Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veredeling van grassoorten, het allergrootste belag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veredeling van grassoorten, het allergrootste belag

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maandagavond vergaderde voor de laatste maal in 1949 het Wetenschappelijk Genootschap Goeree­Overflakkee. Dr Stoel kon als spreker welkom heten Ir Eschauzier uit Vught, die een en ander zou vertellen over „De veredeling van weide­ en gazongrassen." Als het de lezer gaat als het ons verging, dan zal hij vragen: hoe kan men interesse hebben voor zoiets gespecialiseerds als hetwelk dit onderwerp moest inhouden. Ogenschijnlijk zijn er ook maar weinigen betrokken bij gras en zijn veredeling, maar als men dan hoort, dat in ons lieve landje niet minder dan 1.137.000 ha door grasland wordt ingenomen; plus bovendien nog 12.000 ha door tijdelijk grasland en als men bedenkt dat van dit grasland onze melk, onze boter, kaas en ons beafstukje komt — Dr Stoel had daar erg in ~ ja, dan

— Dr Stoel had daar erg in ~ ja, dan is veredeling van onze grassoorten een aangelegenheid, waarbij we allen het grootste belang hebben. En zo werd het ook een interessante inleiding, die zeker uit de bij de landbouw betrokken leden van het genootschap wel wat meer aandacht verdiend had. Ir Eschauzier zei vanzelfsprekend

Ir Eschauzier zei vanzelfsprekend slechts een globaal inzicht te kunnen geven in de veredeling van grassen. De belangrijkheid van een en ander motiveerde hij als in het bovenstaande reeds werd aangegeven. Van het Nederlandse grasland, hetzij blijvend, hetzij tijdelijk, is 8% uitmuntend, 20% goed, 29% bevredigend, 22 voldoende en 21% onvoldoende van kwaliteit.

In de gehele wereld komt men plm. 3500 graminiaeën tegen, in Midden­ Europa 226 rassen en daarvan komen er slechts 17 voor ons en voor veredeling in aa:unerking. Vroeger keek men niet nauw bij het

Vroeger keek men niet nauw bij het aanleggen van grasland. Toch groeiden er dikvrijls heel goede rassen, hetgeen te wijten was aan natuurlijke selectie. Alleen die planten bleven over, die zich konden aanpassen aan ons klimaat en onze bodem. Men vindt nu nog op vele, soms meer dan honderd jaren oude weiden, uitstekend gras. Die gewassen noemt men oecotypen en zij vormen uitgangspunt voor de selecties, waarbij men vooral naar de zgn. weidetypen streeft.

Vroeger ook gingen de boeren voor de inzaai uit van ons zaad, dat op de hooizolder achterbleef, maar dat was meest al van het vroegrijpe type en het bevatte veel onkruid. Het voordeel was, dat men rassen zaaide, die tegen klimaat en bodem afgestemd waren.

Tegen de 18e eeuw ontstond er een handel in graszaad. Dat zaad begon te komen uit speciale gebieden (Ierland raygras, bv.) Kentucky, Nieuw Zeeland enz. De zaadhandel legde het natuurlijk aan op een ras, dat veel zaad opbracht, maar voor de boer moest het gaan om goed weidegras. Rond 1900 kwam het probleem op van de grasmengsels, een probleem waarmede men nog zit.

De graskwaliteit wordt door vele factoren bepaald; klimaat, grond, waterstand, zaad, beweiding, bemesting enz. enz. Dit samenstel van invloeden heeft de studie zeer ingewikkeld gemaakt, veel ingew­ikkelder dan die der landbouwgewassen. Daarbij heeft men steeds maar met één soort te doen. Het inportzaad bestaat meest uit

Het inportzaad bestaat meest uit vroeg bloeiende, weinig blad gevende rassen. Daarom ging men hier kweken van inheems gras van de beste oude weide en daarmede zette men de eerste schreden op het pad naar grassenveredeling. Engeland, Ierland en Duitsland gingen voor, in 1930 begon men in Nederland. Sinds 1935 zijn een 7 ä 8­ tal bedrijven zich gaan bezig houden met het selecteren van grastypen. Thans zijn 11 rassen opgenomen in de erkende rassenlrjst.

Dr Eschauzier vertelde dan van welke eisen wordt uitgegaan bij het selecteren. De kweker stelt zich een zeker ideaal type voor ogen en hij streeft er dus naar dat te verkrijgen. Belangrijk is daarbij natuurlek de selectiemethode.

Daarover zijn al vele boeken geschreven. De kweker zal liefst niet uitgaan van een al veredeld type, maar van natuur­ Vassen, zoals o.a. met het Westerwolds is gebeurd. De kweker kan de mooiste planten afzonderen en daaruit het zaad winnen. Bij stamselectie wordt van iedere plant afzonderlijk gewonnen en afzonderlijk gezaaid. Men behoudt tenslotte de beste typen. Belangrijk is, dat de grassen in hoge mate kruisbestuivers zijn en men moet dus wel een tien tal rassen aanhouden. Doet men dat nipt dan krijgt men inteelt. (Om het on­ .dèrzoek op zo groot en breed mogelijk basis te doen laat men ook planten zelf bestuiven; men krijgt dan inteelt en die is op zichzelf ook heel interessant om te bestuderen). Spr. ging dan verder in op het selecteren o.a. op het moderne, massale proefkruisen, waarbij men vri nauwkeurig de gemiddelde waarde van de moederplant kan bepalen.

Ds Eschauzier verduidelijkte zijn lezing met een groot aantal diapositieven en kleuren foto's, zodat de aanwezigen heel duidelijk de methoden van selecteren en de verkregen resultaten konden zien. Spr. maakte de foto's in het grote selectiebedrijf van de firma. Waarvoor hij werkt, Mommersteeg en vertelde ter loops, dat Nederland thans in het Westerwolds een grassoort heeft, die geëxporteerd wordt en die als zodanig ook de enige soort is. Hij vertelde ook over de controle, die op het gewonnen zaad wordt uitgeoefend door de NAK en die zeer 'scherp is, maar die helaas wegvalt, zodra het zaad in handen van de detaillist is. In dit verband raadde spr. de boeren aan geen mengsels te vragen, maar alleen soorten!

Op verzoek van enige der toehoorders besprak Ir Eschauzier ook de eisen waaraan een goed gazongras moet voldoen en wat men daarin op selectiegebied bereikte. In Wageningen houdt men zich natuurlijk ook wel bezig met de veredeling van grassen en alles wat daarmede samenhangt, maar men richt zich daar meer op de landbouwkundige kant; de gazongrassen zitten er in een hoekje!

Er volgde een bespreking op de lezing, tijdens welke uiteraard de heer den Berzamen, hoofd der lagere landbouwschool wel enige vragen te stellen had. Uit de beantwoording bleek, dat men bij het inzaaien met betrekkelijk weinig zaad toe kan; 1 gram bevat 13000 zaad jes! Maar bij dat grote aantal is het van aanzienlijk belang hoe de kiemkracht is, of er veel te gronde zullen gaan, of het gras overwinnaar zal blijven ten aanzien van onkruid, of het gauw groen is en... op welke tijd het in gezaaid wordt. Als men in Mei zaait, heeft men het meest agressieve gewas, dat dus onkruid wel overwint.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 december 1949

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

Veredeling van grassoorten, het allergrootste belag

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 december 1949

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's