De kerkelijke gezindte te Nieuwe Tonge ruim 90% Ned. Hervormd

Op de teldatum van de laatste volkstelling bleek de gemeente bewoond te zijn door 2131 ingezetenen, van wie 100 gehuwd, 1 gescheiden van echt, 1 gescheiden van tafel en bed waren, terwij in de gemeente nog woonachtig waren 45 weduwnaars en 57 weduwen. Zij, di zich in de weduwstaat bevonden, waren in het algemeen ouder, want bijna 5790 was ouder dan 70 jaar. Als ongehuwden werden geregistreerd 1023 personen, nl. 527 van het mannelijk- en 496 van het vrouwelijk geslacht. Wanneer deze aantallen verminderd worden met degenen, die jonger dan 21 jaar zijn, blijven als huwbaren over 124 mannen en 108 vrouwen.

Van de totale bevolking van de gemeente, die hier nader aan een onderzoek onderworpen wordt, bleek 67% in de woongemeente geboren te zijn, waaruit dus af te leiden is, dat het aantal immigranten aanzienlijk genoemd mag worden. De meesten dezer vreemdelingen zijn echter in de provincie Zuid- Holland geboren, want deze herkomst kon voor 29.6% der bevolking vastgesteld worden. De overige gewesten speelden dus practisch gesproken geen rol,- ongeveer %% der totale bevolking leverden Zeeland (30 personen). Noord Brabant (16 personen) en Noord Holland (10 personen).

Evenals dit ook van elders bekend is, is het aantal mannen, dat nog in de gemeente, waar men geboren is, verblijf houdt groter dan dat der vrouwen, want in 1947 waren in de geboorteplaats Nieuwe Tonge nog gevestigd 783 mannen, terwijl het aantal vrouwen slechts; 643 bedroeg. Compensatie vindt vanzelfsprekend plaats uit andere gemeenten, waarbij de andere' eilandgemeenten vanzelfsprekend op de eerste plaats staan. In 1947 waren 372 vrouwen van. Nieuwe Tonge in een andere gemeente in Zuid Holland geboren, hetgeen slechts met 258 mannen het geval bleek te zijn.

De geestelijke structuur der ingezetenen van deze gemeente is af te lezen uit onderstaande cijfers.

Kerkelijke gezindten in Nieuwe Tonge (in procenten.) 31­12­1899

Rooms Kath. Ned. Herv, Ger, Kerken Chr. Ger. Kerk Ger. Gem. Remonstrant Overige kerkgen, Geen kerkgen. 31­12­1899 0,4 99,4 0,2 31­12­1930 1,1 93.3 1.5 3.7 0.4 si-s-ig« 0.9 90.7 0.2 0.4 S.2 0.8 0.1 1.7

Deze cijfers spreken voor zich zelf en k kan mij onthouden van nadere beschouwingen; slechts wil ik hier. wederom de aandacht vestigen op de sterke groei der Ger. Gem., waaruit het Calvinistische karakter der samenleving wederom gedemonstreerd kan worden. Thans moet de beroepsbevolking nader beschouwd worden, doch alvorens deze nader aan een onderzoek te onderwerpen wil ik nog even terugkomen op de samenstelling der bevolking volgens de leeftijdsgroepen. Er is indertijd door Sundbarg een indeling van gemeentelijke bevolkingen gemaakt. Hij maakte onderscheid tussen progressieve-, stationaire- en regressieve bevolkingen. Een stationaire bevolking, d.i. dus een gemeenschap, die vóór noch achteruit gaat, zou voor de leeftijdsgroepen van O tot 15 jaar, van 15 tot 50 jaar en boven 50 jaar een verhouding vertonen als 26.5 : 50,5 : 23, Een progressieve bevolking vertoont een hoger, een regressieve bevolking een lager cijfer voor de groep der jeugdigen. Hoe waren nu die verhoudingscijfers voor Nieuwe Tonge? Indien Sundbarg's cijfers juist zijn, zouden de verhoudingen in 1947 geweest zijn: 28,1 : 47,4 : 24,5. Deze verhouding is niet ongunstig, maar de groep van 15 tot 50 jaar blijkt lager te zijn dan Sundbarg wenselijk achtte en dit zal in de toekomst waarschijnlijk eer ongunstiger dan gunstiger worden. Nu is het juist deze groep, die in het economisch leven een grote rol speelt en dit zou dus wel eens min of meer ernstige gevolgen kunnen hebben. De mannelijke bevolking kan nl. verdeeld worden in enkele groepen, t.w. onproductieve, die, omvatten de leeftijdsgroepen van O tot 15 jaar en van 65 jaar en ouder, twee half productieve groepen, die bestaan uit de leeftijdsgroepen van 15 tot 20 jaar en van 55 tot 65 jaar, en tenslotte een vol productieve groep, die samengesteld wordt uit de leeftijdsgroep van 20 tot 55 jaar. Hoe deze groepen in Nieuwe Tonge samengesteld zijn kan uit onderstaand staatje afgelezen worden.

Leeftyden 0-15 jaar (onprod.) 15-20 jaar (halfprod,) 20-55 jaar (volprod.i 55-65 jaar (halfprod.) 65 jaar en ouder (onprod.) -12-1879 42,2% ' 8.9% 37,5% 6,9% 4.3% 31-12-1930 28,5% 9,4% 44,3% 9.8% 7,8% 31-5-1947 28,0% 7,6%, , 45,0% 8,0% 11,4%

Wanneer wij deze cijfers bezien blijkt, dat de daling van het percentage jeugdigen sterker is dan de groei der onderen en dat bijgevolg de productieve groep sterker" geworden is, maar het zal de vraag zijn of die vooruitgang­ blijvend zal zijn, het moet zelfs betwijfeld worden en daarvan zouden ernstige moeilijkheden het gevolg kunnen zijn. In de dagen der laatste volksielling bleek wederom, dat de meesten van de beroepsbevolking een bestaan vonden in de landbouw, want van het totaal aantal werkenden —• 681 personen — j vond ruim 73.5% een bestaan in deze tak van bedrijf. Dit cijfer was in 1909 bijna 79. Werden in 1909 slechts 119 zelfstandigen geteld, in 1947 was dit aantal gestegen tot 194, waaruit een 1 verdergaande grondversnippering afgeleid kon worden. Het aantal medewerkende echtgenoten en kinderen is dan ook groot, want bij de laatste volkstelling werdet! 19 medewerkende echtgenoten aangetroffen, terwijl 44 zoons en 23 dochters in het ouderlijk bedrijf opgenomen waren. Het aantal jongeren moet groot genoemd worden, want van 501 mannelijke en 48 vrouwelijke werkkrachten waren 50 mannen en 16 vrou­ wen jonger dan 21 jaar. De meesten oefenden hun beroep binnen de grenzen der woongemeente uit, want slechts 11% moest gerekend worden tot de forensen, van wie echter allen het werk per rij wiel konden bereiken. In onderstaand staaltje zijn nog enkele gegevens betreffende ,deze agrarische groep verwerkt.

Beroepsgroep Bedrijfshoofd Medew. echtg. of kind Landarbeider Beroepsgroep Bedrijfshoofd Medew. echtg. of kind Landarbeider 20 j. en man _ 21 29 40­49 man 43 4 60 jonger; vrouw; 15 1 jaar; vrouw; 4 — 21­24 TBSHn 4 Ï2 21 jaar; vrouw; 2 — 50­64 jaar; man vrouw; 55 — 49 2 6 — 25­39 jaar; man vrouw; 41 7 92 65 j. man 47 — 15 15 1 en ouder vrouw; 2 — —

Deze agrarische groep vertoont ook een geringe mobiliteit, want van 501 mannen, die werkzaam waren in de landbouw, waren reeds 475 ook in Augustus 1939 werkzaam in Nieuwe Tonge, hetgeen met 45 van c(e 48 vrouwelijke werkkrachten het geval was. De overigen kwamen uit de naaste omgeving, want slechts twee mannen waren in Augustus 1939 in de provincie Groningen gevestigd.

Verdere belangrijke bestaansmiddelen waren in 1947: de bouwnijverheid, waar in ruim 5%, handel, winkelnering en verkeer, waarin bijna 10% en metaalnijverheid, waarin bijna 2%% der arbeidende bevolking van Nieuwe Tonge een bestaan vond. Tenslotte kan nog vermeld worden, dat het aantal personen boven de leeftijd van 14 jaar, dat nog dagonderwijs genoot, vrij groot is,, want in 1947 was dit het geval met Zl personen van het mannelijk en met 4 ­van het vrouwelijk geslacht. Dr J. VERSEPUT.

De peper wordt schaars

De mogelijkheid is niet uitgesloten dat zich in Nederland een tekort aan peper zal voordoen. De laatste voorraden zijn thans over de handel verdeeld en het valt nog niet te bezien of er spoedig nieuwe invoer zal plaats vinden. Indonesië is een behoorlijk leverancier voor dit product. Bij export bestaat echter grote voorkeur om te verkopen tegen dollars die ons land voor dit doe) 3üet beschikbaar heeft

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen