Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. Jan Scharp, predikant in roerige tijden (V, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. Jan Scharp, predikant in roerige tijden (V, slot)

10 minuten leestijd

De vervolgbundel

Het zal ds. Scharp wel voldoening hebben gegeven dat tien gedichten van zijn hand een plaats kregen in de Evangelische Gezangen, de eerste gezangenbundel van de Nederlandse Hervormde Kerk.

Hij bezat immers dichterlijke gaven en had volgaarne meegewerkt aan de totstandkoming van deze bundel.

Het duurde echter niet lang of men miste “gepaste gezangen voor onderscheidene plegtige gelegenheden.”1 Daarbij valt te denken aan de bevestiging van ambtsdragers, de inzegening van het huwelijk, de herdenking van de Kerkhervorming en zendingsliederen. Dit ontbreken was niet zo verwonderlijk, omdat bij de samenstelling van de bundel was gebleken “dat men vooral gezangen wilde, die “het vervuld Evangelie, de eer des Verlossers des H. Geestes, de verzoening en de genade” verheffen zouden.”2

Nu was het echter geen zaak meer voor de provinciale synoden om in deze behoefte te voorzien. Er was na twee eeuwen weer een nationale synode, want opnieuw waren de tijden veranderd, Oranje was terug in Nederland en de eerste koning uit het Oranjehuis, Willem I, had aan de kerk een Algemeene Synode geschonken.

Deze zou werk maken van de vraag naar meer gezangen. Zij benoemde een commissie om met voorstellen te komen tot uitbreiding van de Evangelische Gezangen. Moeizaam is aan deze opdracht voldaan3. Negentien jaren waren er nodig, maar in 1866 was het zo ver. Op de 19e juli 1866 van dat jaar besloot de Synode “tot de uitgave van de op haar last vervaardigde en lang verwachte Vervolgbundel op de evang. gezangen (nog 82 kerkliederen), die in 1868 in ’t licht verscheen en zonder bezwaar, maar niet algemeen in gebruik is gekomen.”4

Het is nu de plaats niet om breed op deze Vervolgbundel in te gaan. Toch een bijzonderheid. De commissie had ook even over de Nederlandse grens gekeken. Opgenomen was nu een klein aantal uit het Duits vertaalde liederen. Van Luther, Paul Gerhard, Leo Judae, Gustaaf Adolf en Louise Henriette van Brandenburggeb. van Oranje Nassau. Maar deze werden wel apart van de andere gehouden in een Aanhangsel van den vervolgbundel. Alleen onder de tekst van deze liederen staat de naam van de dichter.

Nu, in dit vervolg van de eerste gezangen, werd ook een zendingslied van Scharp opgenomen (nr. 245). Hij was immers destijds nauw betrokken geweest bij het Nederlands Zendeling Genootschap. Misschien hebben oudere lezers het ook wel eens in de kerkdienst gezongen. Het maakt deel uit van een kleine rubriek van “liederen voor zending onder de heidenen, de zending onder Israël en over de beke-ring van Israël,” Dit lied van Scharp werd ook opgenomen in de bundel van 1938 (Gezang 102). Het bereikte het Liedboek niet. De tekst van dit gezang is als volgt:

Slaat d’ ogen naar ’t gebergte henen,

schoon duisternis zijn kruin omhult,

en weet, bij al wat mensen menen,

wat God beloofd heeft, wordt vervuld.

Eens zal de dag des heils verrijzen,

de zon hoog aan den hemel staan.

Laat elk des Heren goedheid prijzen,

reeds breekt het ochtendkrieken aan!

O machtig’ Evangeliewoorden,

spoedt heerlijk voort en overwint!

Och, dat u alle volk’ren hoorden,

zo ver men immer volk’ren vindt!

Bekroon uw werk, o grote Koning,

uw zachte schepter heers’ alom,

zo word’ eens aller hart uw woning

En heel deez’ aard’ uw heiligdom.

Scharp als dichter, geleerde en kanselredenaar

‘Verzamelde gedichten’ van Scharp zijn nooit verschenen. Dat is niet erg verwonderlijk. Hij schreef ze steeds naar aanleiding van een verjaardag, een jubileum, een bepaalde gebeurtenis. Sommige van zijn gedichten werden door hem afzonderlijk uitgegeven, andere gepubliceerd in “de werken van het dichtlievend genootschap: Kunstliefde spaart geen vlijt.”5

Waren het wel gedichten? Of moeten wij ze rijmen noemen? Ze hadden voornamelijk dagwaarde, al geldt dit niet voor de kerkliederen die uit zijn pen vloeiden.

Scharp had een goede relatie met Bilderdijk, die onder een portret van Scharp een gedicht van zes regels plaatste, waarvan de twee laatste luiden:

“Hij, trots6 den felsten storm op kerk en staatsbewind, hield Christus’ zoenleer vast, en bleef Oranjes vrind.”

Ja, heel grote liefde had hij voor stadhouder Willem V. “Van zijn studententijd af heeft Jan Scharp gretig naar de ganzeveer en lier gegrepen om de gestalte van stadhouder Willem V op te hemelen. De verjaardag van de prins – 8 maart – was hem een grote feestdag. En er kon geen bijzondere gebeurtenis ten hove plaatsvinden of Scharp trad uit de coulissen naar voren met een rijmproduct.”7

Een sterk geloofsvertrouwen blijkt wanneer Scharp in zijn geheel onzekere situatie (hij was als Oranjeklant als predikant afgezet) bij zijn 40e verjaardag een geloofsgetuigenis laat uitgaan, dat besluit met de regels

“En, wat boven ’t hoofd moog’ hangen: God blijft toch alleen mijn goed”8

Wanneer in december 1813 de koning, met prins Frederik, zijn tweede zoon, Rotterdam bezoekt, treedt Scharp, hoe kan het anders, naar voren met zijn lofdicht, waarin deze regels voorkomen:

“De God onzer Vaadren heeft tranen en zuchten, Die ’t hart, overkropt door den weedom, ontvlugtten, Verhoort, en weer leven herbragt uit den dood…”9

Zo zou er nog een grote reeks voorbeelden van Scharps vermogen tot rijmen gegeven kunnen worden, maar dat mist hier elke zin.

Scharp stond in zijn tijd bekend als een begaafd en geliefd prediker, een gevierd kanselredenaar, die in Rotterdam “de meeste naloop had.”10 A.C. Honders haalt in het Compendium (genoemd in noot iii) A.W. Bronsveld aan, die Scharp typeert als “een begaafde en werkzame man” en als een die steeds gereed stond om met zijn proza en poëzie zijn vijanden te bestrijden, zijn vrienden te dienen.”11 Wat zijn proza betreft: in 1792 kwam het verzoek tot hem zes apologetische redevoeringen te houden. Er bestond namelijk een legaat van Walter Senserff, destijds burgemeester van Rotterdam om jaarlijks leerredenen te houden “ter weerlegging van Atheïsten, Deïsten, Heidenen, Joden en Mohamedanen of andere tegenstanders van den christelijken godsdienst.”12 Scharp voldeed aan dit verzoek en toonde in zijn verhandelingen veel geleerdheid. Datzelfde wordt gezegd van zijn studie uit 1799 opgedragen aan de universiteit van Duisburg, uit dank voor het hem verleende doctoraat. Naast dit tweetal zijn er van zijn hand veel andere verhandelingen verschenen. Hij was immers “de man van de zeer vele tijdpredikaties bij allerlei gelegenheden,”13 Dikwijls nam hij de pen op om het christelijk geloof te verdedigen. Of trad hij op als spreker. Het christelijk geloof, zoals was beleden in de Reformatie, ging hem zeer ter harte, zodat hij ook een jeugdclub avant la lettre stichtte, “een gezelschap van jeugdige godsdienstvrienden” onder de zinspreuk “Bijbelstudie en geschiedkunde zijn de eenige bronnen van ware orthodoxie.”14 Of hij voorvoelde dat in de toekomst de Verlichting steeds feller en fanatieker het christelijk geloof en de kerk zou bedreigen en bestrijden is te betwijfelen.

Scharp privé en zijn levenseinde

Scharp was direct voor hij de eerste pastorie betrok getrouwd met Anna Catharina Engelcke en na haar overlijden (in 1806) met Adriana Vonk, weduwe van J.F. van Durselen. Uit zijn eerste huwelijk werden tien kinderen geboren, van wie er zeven jong of volwassen, stierven voordat hun vader overleed. Ook de dood van twee kleinzoontjes maakte hij mee. Wat een verdriet voor de ouders!

Nadat hij 48 jaren het wondere ambt had bekleed, nam hij 23 april 1826 afscheid van de gemeente die hem dierbaar was. De Lutherse dr. Jaanus schrijft over hem: “Jan Scharp, zoals ik hem leerde kennen, was een veelzijdig begaafd man, geen theologisch genie, dat nieuwe vergezichten opent. Maar trouw was hij in het verkondigen en verdedigen van wat hij zag als de onomstotelijke traditionele waarden van het christelijk geloof van zijn Hervormde Kerk.”15

Als tekst voor zijn afscheidspreek had Scharp Genesis 48: 21 gekozen, “Zie, ik sterf, maar God zal met ulieden wezen.” Hij gevoelde de lasten van de oude dag en bereidde zich voor op het einde van zijn leven. Weer greep hij naar de pen, nu om Ernstige gedachten in de laatste dagen van mijn leven te schrijven.16 Het was het laatste van zijn vele tientallen boeken en kleinere geschriften. De gezwollen, bombastische stijl die in zoveel van zijn gesproken en geschreven woorden rijkelijk aanwezig was geweest, is nu nagenoeg verdwenen. Hij belijdt een zondaar, een verloren man, van nature een kind des toorns te zijn, een gebrekkig leraar, ondankbaar onder zegen, morrende in verdriet, ongeduldig in lijden, driftig echtgenoot, onbedachtzaam vader te zijn. Maar ondanks dit alles en nog veel meer waardoor hij weet schuldig te staan voor God, schrijft hij: ”… ik (belijd) (met afstand van allen eigen roem, maar roemende in den Heer) mijn vast geloof en onwrikbare hope, dat ik – die binnenkort ga sterven – niet alleen sterf op dat Evangelie, dat ik vrijmoedig heb gepredikt, maar ook dat ik, door en om Jezus Christus, mijnen eenigen Heiland en Zaligmaker, zoo zekerlijk uit vrije erbarming, de eeuwige zaligheid verkrijgen zal, als Gij voor mij gestorven zijt. Rustig en vrolijk ga ik sterven, Goddelijke, Godgeofferde, door God verheerlijkte Redder van menschen, Verzoener van de zonden, Gever van het eeu wige leven, Voleindiger van mijn geloof, mijn Heer en mijn God!... “ En: “Ook aan dezen … zondaar … is barmhartigheid geschied.”17

In de vroege morgen van 2 maart 1828 overlijdt Scharp. Onder grote belangstelling wordt hij begraven in het koor van de Grote of St. Laurenskerk.

Zo was dan het einde gekomen aan het leven hier en nu van een prediker van het Evangelie in een zeer roerige episode in de geschiedenis van Nederland, van een gereformeerd dienaar van het Woord toen Verlichting en revolutie om zich heen grepen, van een man met vele merkwaardigheden, van een kind van zijn tijd, evenals wij van onze tijd, van een dichter van kerkliederen die ontelbaar vaak door ontelbaar velen gezongen zijn en worden: “Jezus neemt de zondaars aan” en van

“Alle roem is uitgesloten,

onverdiende zaligheên

heb ik van mijn God genoten,

‘k roem in vrije gunst alleen.

Ja, eer ik nog was geboren,

eer Gods hand, die alles schiep,

iets uit niet tot aanzijn riep,

heeft Zijn liefde mij verkoren.

God is liefd’ , o eng’lenstem,

mensentong verheerlijkt Hem!”


Noten

1 Zo het woord vooraf bij de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen.

2 L. Knappert, Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk gedurende de 18e en 19e eeuw, deel II, Amsterdam 1912, 224.

3 Zie voor de manier waarop dit vervolg tot stand gekomen is bijv. H.H. Barger, Ons Kerkboek, Rotterdam 1907, 85 – 125 en P.G. Kunst, Kerkzang in de Nederlanden, Kampen 1981, 82 – 90. Eén van de vertragingen in de werkwijze van de commissie was het bezwaar van ds. H.L Oort, die van oordeel was dat er ‘”minder melding gemaakt (moest) zijn van Jezus’ bloed en wonden’. En ‘de wereldbeschouwing, die in deze liederen voorkomt, is niet zelden somber. Het karakter van onzen tijd wordt er in gemist.”’ (p. 87). Op snedige wijze heeft Nicolaas Beets, lid van de commissie, daarop schriftelijk geantwoord en de vervolgbundel is niet naar de wensen van Oort aangepast. Een andere bijzonderheid is dat Joh. G. Bastiaans (1812 – 1875), toen organist van de St. Bavo of Grote Kerk in Haarlem, in opdracht van de synode 30 nieuwe melodieën schreef voor de recente gezangen. Hij werd daarvoor beloond met … ƒ 600, Bastiaans was ook de stimulerende kracht achter de Bachrenaissance in Nederland. Zie voor hem bijv. Compendium bij het Liedboek voor de kerken, Amsterdam 1977, 1139 -1143.

4 J. Reitsma / J. Lindeboom, Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden, 5e dr., ’s-Gravenhage 1949, 484.

5 B. Glasius, Godgeleerd Nederland. Biografisch Woordenboek van Nederlandsche Godgeleerden, 3e deel, ’s-Hertogenbosch 1856, 284.

6 Trots = ondanks.

7 H.J. Jaanus Ter nagedachtenis van ds. Jan Scharp…, Rotterdamse Jaarboekje (1980), 158.

8 H.J. Jaanus, a.w. 164.

9 Idem, 167.

10 Aldus de Christelijke Encyclopedie, VI Kampen 1961, 52.

11 Compendium, 1027.

12 Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, 1 e deel, s.v. Senserff, Leiden 1911, 1468.

13 P.G. Kunst, a.w. 52.

14 Glasius, a.w. 281v.

15 H.J. Jaanus, a.w. 173.

16 Het boekje beleefde in 1829 een tweede druk.

17 H.H. Barger, J. Scharp – een predikant uit den patriottentijd, Rotterdam 1906,128v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 2023

Ecclesia | 8 Pagina's

Dr. Jan Scharp, predikant in roerige tijden (V, slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 2023

Ecclesia | 8 Pagina's