Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De R.T.M. in kort geding met de Burgem. van Middelharnis en de Staat der Nederlanden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De R.T.M. in kort geding met de Burgem. van Middelharnis en de Staat der Nederlanden

Over net gevaar en liet ingrijpen van ae politie, bij onvoldoende bemanning van de veerboten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals wij onlangs in ons blad hebben gemeld, is er geprotesteerd dat op de veerboten der R.T.M., varende van Middelliarnis­Hellevoetsluis door, onvoldoende personeel de veiligheid van de passagiers in het gedrang kwam. De bezetting bedroeg met de kapitein mee, slechts 3 man aan dek, waarvan een der dekkneohts gedurende de reis nog dienst moest doen als conducteur, zodat er m feite slechts 2 man aan dek was.

De burgemeester van Middelharnis had daar klachten over gekregen en heeft zich gewend tot de Inspecteur Generaal voor de Scheepvaart, die enige reizen met de veerboten heeft laten mee­varen voor inspectie. De Inspecteur was van mening, dat in het belang van de veiligheid van het publiek maatregelen dienden te worden genomen. Naar zijn oordeel moesten bij goed weer altijd 3 man aan dek zijn (zonder dat deze conducteurdiensten deden) en vier man bij mist en slecht weer. De Scheepvaart­inspectie heeft aan de Burgemeester van Middelharnis gevraagd hierop controle te laten uitoefenen, wat aan de Rijkspolitie is doorgegeven, die zich daarmee heeft belast.

Bij deze controle werd op een mistige dag geconstateerd, dat er één man te weinig dekpersoneel was, en de Rijkspolitie verbood de kapitein te vertrekken. Haastig is toen een mannetje van het sleepschip geleend zodat de vaart weer doorgang kon hebben.

Over dit ingrijpen is de R.T.M, directie zeer ontstemd. De R.T.M, betwist dat op haar diensten de Wet Openbare Middelen van vervoer toepasselijk zouden zijn. Daarom is door haar bij de Arr. Rechtbank te Rotterdam in kort geding tegen de Burgemeester van Middelharnis en de Staat der Nederlanden een uitspraak gevraagd in kort geding, op Woensdag 30 Nov. j.1.

Deze zeer interessante rechtszitting duurde van des n.m. 2 tot 6 uur.

Voor de R.T.M, was vertegenwoordigd Mr J. J. Fokma, de Landsadvocaat was Mr D. J. Veegens ên voor de Burgemeester van Middelharnis Mr L. J. den Hollander. Voorts waren de Groepscommandant van Politie de heer de Buckviel en de Inspecteur Generaal voor de Scheepvaart aanwezig.

Mr Fokma de R.T.M, verdedigende stond op het standpunt, dat de R.T.M, de veerdiensten onderhoud met consessie van het Rijk, in welke consessie alles is geregeld en dat daardoor aan de eisen is voldaan. Toezicht en ingrijpen van buitenaf achtte hij onwettig. De R.T.M, had zelf te beoordelen met hoeveel personeel er diende te worden gevaren. Wat zou er van de uitoefening van een vlotte dienst moeten komen, wanneer ieder maar bevoegd was om in te grijpen en daardoor te stagneren? Inplaats van samenwerking met de streek, was men hier bovendien bezig het de R.T.M, lastig en moeilijk te maken. Bovendien achtte Mr J. J. Fokma, dat de R.T.M, hier was aangetast in haar reputatie.

Mr L. J. den Hollander ging in zijn pleidooi de geschiedenis der R.T.M, na en wees er op, dat voorheen met vijf man personeel bovendeks op deze boten werd gevaren, maar dat uit, bezuinigingsoogpunt dit personeel, ten koste van de veiligheid van het publiek werd Ingekrompen. Op deze boten worden jaarlijks 400.000 passagiers vervoerd en ongeveer 50.000 auto's. De boten zijn ruim 40 jaar oud. De diensten moeten dikwijls onder moeilijke omstandigheden uitgevoerd ,zodat de hoogste eisen t.a.z. van de veiligheid van het publiek dienen te worden gesteld.

Pleiter wees er op, dat van de bemanning — die alles op alles zetten om de dienst goed te laten functionneren — het uiterste wordt gevergd. In de laatste jaren is tot tweemaal toe iemand over boord geslagen en verdronken.

Vaak is er ongeschoold personeel, en diegenen die met de stand van zaken op de hoogte zijn, maken zich ernstig bezorgd over de inkrimping van personeel. Zou er echter wat gebeuren, dan zouden de gevolgen niet te overzien zijn.

Wat moet de Burgemeester nu doen? Wachten tot er een ongeluk gebeurd? De Burgemeester heeft terecht de aandacht van de bevoegde instanties op deze zaak gevestigd, waarna de Inspectie voor de Scheepvaart heeft voorgeschreven welke maatregelen dienen te worden genomen. Deze handeling wordt door de R.T.M, onrechtmatig en een aantasting in haar burgerlijke rechten genoemd! Een vlekkeloze reputatie heeft de R.T.M, echter niet, want in Rotterdam heeft ze de bijnaam: „Eilanden­moordenaar!"

De R.T.M, betwist, dat op haar diensten de Wet openbare middelen van vervoer toepasselijk zou zijn. Pleiter meent dat ze daar terdege onder valt, want de Verenwet, waarop de R.T.M, zich beroept, regelt slechts wie een veer mag uitoefenen en hoe, dit moet geschieden De R.T.M, heeft bovendien steeds art. 2 van het K.B. van 31 Juli 1880 S 121 nageleefd door voor de boten goedkeuring te vragen van de gemeente Rotterdam.

Pleiter achtte dat de Burgemeester geheel ten onrechte was gedagvaard en niet als opsporingsambtenaar was opgetreden. De politie had gehandeld als Rijkspolitie, tot uitvoering van een Rijkswet.

Toewijzing van deze vordering zou de R.T.M, een vrijbrief geven alle veiligheidsmaatregelen over boord te zetten en de reizigers overleveren aan de willekeur van de R.T.M, en het de politie onmogelijk meiken om voor de veiligheid van het publiek in te staan.

De Landsadvocaat Mr Veegens betoogde aan de hand van de rapporten van de Scheepvaartinspectie, dat dit veer, voor al bij mist, niet van gevaar is ontbloot. Er dient terdege een voldoende en een ervaren bemanning te zijn. Mr Veegens betoogde, dat 3e R.T.M, probeert op de wettelijke regelïhg van vervoer onderuit te komen en beroept zich op de Verenwet. Die Verenwet van 1880 slaat op een pontje over de rivier, maar niet op een stoombootdienst in de zeegaten. Spr wijst ook op de veerdiensten Enkhuizen, Stavoren. Het merkwaardige is, dat de R.T.M, in veel andere opzichten wèl aan de Wet voldoet, keuring, verlichting enz

Wat het ingrijpen van de politie betreft betoogde spr. dat deze ook nog een preventieve taak heeft, die niet in de Wet is aangegeven. Bij gevaar is de politie altijd bevoegd in te grgpen.

De Inspecteur­Generaal persisteerde bij zijn standpunt, vastgelegd in zijn rapport, waarin aangegeven hoe groot de bemanning dient te zijn. De uitspraak volgt later.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1949

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

De R.T.M. in kort geding met de Burgem. van Middelharnis en de Staat der Nederlanden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1949

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's