Zekerheid
De mens keert naar rust, naar hou- St Hij kan zich niet gelukkig gevoezonder zekerheid. Al heeft hij voor tegenwoordige aUes wat tot vervulie van zijn behoeften nodig is, hij kan It Wn zijn zonder ook iets in het voom tzioht te hebben. Dat onderscheidt een Lu]k schepsel van een dier Waar vindt hfl die zekerheid? Dat is
Waar vindt hfl die zekerheid? Dat is ma" van alle eeuwen. Dat beheerst lel "zijn leven Dat beheerst heel het Imeenschapsleven. Het familieleven, burgerlijke samenleving. Hoe krijgen _| een stil en gerust leven. De één Kltt het in vermaak, in verstrooiing, I het vergeten van zijn onrust, in het Jih wijsmaken dat, wat hij vandaag eft, ook morgen zijn deel nog wel zal |n. Des rijken goed is de stad zijner irkte. En, voorzover zijn maatschapllijke welstand niet al te ruim is, en n toch vreest, dat zijn goederen voor J toekomst ontoereikend zuUen zijn om |n behoeften te vervullen, vooral als er Iverwachte moeilijkheden, als ziekte, \ncl enz. zich op zouden doen, dan is [wel de een of andere vorm van ver Jkering, die daarin kan voorzien. Het Ivredigt wel niet geheel; het kan zijn Irust wel niet geheel onderdrukken, er Innen zich immers nog zoveel omstanfeheden voordoen, waarbij al die din Ei, hetzij rijkdom, macht, kracht, befcaamheid of verzekeringen, geen baat innen brengen.
l I ! l l iDeze onrustfactor kunt ge waarnemen [heel ons mensenleven. Het is de drijfler bij schier al onze daden. Het is ook JD teken des tijds. Er is in de geschie Eiis van de mensheid geen tijdperk aan I wijzen, waarin de onrust, en ook de tevel, zo groot was als tegenwoordig. 1 het schijnt nog steeds erger te wor _n. De vooruitgang van de techniek, fceer gericht op het gemak van de lens, heeft zijn rust niet bevorderd, fear deze slechts doen toenemen. De lens dreigt een slaaf van zijn eigen itvindingen te worden. Of is het de lenemende onrust onder 'de mensen, lelke ons er juist naar drijft, allerlei te »denken, waarvan wij rust en bevredi Jng verwachten? Dit is zeker, als we itten op de ontwikkeling der dingen, pn voltrekt deze zich in een steeds ielier tempo. Het wordt een duizelinglekkende vaart. Wat vandaag nieuw is, 1 morgen weer oud. De golfslag des Jds wordt steeds sneller. Men vraagt ch wel eens af: Leven we, of wórden Ie geleefd ? Wordt nu het mensdom ge Blfkiger door al deze dingen? De on Jttst, de spanning neemt toe. We hebben Bgenlijk geen tijd meer om daarbij stil I staan. En vooral de jongeren, en ook . groter mate de mensen in de steden, ,j worden opgenomen in de maalstroom tin het leven, een maalstroom die steeds peller vliet. Waar zal de mens een rust 'unt voor zijn hart vinden ? Waar zal hij Eginnen te leven?
l
l l | ! ! joe nienst zoekt rust. Dat kan niet nders. Daarin schept hij behagen. Dat fehoort bij zijn bestaan. De mens is niet pschapen om het rustpunt in zichzelf ! hebben. Hij zoekt het buiten zich. Hij ^oet een woning hebben. De mens heeft od tot zijn woning gehad. Maar die wo IS hij ontvloden. Om elders een wong te zoeken. Bij zichzelf. Maar daar feeft hi] het niet gevonden. Daarom bekt hij het bij het schepsel. Job zeide «t reeds; Die God tergen hebben verfekerdheden, om hetgeen dat God met ||n hand toebrengt. Het leven is een (trijd geworden. Men werkt om voorpt te komen, om te behouden wat men greikt heeft, om althans niet zo hard achteruit te gaan, dat men alles verlest.
I De mens is in zijn leven en streven 1 vergelijken bij een roeier, in een bootop een sterk stromende rivier. Bij ard roeien stroomopwaarts komt hij yen snel vooruit als de rivier stroomt. |o kan hij verhinderen, dat hij met de poom wordt meegesleurd. Bij erg hard peien komt hij zelfs nog een weinig .boruit. Komt hij kracht te kort dan Pordt hij langzaam maar zeker stroom. pvaarts meegevoerd. Tenslotte moet Jij het opgeven, en drijft met volle snelleid af tot waar 'de rivier uitmondt in |e grote zee der eeuwen. 1 Hoop en vrees, blijdschap en droefheid
1 Hoop en vrees, blijdschap en droefheid varen afwisselend zijn deel. Maar alle jvastigheden" waren niet meer dan het Iteunsel dat zfn roeiriemen vonden in |e vlietende wateren van zijn levenftroom. Zo hij in zijn leven het verganfelijke en nietige van al deze dingen pet heeft ingezien, dan zal hij aan het lind ervaren dat al zijn kracht en strelen, waarop hij gesnoefd heeft, hem ontfallen.
^ Is het dan geen voorrecht te noemen, Bat de mens een stil en gerust leven fcidt op aarde? Zeker. Mits men het op Pe juiste wijze waardeert. Dat wij in ons leven en streven Gods raad mogen die Ten, en onze vastigheid, onze woning, bij pod in Christus terugvinden. Als dat piet enkel belijdenis, maar innige bele |"\? is, zet het een stempel op al onze laden. Niet alleen op wat men het lodsdienstige leven pleegt te noemen, plaar op heel onze sameiüeving met on Ie naaste. De gewoonste dingen krijgen |ier kleur. Dan is het geen ledige klank, pat wij eten en drinken, en alle andere Rgen doen ter ere Gods. Dan hebben p: ons rustpunt weer in God. Dan komt p rust en vastheid in onze gangen. Dan Saan wij vrucht dragen, waarin God ver F^^'tikt wordt. Dan gaan wij de vraagptukken des levens niet mijden, maar pe krijgen een nieuw, een hoger aanzien. Fan zouden wij niet vrezen, al veranperde de aarde haar plaats en werden pe bergen verzet in hej hart der zee. uan wordt hier iets betracht van de ver. miien der wet: God en onze naaste lief f' nebbon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1950
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1950
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's