in de hand gewerkt?

Daarbij kreeg men oog voor het verwonderlijke dat het Joodse volk zijn bestaan in de diaspora eeuwen lang had weten voort te zetten en dát door de gehechtheid aan het Oude Testament en door het vuur van het messianisme dat altijd in het volk was blijven smeulen en af en toe oplaaide. Had men over het hoofd gezien dat God het volk in stand hield? Er kwam zowel binnen het protestantisme als in de Rooms-Katholieke Kerk een bezinning op gang. Een terugblik daarop en een verantwoording daarvan gaf paus Benedictus XVI in zijn ‘geestelijk testament’ dat enkele weken na zijn dood (alleen in het Italiaans) uitkwam: Che cos’è il christianesimo (Wat het christendom eigenlijk is). Benedictus wijst op de ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk sinds de jaren zestig en geeft uitdrukkelijk aan dat er van een vervangingstheologie geen sprake kan zijn. Met grote mildheid spreekt hij over het Joodse volk: Jezus Christus is uit de Joden. Hij is de Zaligmaker van de Jood en de heiden en voor beiden de weg tot God. Als de Joden niet in Hem geloven, doet dit, ondanks de ernst ervan, de trouw van God niet teniet. De paus verwijst naar Romeinen 11 en sluit af met 2 Timotheüs 2: ‘Als wij ontrouw zijn, God is getrouw, Hij kan zichzelf niet verloochenen.’ In dit perspectief zet hij het Joodse volk.

Met betrekking tot het land Israël legt hij enige nadruk op het feit dat men het volk Israël, ook vanuit historisch standpunt het beloofde land gunt. Tegelijk moet gezegd worden dat de Israëlitische natie een staat is als alle andere staten en op natuurrechtelijke basis onder het gewone volkerenrecht valt. De paus neemt dus, zonder het te benoemen, afstand van de gedachte dat Israël een theocratie zou moeten zijn, zoals het dat was in de tijd van koning David, toen de landsbelofte voluit gold.

Romeinen 9 t/m 11

Ik wees op de verandering van theologisch perspectief in grote delen van de wereldkerk. Gelukkig was er vooral aan protestantse kant al voor de Tweede Wereldoorlog sprake van een grote sympathie voor het Joodse volk. Dit geldt in veel mindere mate voor Rooms-Katholieke theologen. Een uitzondering daarop is Erik Peterson.

Peterson, die van protestantse huize was en in de jaren twintig van de vorige eeuw Rooms-Katholiek werd, was een groot kenner van Kierkegaard en van de vroege en recente kerkgeschiedenis. Vooral was hij een begenadigd exegeet. Van grote betekenis is zijn geschrift Die Kirche aus Juden und Heiden uit 1932 (sic!) waarin hij een uitleg geeft van Romeinen 9 t/m 11. Peterson waakt ervoor zich negatief over de Joden uit te laten. Hij onderstreept de verwachting van de apostel dat het Joodse volk zich ooit tot Christus zal wenden.

In zijn uitleg van Romeinen 10 : 6 – 10, geeft hij treffend weer wáár het verschil tussen de christen en de Jood in gelegen is. Petersons opmerkingen kunnen ons helpen om een juiste, christelijke houding met betrekking tot de Joden aan te nemen en om te zien waar en hoe de Kerk voor de Joden van betekenis kan zijn. Paulus maakt in deze verzen onderscheid tussen de gerechtigheid uit de wet en die uit het geloof: De gerechtigheid die uit het geloof is, spreekt als volgt: Zeg niet in uw hart: Wie zal naar de hemel opklimmen? Dat is Christus naar beneden brengen. Of: wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden naar boven brengen. Maar wat zegt ze: Dichtbij u is het woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het woord van het geloof dat wij prediken: Als u met uw mond de Here Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.

Peterson wijst erop dat de Joden de opvatting huldigden dat de weg tot God gewezen wordt door de thora. De thora is niet te vinden in de hemel of in de onderwereld maar in de synagoge, waar zij wordt uitgelegd. Paulus houdt hen echter voor: ‘Wat u doet, is Christus uit de hemel naar beneden halen of uit de afgrond omhoog halen. De Schrift houdt ons immers voor dat het heil in het woord (de logos) is, dat nabij is. Het Woord is Christus, die zowel koning is over de hemel (Hij voer op ten hemel) als over de afgrond (Hij daalde daarin af en overwon de dood). Hij is de Logos, die alles vervult. Wie Hem belijdt, in zijn opstanding gelooft en Hem aanroept, zal eeuwig leven ontvangen.’

Peterson peilt precies wat Paulus bedoelt: de Jood die rechtvaardig wil zijn op grond van de thora blijft steken in een heil dat hij zoekt op deze wereld (door eigen prestatie), de Jood die het woord kent, onderkent dat Christus Gods Zoon is, die opstond uit de dood en opvoer naar de hemel om zo het heil te laten doorbreken en de hemel te openen. Hij leeft uit de gerechtigheid die een eschatologisch karakter heeft: het heil van de eindtijd breekt in Jezus als een nieuwe werkelijkheid door op de aarde en wordt door het geloof ontvangen als een puur genadegeschenk.

Het onderscheid tussen logos en thora is precies het onderscheid waar tientallen jaren na Peterson ook Martin Hengel op wees in zijn baanbrekende boek Judentum und Hellenismus (1973). In de laatste eeuwen voor Jezus verwachtten de Joden in Israël hun heil uit de thora, die alléén aan Israël gegeven was. De Joden in de diaspora (Philo en anderen) echter hadden oog voor de logos, de dragende grond van de schepping, waar ook de heidenen enigermate van wisten. Dit gaf aan beide stromingen een andere inslag: in de diaspora leefde veel sterker dan in Jeruzalem het besef dat God in de schepping ook tot de heidenen sprak en in de toekomst ook de volkeren bij zijn heil wilde betrekken. Zij kenmerkten zich door een veel opener houding dan het farizeïsche Jodendom in Jeruzalem en stonden minder bloot aan de verleiding om Gods openbaring exclusief voor te behouden aan de thora, die in de synagoge werd uitgelegd.

De betekenis van de Septuaginta

In 1999 schreef dr. W. Aalders zijn eerste boek over de Septuaginta. De titel is veelzeggend: De Septuaginta, brug tussen Jodendom en Christendom.

Dr. Aalders wilde met zijn boek aantonen hoe de Septuaginta van grote betekenis kan zijn in het gesprek met het Jodendom. Aalders spreekt met een zekere waardering over het zionistische vuur dat in de Joodse ziel brandt. Hij is echter niet blind voor het gevaar ervan. Als het volk op de grenzen stuit die de geschiedenis stelt, kan het vuur ontaarden in religieus fanatisme. Dit gebeurde in Israël ten tijde van Christus, vooral in Qumran en bij de zeloten en de fanatici voor de wet. Daartegenover staat het Jodendom zoals zich dat ontwikkelde in Alexandrië, waar een ander klimaat heerste en waar de verwachting van de Jood zich richtte op het eschatologische heil dat niet de mens, maar God zou bewerkstelligen en dát voor de hele aarde. Deze positieve en dankbare instelling vindt men op veel pagina’s van de Septuaginta, de vertaling van de Schrift in het Grieks (begonnen ongeveer 300 voor Chr.).

Aalders wijst op E.L. Seeligmann (1907 – 1982), die tijdens de oorlogsjaren een knap boek schreef over de Septuaginta-versie van Jesaja. Dat juist zijn ogen open waren gegaan voor de betekenis van de Septuaginta had Aalders veel te zeggen: een Joodse geleerde die overlevende was van het kamp in Theresienstadt en die van de Griekse Bijbel zijn studieobject maakte en daar ongetwijfeld steun in zocht! Had de Septuaginta niet juist zó gefunctioneerd ten tijde van Jezus? Waren om die reden Joden als Philo en Flavius Josephus (in zijn latere leven) bewaard voor religieus fanatisme? En was de Septuaginta in de tijd van de apostelen niet voor velen de opstap geweest naar het christelijk geloof?

Wat als Israël, nu het de verschrikkingen van de geschiedenis opnieuw in alle hevigheid had ervaren, oog zou krijgen voor de Septuaginta? Zou daardoor geen brug geslagen kunnen worden tussen het Jodendom en het christendom? Zou dit niet van grote betekenis kunnen zijn voor het Joodse volk en zo ook voor de wereld!? Zouden de ogen van de Joden niet dáárvoor open kunnen gaan dat de Septuaginta een authentiek Joods boek is en de weg kan openen naar de erkenning van Christus!?

Waar Aalders een appèl op deed, bracht hij ooit tijdens een toevallige korte ontmoeting met een jonge sympathieke Joodse vrouw onder woorden. Zij gaf aan dat men in haar kring niets van de Septuaginta wilde weten, waarop hij zei: ‘Maar mevrouw, het is júllie Bijbel!’

Eigen land

Israël bestaat 75 jaar. Hoe zou je de Joden niet een eigen land gunnen en dan in het bijzonder het land van hun vaderen?! Veel méér nog gun je hen dat ze in het krachtenveld van de geschiedenis niet vast komen te zitten, maar het hemelse Jeruzalem gaan ontdekken zoals dat gold voor veel Joden op de dag van Pinksteren na Jezus’ opstanding.

Wie daarop hoopt, beweegt zich in het spoor van Paulus: ‘Als de val van het volk (hun ongeloof) al tot gevolg heeft dat de wereld het heil vindt in Christus, wat mogen we dán niet verwachten als het van zijn val opstaat en tot geloof in Christus komt?!’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2023

Ecclesia | 8 Pagina's

Bij het 75-jarig bestaan van Israël

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2023

Ecclesia | 8 Pagina's