Daling van het aantal jeugdigen te Dirksland

Op de teldatum van de laatste volkstelling woonden binnen de gemeente Dirksland 1443 mannen en 1526 vrouwen, hetgeen dus een totaal van 2969 personen opleverde. Van deze ingezetenen was bijna 92% in het dorp gevestigd. Op 31 December 1899 waren in de gemeente gevestigd 2205 mensen, hetgeen dus betekent, dat in de loop van een halve eeuw de totale bevolking met 35% toegenomen is.

Op 31 Mei 1947 werden in Dirksland geteld 809 huisgezinnen van twee of meer personen, die in 744 gevallen geleid werden door een mannelijk gezinshoofd. Naast deze gezinnen bleken nog 23 mannen en 90 vrouwen geregistreerd te moeten worden als alleenwonenden, hetgeen neerkomt op een percentage van ongeveer 4. Bij de volkstelling van een halve eeuw geleden werden 472 huisgezinnen aangetroffen. Bleek de totale bevolking in de loop van 50 jaar vermeerderd te zijn met 35%, het aantal huisgezinnen toonde een groei met 72%, hetgeen een aanwijzing moet zijn voor het geringere aantal grote gezinnen. Het aantal inwonende eigen-, stief- en pleegkinderen is in dat tijdsverloop dan ook sterk verminderd, want werden in 1899 nog in de gestelde gezinen 1149 kinderen aangetroffen in 1947 was dit aantal 1240. Wanneer wij een vergelijking willen opstellen blijkt, dat i.i 1899 in 10 gezinnen gemiddeld 24 en in 1947 nog slechts 15 kinderen voorkwamen. Voor Goeree-Overflakkee is dit resultaat niet fraai te'noemen. Heeft Dlrksland grote stadsneigingen? Van betekenis is altijd de opbouw van de bevolking volgens leeftijdsgroepen. In onderstaande tabel is een en ander verwerkt.

Bevolkingsopbouw van Dirksland Lecfliiden 31-12-1879 31-12-1930 31-5-1947 26.3 16.9 17.7 21.1 19.2 14.5 14.3 17.1 13.1 10.6 14.4 16.3 11.3 8.4 5.5 2.1 10.9 9.6 7.G 3.8 13.5 10.5 7.5 5.3 0-10 jaar 10-20 jaar 20-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-60 jaar 60-70 jaar 70-80 jaar 80 jaar en ouder 0.4 1.1 1.8

Dirksland vormt op de regel, dat het aantal jongeren relatief in betekenis achteruit gaat, geen uitzondering, maar de daling is toch wel iets te sterk. Wel is waar is na de volkstelling van 1930 de groep der zeer jeugdigen enigszins gegroeid, maar het gevaar is hiermede nog geenszins bezworen, want de basis is nog te smal, waardoor de bevolkingspyramide te steil geworden is. Door Sundbarg is een indeling van gemeenten gegeven. Hij meent, dat in normale gevallen de groep van 15 tot 50-jarigen ongeveer de helft der bevolking moet omvatten. Hij onderscheidt drie gevallen, nl. een progressieve-, een stationaire- en een regressieve bevolking. Een stationaire bevolking, dus een, welke noch vooruit noch achteruit gaat zou voor de leeftijdsgroepen van O tot 15 jaar, van 15 tot 50 jaar en boven 50 jaar een verhouding vertonen van 26,5 : 50,5 : 23. Bij de Dirkslandse bevolking was in 1947 de verhouding als 26,7 : 50,7 : 22,6, hetgeen dus wel zeer sterk overeenkomt met de verhouding, die Sundbarg geeft voor de stationaire bevolking.

Typisch is het voortschrijden van grotere groepen, want de grote groep van 10 tot 20-jarigen uit het jsiar 1930 is nog terug te vinden in de groep van 30 tot 40 jarigen in 1947.

Een en ander wordt nog gedemonstreerd in de navolgende tabel met indexcijfers.

Indexcijfers van de bevolkimgjssamenstelling van Dirksland Leeftijden 0-10 jaar 10-20 jaar 20-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-60 jaar 60-70 jaar 70-80 jaar 80 jaar en ouder tot. bev. 31-12-1879 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 31-12-1930 75.8 107.0 140.3 140.8 113.2 132.6 152.5 212.7 333.3 118.1 31-5-1947 89.9 91.5 121.2 200.4 160.4 170.6 185.7 325.5 533.3 133.3

Uit deze cijfers blijkt overtuigend het achterblijven der jeugdigen, een verschijnsel, dat zich steeds verder voortzet, want waren in 1930 de groepen van O tot 20 jaar minder sterk toegenomen dan de totale bevolking deed vermoeden. voor de jeugdigen? in 1947 was dit mede het geval met de groep van 20 tot 30 jaar. Zou Dirksland nog terug kunnen keren van de weg, welke leidt naar het tehuis voor ouden van dagen? Zou de schoonheid van het dorp met haar aantrekkingskracht voor de ouderen nadelige gevolgen hebben? Of zijn er onvoldoende bestaansmiddelen Het zijn allemaal vragen, waarop ik niet zo maar een antwoord kan geven, want een en ander zou ter plaatse onderzocht moeten worden.

Bij de laatste telling bleek, dat 1431 personen gehuwd waren, hetgeen neerkomt op een percentage van ruim 48 (in 1879 : 34% en in 1930 : 43%). Deze stijging is behalve van de dalende sterfte een gevolg van de daling van het aantal jeugdigen. In 1947 werden 58 weduwnaars en 95 weduwen geteld, waaruit af te leiden valt, dat ruim 5% van de totale bevolking in de weduwstaat verkeerde. Bij de laatste volkstelling bleek eveneens, dat de meesten behoorden tot de ouderen, want 35 mannen en 45 vrouwen waren ouder dan 70 jaar. In de gemeente woonden 9 personen, die van echt gescheiden waren, terwijl één gescheiden was van tafel en bed. De overeenkomstige cijfers waren in 1930 : 3 en 1 en in 1879 slechts 1 en O

Het aantal ongehuwden bedroeg bij de laatste volkstelUng 1375 personen, nl. 671 mannen en 704 vrouwen. Wanneer deze aantallen verminderd worden met hen, die jonger dan 21 jaar zijn, blijven 165 mannen en 207 vrouwen als huwbaren in Dirksland over. Opvallend is het grote aantal ongehuwde vrouwen, hetgeen slechts ten dele verklaard kan worden door de aanwezigheid van de \erpleegsters van het ziekenhuis. Dr J. VERSEPUT.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen