Iets Over De Visserij
• *) — 1895. 4 Dec. is de sloep „Zeemanshoop" schipper Willem Viskil, in een zware storm „gebleven." Het laatst is deze sloep gezien bij het „Zand" (Doggersbank), door een Pernisse sloep. De namen der opvarenden waren: Willem Viskil, oud 37 jaar, schipper, Gerrit Jongejan 63 j. ouweman. De matrozen Cornells van der Put 34 j., Pieter Rooi 32 j. Marinus onder de Linden 34 j., Gerrit Roodzand 23 j., Comelis Knape 21 j., Marinus Taaie 20 j. De jongens: Comelis de Koning 21 j., Antonie van Dongen 20 j., Leendert Koudijzer 18 j., Nicolaas Vermaas 13 j. en Barend Kattestaart 12 jaar.
1910. Den 24sten Januari, is de sloep „Luctor et Emergo" van de rederij P. L. Slis en zonen in een zware storm vergaan. Gfeen bijzonderheden bekend. Schipper Willem van den Hoek, ouwenman: Pieter van den Berg, matrozen: Leendert Kattestaart, Adrianus van den Nieuwendijk, Comelis van den Hoek, Adrianus Jongejan, Gerrit Jongejan en Krijn van Gelder. Jongens: Marinus onder de Linde, van der Tak, J. Don, A. de Koning en G. onder de Linden . 1912. Tien 20sten Januari is de sloep „Anna" in een sneeuwstorm uit het Zuid Oosten vergaan. Het vermoeden is, door een aanvaring.
De „Anna" was een groot ijzer vaartuig door de rederij Wed. C. Kolff en Zlonen, van Vlaardingen aangekocht voor de haringvisserij. Deze sloep is de laatste welke van Middelharnis is vergaan. De bemanning bestond uit: Schipper
De bemanning bestond uit: Schipper Antonius den Braber, ouwenman: Jacob van Dongen, matrozen: Pieter Jordaan, (Pietet Sprong, Johannes Bogerman, Johannes van Dongen, Arie du Pree en Adrianus Visser. De jongens l^iaren: A. van der Tak, H. Verburg, J. van Gelder, M., Jordaan en een jongen van Vlaardingen. Daar de visserij sterk achteruit ging, waren er bijna geen jongens meer die gingen varen, waarom'er een jongen van Vlaardingen aan boord was.
Dit is de eerste maal, zover mij bekend is, dat iemand, niet van Middelharnis afkomstig, op een Middelharnisse sloep zijn leven verloren heeft.
Vanaf 1826 tot 1912 zijn er dus van Middelharnis 9 sloepen en 1 schuit vergaan, waardoor (aannemende dat op ieder vaartuig 13 personen aan boord waren) 130 vissers het leven lieten. Op de schuit van Bree voeren ook 13 man.
Hoe gevaarlijk het beroep van zeevisser was, zal blijken uit de reeks van ongelukken welke hierachter volgen: 1820. Bij het ongeluk met de schuit
1820. Bij het ongeluk met de schuit van Bree (reeds vermeld) verloren 11 vissers het leven.
1876. Schipper Jan de Korte, met 1 matroos en 1 jongen door een zware zee overboord geslagen. Wanneer bij storm weer de wind wat in kracht afneemt, is dat met de zee niet het geval. De golfslag wordt d.an enigen tijd .gevaarlijker. Dit ondervond de bemanning van de sloep, waar J. de Korte schi,pper op was. Men had een zware storm doorstaan, toen er weer verandering kwam, door het iets verminderen van de windkracht, der wind. Allen hoopten, dat het grootste gevaar was geweken. Men had op zee de gewoonte dat, als men stormweer had, zo min mogelijk „volk" aan het dek kwam, alleen twee man aan „de wacht". De niet aan het dek nodig zijnden, zaten dan „gewapend" dat is met laarzenen oliegoed aan, in het voorlogies klaar, om op het eerste waarschuwings geroep van de „wacht" naar „boven" dat is naar h,et dek snellen. Alleen de schipper ging of was aan het dek als hij het nodig vond, en deed vaak meer „wacht" als de matrozen. Eensklaps kwam de „wacht" naar het voorstuk en riep luidkeels in de logies kap, „boven voor een schip.'^ Er was een ander vaartuig gevaarlijk dicht in de nabijheid, door hun verkend.
Allen behalve de kleine jongens, gingen naar het dek, toen een zware zee, bij het voorschip „oprees" en „over" kwam.
De uitwerking dezer zee was verschrikkelijk. Vier man, waar onder de schipper, spoelden overboord, en werden niet meer gezien, behalve een matroos, die een overboord hangend touw gegrepen had. Deze werd met veel moeite weder aan boord getrokken. Een andere matroos zat tussen de stukken van de stuk geslagen scheepsboot bekneld en moest door de anderen worden bevrijd. Er was bij de overlevenden grote verslagenheid over het verlies van hun scheeps makkers, en het meest over de dood van de door hen allen hooggeachten schipper.
'De omgekomen matroos heette Hendrik du Pree, en de jongen Comelis den Braber.
De mensen die zich op het achterdek bevonden, hadden van de overgekomen zee niet de minste last. (Wordt vervolgd.)
*) — Dit stukje is herplaatst, omdat er, door misverstand van de zetter, een gedeelte was uitgelaten. (Red.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1947
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1947
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's