Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De betekenis van de Septuaginta voor de christelijke kerk (II)

Bekijk het origineel

De betekenis van de Septuaginta voor de christelijke kerk (II)

11 minuten leestijd

Welke Hebreeuwse tekst had men voor zich? Hoe heeft men de tekst gevocaliseerd?

Ik wees erop dat zeker bepaalde boeken van het Oude Testament in de Septuaginta vrij en parafraserend zijn vertaald. Daarnaast is het duidelijk dat de vertalers van de Septuaginta, Hebreeuwse handschriften heb ben gebruikt die niet altijd overeenkwamen met de proto-Masoretische tekst. Dan gaat het om de Hebreeuwse tekstvorm die vanaf het einde van de vijfde eeuw door de zogenaamde Masoreten van vocaaltekens en accenttekens is voorzien.

Dat er Hebreeuwse handschriften waren met een teksttype dat niet helemaal overeenkomt met de Masoretische tekst bleek onomstotelijk na de vondst van de zogenaamde Dode-Zeerollen in 1947. Onder de daar gevonden Bijbelhandschriften waren er die dichter bij de Septuaginta stonden dan bij de Masoretische tekst.

Het is een goed basisbeginsel om prioriteit te verlenen aan de Masoretische tekst. Het is zeer wel mogelijk dat het Oude Testament in deze tekstvorm in de tempel te Jeruzalem werd bewaard en overgeschreven. Dat neemt niet weg dat soms de voorkeur moet worden gegeven aan de Hebreeuwse tekstvorm achter de Septuaginta.

Samen met vertalers van andere Bijbelvertalingen volgden de Statenvertalers onder andere de Septuaginta in Psalm 22:17. Volgens de Septuaginta moeten wij daar ‘zij hebben doorgraven’ lezen, maar volgens de Masoretische tekst ‘als een leeuw’. De Septuaginta heeft een waw gelezen waar de Masoretische tekst een jod heeft. Dan gaat het om twee Hebreeuwse letters die heel veel op elkaar lijken. In samenhang met het verschil tussen de ene medeklinker (consonant) vooronderstelt de Septuaginta een ander vocalisatie (klinkertekens) dan de Masoretische tekst. In Qumran is een handschrift met de Psalmen gevonden dat in het bewuste geval inderdaad een jod heeft.

Wie de Septuaginta met de Masoretische tekst vergelijkt, bemerkt dat de Septuaginta soms een slotconsonant van het ene Hebreeuwse woord bij het volgende woord heeft gerekend of een eerste consonant van het volgende woord als slotconsonant van een voorafgaand woord heeft gelezen. Dat laatste zien we in Jer. 23:33. Volgens de Masoretische tekst moeten we een zinsdeel met ‘Wat last? vertalen, maar volgen we de Septuaginta dan moeten we datzelfde zinsdeel vertalen met: ‘’U bent de last/jullie zijn de last!’. Dan slaat dit zinsdeel op het volk, de profeten en de priesters die de HERE hebben verlaten. Gezien de context lijkt de zienswijze van de Septuaginta juist te zijn. De Clementijnse Vulgata, een van de edities van de Vulgata, volgt hier de Septuaginta. Dan doen ook de meeste nieuwere vertalingen.

Als we in Jer. 15:14 bij het eerste woord met de Septuaginta geen rēsj maar een dalèth lezen, moeten we niet ‘overbrengen’ of ‘overvoeren’ vertalen, maar ‘Ik zal tot knecht maken’. Ook hier pleit er veel voor aan de lezing van de Septuaginta de voorkeur te geven.

Een voorbeeld van een andere vocalisatie terwijl men dezelfde consonanten leest als de Masoretische tekst vinden we in Psalm 110:3. Het woord dat wij in onze vertalingen met ‘uw jeugd’ tegenkomen, is in de Septuaginta opgevat als ‘heb Ik verwekt/gegenereerd’. Het woord dat met ‘dauw’ is vertaald, kwam kennelijk in het Hebreeuwse handschrift dat de vertalers van de Septuaginta gebruikten niet voor. Zij lazen daarom van de messiaanse koning ‘voor de dageraad heb Ik u verwekt/gegenereerd’.

In de Septuaginta sluit Psalm 110 dan ook nauwer aan bij Psalm 2 met de zinsnede ‘heden heb Ik u gegenereerd/verwekt’ dan in de Masoretische tekst het geval is. Wanneer de kerkvaders voor de eeuwige generatie van de Zoon ook kunnen verwijzen naar Psalm 110, kunnen we dit alleen vanuit hun gebruik van de Septuaginta begrijpen.

De Masoreten hebben niet alleen vocaaltekens aan de consonantentekst toegevoegd, maar ook accenttekens. Deze tekens geven niet alleen aan hoe een vers moet worden verdeeld, maar ook op welke wijze het moet worden voorgedragen. Het zijn ook tekens voor de melodie van de voordracht. Hoewel wij weten dat de accenttekens ook deze bedoeling hadden, kunnen wij alleen hun functies in het verdelen van een vers achterhalen.

De Masoreten hebben bij Psalm 45:7 de accenttekens zo geplaatst dat duidelijk is dat zij ‘Uw goddelijke troon’ willen lezen. Grammaticaal is dat minder waarschijnlijk. Terecht volgt hier onder andere de Statenvertaling de Septuaginta door te vertalen ‘Uw troon, o God’. In Jes. 40:3 is er geen reden om van de Masoretische accenttekens af te wijken. De accenttekens geven aan dat zij ‘in de woestijn’ bij het vervolg willen nemen.

Als wij de accenttekens van de Masoreten aanhouden, moeten wij vertalen: ‘Een stem van de roepende: Bereidt in de woestijn: de weg des HEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God.’ De Septuaginta biedt de mogelijkheid zoals bij aanhaling van Jes. 40:3 door Johannes de Doper gebeurt, ‘in woestijn’ met ‘de stem van de roepende’ te verbinden. (Vgl. Mat. 3:3).

Ik wijs er nog op dat het boek Richteren binnen de Septuaginta in twee versies is bewaard. Het boek Daniël had in de Septuaginta aanvankelijk een iets andere volgorde. De hoofdstukken 7-8 stonden daar tussen het vierde en vijfde hoofdstuk. Deze volgorde is strikt chronologisch. Bij het boek Jeremia staan niet alleen de profetieën tegen de volkeren op een andere plaats, maar is de tekst ook aanmerkelijk korter dan de Masoretische tekst. Het is wel zeker dat de Griekse vertalers een eerdere versie van het boek Jeremia hebben gevolgd, die later door de profeet of zijn leerlingen op basis van profetieën van hun leermeester is uitgebreid.

Niet zonder betekenis is ook erop te wijzen dat de Septuaginta, in de geslachtsregisters van het boek Genesis veelal hogere leeftijden geeft, dan de Masoretische tekst. Wie de leeftijden van Adam tot Abraham bij elkaar optelt, constateert een verschil van 1386 jaar. Dit moet men weten, als men bij de kerkvaders leest dat de aarde ongeveer 6000 jaar bestaat.

Hoe zijn woorden die slechts eenmaal of een enkele maal voorkomen begrepen en hoe zijn woorden vertaald?

In de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament komen een aantal woorden slechts eenmaal of slechts enkele keren voor. We hoeven dan de Septuaginta niet klakkeloos te volgen, maar het is goed eerst aan te zien wat de opvatting van de makers van deze vertaling was. In Gen. 41:43 vinden we het woord abrēch. De Septuaginta heeft dat als ‘gezant’ opgevat. De Statenvertalers zijn hier de Septuaginta niet gevolgd en vertalen met ‘knielt’.

Zowel in Ez. 13:11als 38:22 komt het woord èlgāwisj. In het eerste geval vertaalt de Septuaginta met ‘werpsteen’ en in het tweede geval met ‘hagel’. De Statenvertalers hebben in Ezechiël 1 en 8 het woord hasmal onvertaald gelaten. De Septuaginta vertaalt met eletron en denk aan een legering van zilver en goud. Je vindt die in meerdere vertalingen terug.

In Jes. 54:8 vinden we het woord sjètsèf. De Septuaginta dacht hier aan ‘klein’. Ook de Statenvertaling en King James Version volgen hier de Septuaginta. Waarschijnlijker is echter dat het om een ongebruikelijke variant van sjètèf gaat en dan moeten we niet ‘kleine toorn’ maar ‘vloed van toorn’ vertalen

In elke vertaling verdwijnen verbanden en verschijnen verbanden. Dat zien we ook in de Septuaginta. Eenzelfde Hebreeuwse woord wordt met meerdere Griekse woorden vertaald en meerdere Hebreeuwse woorden worden met eenzelfde Grieks woord vertaald. Zo wordt het Hebreeuwse woord tsĕdāqāh meestal met diakosunè (gerechtigheid) vertaald maar soms met eleèmosunè (daad van barmhartigheid). Met name in het boek Jesaja is doxa niet alleen de vertaling van kāwôd maar ook van andere Hebreeuwse woorden. Datzelfde geldt voor het ermee corresponderende werkwoord doxāzō in relatie tot de stam kāwēd.

Waar we in de Statenvertaling in aansluiting bij de Hebreeuwse tekst ‘verheven’ vinden, staat in de Septuaginta ‘verheerlijkt’. De knecht des HEREN wordt verhoogd en verheerlijkt. Diezelfde combinatie van ‘verhoogd worden’ en ‘verheerlijken/verheerlijkt worden’ vinden we in het evangelie naar Johannes. Wie het evangelie naar Johannes niet met de Hebreeuwse tekst maar met de Septuaginta verbindt ziet via de woorden doxa en doxāzō meer verbanden. Nog nadrukkelijker dan vanuit de Hebreeuwse tekst het geval is kan vanuit de Septuaginta erop gewezen worden dat Jezus als de knecht des HEREN zijn heerlijkheid openbaart.

Het karakter van de Septuaginta

In vergelijking met de Hebreeuwse tekst bevat de Septuaginta minder antropomorfismen. Hoogstwaarschijnlijk wilden zij zo de verhevenheid van God en het onderscheid tussen hem en zijn schepselen onderstrepen. Hier en daar is de Septuaginta ook niet alleen explicieter maar hoger messiaans dan de Hebreeuwse tekst. Ik wees voor het laatste al op Psalm. 110:3. Daar gaat de Septuaginta uit van de pre-existentie van de messiaanse koning. Dat geldt ook voor Psalm 72:17. Daar lezen we in de Septuaginta: Moge zijn Naam vóór de zon bestaan/voortduren.’

Heel nadrukkelijk leest de Septuaginta Gen. 3:15 messiaans. Het Hebreeuws kent geen onzijdig en man nelijke woord zèra‘ en dat wordt met het Griekse onzijdige woord sperma weergegeven. Desondanks vertaalde de Septuaginta niet met ‘Het zal u de kop vermorzelen’ maar met ‘Hij zal u de kop vermorzelen.’

Welbewust vertaalt de Septuaginta ook universaliserend. Daarmee bedoel ik dat het heil voor de volkeren meer nog dan in de Hebreeuwse tekst in beeld komt. Ik geef slecht één voorbeeld van de vele die mogelijk zijn. In Psalm 24:6 lezen we in de Septuaginta niet ‘die Uw aangezicht zoeken, dat is Jacob’ maar ‘die het aangezicht van de God van Jacob zoeken’. En kennelijk gaat het dan niet slechts om het zaad van Jacob maar om alle volkeren.

Wie de Masoretische tekst als geheel overziet en vergelijkt met de Septuaginta, moet constateren dat de Septuaginta geen andere boodschap bevat dan de Masoretische tekst, maar dat zij door haar parafraserend karakter bepaalde noties van heil voor de volkeren en van het messiaanse karakter van de oude bedeling onderstreept.

In het Nieuwe Testament wordt het Oude Testament veelal in de vorm van de Septuaginta geciteerd

In het Nieuwe Testament komt ongeveer tachtig procent van de citaten van het Oude Testament overeen met de Septuaginta. In de meeste gevallen gaan bij deze citaten de Septuaginta en de Masoretische tekst samen op. Maar we vinden in het Nieuwe Testament ook voorbeelden waar de Septuaginta wordt gevolgd terwijl deze dan duidelijk afwijkt van Hebreeuwse tekst. Dat geldt bijvoorbeeld voor Rom. 11:26 waar Paulus Jes. 59:20 citeert.. Terwijl we in de Hebreeuwse tekst lezen dat de Verlosser tot Sion komt, schrijft Paulus dat de Verlosser uit Sion komt. Hij mengt hier Jes. 59:20 met Psalm 14:7. Zulke mengcitaten komen we in het Nieuwe Testament meer tegen. Terwijl in de Hebreeuwse tekst van Jes. 59:20 wordt geschreven over hen die zich bekeren van de overtreding in Jacob, leest Paulus met de Septuaginta dat de Verlosser de goddeloosheid afwendt van Jacob. De Septuaginta leest hier iets andere consonanten. Overigens vinden we in de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament deze notie in Jeremia 31 en Ezechiël 36. Het is de HERE Zelf die bekering bewerkt. Door de lezing van de Septuaginta van Jes. 59:20 kan Paulus deze notie ook verbinden met het werk van de HERE Jezus Christus als Verlosser.

In Hand. 15:17 volgt Jacobus, de broer van de HERE Jezus Christus, in zijn toespraak op het zogenaamde apostelconvent Amos 9:12. In de Masoretische tekst wordt gezegd dat Israël het overblijfsel van Edom zal bezitten. In de Septuaginta lezen we dat het overblijfsel van de mensen/de overgebleven mensen zullen zoeken en dan gaat het kennelijk om het zoeken van de HERE. Op deze wijze sluit het eerste deel van Amos 9:12 nauwer aan bij het tweede deel. Daar wordt zowel in de Hebreeuwse tekst als in de Septuaginta gesproken over de volkeren die naar de naam van de HERE zijn genoemd.

We hebben hier een voorbeeld waarbij we er zeker van kunnen zijn dat de vertalers niet een andere Hebreeuwse tekst voor zich hadden maar de tekst welbewust parafraserend hebben weergegeven. Door Edom anders te vocaliseren konden zij ‘mensen’ of ‘mensheid’ lezen. Een bekende regel bij parafraserend vertalen was een van de drie Hebreeuwse stam-consonanten anders te lezen. In dit geval veranderde men de jod in een dālèth. Zo kon men met ‘zoeken’ in plaats van ‘beërven’ vertalen. Door het woordje dat aangaf dat het overblijfsel van Edom voorwerp was weg te laten, kon men de overgebleven mensen als onderwerp lezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2023

Ecclesia | 8 Pagina's

De betekenis van de Septuaginta voor de christelijke kerk (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2023

Ecclesia | 8 Pagina's