Iets Over De Visserij
* Het Plompen. * De eerste „sloep."
Sommige schippers kochten van de Engelsen een vrijbrief, waardoor zij konden blijven vissen. De Fransen mochten dit volstrekt niet weten, want dit was heulen met de vijand. Daarom werd deze brief bij binnenkomst verborgen achter de wegering. De wegering is de binnenbeplanking van een vaartuig.
Er was in deze tijd een zeer onversaagd man „baes" op een schuit. Deze man, Buurveld geheten, stoorde zich Weinig of niets, aan hetgeen door de Fransen geboden of verboden werd, maar ging naar zee, als het hem goed dacht. Als de Fransen des nachts, een vaartuig zonder lichten voorbij de haven van Hellevoetsluis zagen varen, zeiden zij tegen elkaar: „Daar gaat de stoute Buurveld,"
Toen de Fransen eindelijk waren vertrokken, lieten zij Middelharnis in een zeer verarmden toestand achter. Van de schuiten was méér dan de helft verloren gegaan.
De vissers hadden echter de moed nog niet verloren, en gingen een nieuwe manier van vissen proberen, het z.g. „plompen." Plompen was een visserij, die ten anker liggend geschiedde. Ik zal zeer kort er iets over schhrijven. Op het ondiepe westelijke deel van de Dogger bank, door de vissers „het droge zand' genoemd, komt in het najaar de haring ,,poecien" dat is kuit schieten. Op sommige plaatsen is dan de zeebodem be dekt met een dikke laag haringkuit. Boven dit door de verschillende vissoorten zeer geschikte voedsel, verzamelen zich grote scholen vissen, voor het grootste deel uit schelvis bestaande. - •
Bij de visserij met de plomp, gaan de vissers zoeken naar een plaats waar ha ringkuit op de zeebodem ligt. Dit doen zij, door telkens het dieplood uit te werpen. Van onderaan dit „lood" zit een stuk vet. Valt nu het lood op haringkuit, zo blijft er wat van aan dit vet hangen. Nu ging men aan het vissen. Ving men nu enige schelvissen, zo liet de schipper „Op hoop van zegen", het anker vallen.
De meeste zeilen werden nu geborgen en de eigenlijke visserij nam een aanvang. Soms ving men weinig of niets, en moest het anker worden gelicht, en een betere plaats worden gezocht, en soms had men de vissen voor het „halen." Het plomp-vistuig bestond uit een zat een dieploodje en aan beide einden half ronde ijzeren beugel. In het midden een z.g. stel, dat is een eind dun touw vond zich een vishaak voorzien van aas. ongeveer 1% M lang. Aan ieder stel be Het aas bestond uit van de schelp ontdane mossels. Deze mossels werden le voor tot achter nam nu de bemanning vend in netten in het bun bewaard. Van de plomp naar de zeebodem te laten zak plaats en begon men te „plompen", door ken, hem een weinig op te halen, en dan zacht op en neer te bewegen. Men kon dus twee vissen tegelijk van
Men kon dus twee vissen tegelijk van gen. Het is wel gebeurd, dat men in één dag het bun vol schelvis had. Des nachts werd niet gevist. Had men goed weder bij het „thuis-
Had men goed weder bij het „thuis- zeilen", zo kon het gebeuren, dat men met esn bun levende schelvis voor het havenhoofd ten anker kwam, waar de vis dan verkocht en gelost werd. Deze visserij heeft geduurd tot plm. 1878. Men viste ongeveer van October tot
Men viste ongeveer van October tot December. Daarna ging men weder beugen.
Iln het jaar 1814 verscheen in de kaai te Middelharnis een nieuw model vissers vaartuig, ,,sloep" geheten. Dit soort vaartuig is van Franse oorsprong en van uit Zierikzee het eerst in ons land gebruikt. Het waren toen ten tijde ongeveer 60 voet lang en 20 voet brede kiel vaartuigen, voorzien van één mast met steng en van zelf ook van een bun. In Frankrijk heet zo'n vaartuig ,,chaloup", waar misschien ons woord sloep van is afgeleid.
Deze vaartuigen voldeden door hun meerdere zeewaardigheid en betere bezeildheid zo goed, dat reeds in 1829 al de vaartuigen van Middelharnis sloepen waren. Van deze vaartuigen zijn er verschillende soorten in de vaart geweest. In de laatste tijd van hun bestaan,
In de laatste tijd van hun bestaan, waren het ware zeekastelen, waar veel mee was te bereiken, en waarmede door onze vissers zeer veel kon worden gedaan. In 1846 verscheen in Middelharnis de eerste ijzeren sloep. Het was een zeer groot vaartuig voorzien van twee grote masten, de z.g. schoenen-sloep. Gezagvoerder was schipper Leendert Koster. Dit vaartuig was 89 voet lang, dug een gïfoot verschil met de slechts 35 tot 40 voet lange gaffelschuiten.
(Wordt vervolgd.-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juli 1947
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's