in oud China
„Praat vooral niet”, fluisterde hij de twee zusters in en ging zelf vóór haar staan.
Gelukkig was de menigte zozeer ingenomen met de prachtige kronkelingen van de draak, dat zij de vreemdelingen in de schaduw van het steegje niet bemerkte .
Toen de draak eindelijk voorbij was en de grootste mensenmassa eveneens langs hen heengegaan was, vervolgden zij hun weg.
Geen der beide meisjes was zich bewust geweest van enig gevaar, maar Forsyth en Kathlijn Barrington wisten maar al te goed, dat zulk een mensenmassa altijd gevaar opleverde voor vreemdelingen. Eindelijk kwamen zij in een rustige
Eindelijk kwamen zij in een rustige straat in verhouding met degene, die zij pas verlaten hadden, tamelijk donker Voor een poort hielden zij stil. Forsyth klopte luid. Sloffend kwam iemand aanlopen en op het herhaald geklop van de zendeling vroeg een Chinese stem: „Wie is daar?”
Forsyth antwoordde. De stem zei iets terug en vervolgens klonk het geluid van zich verwijderd# voetstappen.
„Uw vriend is blijkbaar een voorzichtig man, dokter”, meende een der zusters.
ters. „Hij handelt verstandig op een avond van een feestdag. Het volk hier is nogal vijandig. Maar wie komt daar aan?” Een draagstoel, door twee mannen gedragen, was de hoek omgeslagen en naderde de wachtenden. Naast de draagstoel liep een derde persoon. Ongetwijfeld iemand van gezag, want bij de poort gekomen gaf hij bevel en terstond zetten de dragers de stoel neer.
Uit de draagstoel klonk een zachte kreet van pijn. Forsyth deed een stap naar voren.
„Wat wenst u?” vroeg hij in de lands taal.
„Mijn dochtertje Nan-Kung” zei een beschaafde Chinese stem. Zij is zeer ziek. Haar voeten zijn gebonden om ze klein te houden...... ” (bij de Chinezen geldt het voor zeer godsdienstig en voornaam, kleine voeten te hebben; reeds vroeg worden daarom de voeten in zwachtels gewikkeld om op die wijze de groei der voeten tegen te gaan; gevolg is natuurlijk een vreselijke, pijnlijke vergroeiing der voeten). Forsyth uitte een kreet van veront
Forsyth uitte een kreet van verontwaardiging, greep de lantaarns van een der dragers en hield die boven de open stoel. Bij dit licht zag hij een klein Chinees meisje van hoogstens zeven jaar. Ze was rijk gekleed in zijde maar haar gezicht was verschrikkelijk bleek en de grote, zwarte halve manen onder haar gesloten ogen spraken van vreselijke pijnen. Toen het licht op haar viel, opende zij even de ogen, die gevuld waren met tranen en weer ontsnapte een kreet van pijn haar bleke lippen.
„Och arme kleine”, fluisterde een der Engelse meisjes, „wat, is ze ziek”. „Er zijn hier in China vele duizenden
„Er zijn hier in China vele duizenden zoals zij”, antwoordde Kathlijn Barrington.
„Hallo, Forsyth”, klonk opeens een stem aan de andere kant der poort „ben jij daar, ouwe jongen?" „Ja Burriet. Met gezelschap”.
Het geluid van een houten afsluitboom, die werd weggenomen, liet zich horen. Daarna draaide poort open en daar stond voor hen een man met een lantaarn in de hand, die op Dick Forsyth toeliep. Vóór hij deze evenwel kon verwelkomen, wees Forsyth op de laatst aangekomenen.
„Bekommer je niet om ons, Burriet. Er is iemand hier, die je hulp komt inroepen voor een kind, waarvan de voeten gebonden zijn. Het schijnt nogal een voornaam persoon te zijn. Help hem eerst maar. Ik zal met mijn troepje de weg wel vinden.”
Hij richtte zich tot zijn gezelschap en leidde het naar een groot huis, waar het licht door de vensters scheen.
Dokter Burriet bleef achter met zijn andere bezoeker.
Binnengekomen stelde Forsyth voor: „Liberthy hall”. Daarna wendde hij zich tot Kathlijn Barrington: „Ik hoop, dat u zich hier thuis zult gevoelen’.. Zij glimlachte tot antwoord en zette zich bij een houtvuurtje dat in een haard brandde. Pas was hij aan het vertellen, dat Burriet een verstokt vrijgezel was, die volhield, dat de gewoonten uit het vaderland gingen obven alle Chinese gewoonten, toen de besprokene haastig binnentrad.
„Ik heb je hulp nodig, Forsyth. Het is van het grootste belang. De man die je zag is een mandarijn en iemand van grote invloed in deze omgeving. Meer dan eens heeft hij op alle wijzen de zending tegengewerkt. Nu brengt hij mij zijn enigst kind het licht zijner ogen, zijn zonnestraaltje. Haar voeten zijn, door langdurig gebonden zijn, vreselijk ontstoken. Als we met Gods hulp haar in het leven kunnen houden.......”
„Laat ons onze beste krachten inspannen en zegene God onze pogingen!” voegde Forsyth er aan toe, terwijl hij zich naar de deur wendde. „Ik hoop, dat de dames ons veront
„Ik hoop, dat de dames ons verontschuldigen”, zeide hij nog.
„Misschien kunnen we helpen”, zeide een der zendingszusters.
„Kent u Chinees?” vroeg Burriet . „Ik”, antwoordde Kathlijn Barrington. Dokter Burriet keek haar verbaasd aan en zeide kortaf: „Dan kunt u helpen. Misschien kunt u de kleine wat kalmeren, terwijl wij onze voorbereidende maatregelen treffen. Komt dus mee”.
Met de twee dokters kwam zij in een als ziekenhuis ingerichte zaal, waar vier kribben stonden. Op één daarvan lag dc kleine patiënte, kreunende van pijn. Burriet wees naar haar en fluisterde tot Kathlijn: „Ik vraag U doe uw best; piaat met haar, ze lijdt verschrikkelijk en is bang voor ons; in tien minuten zijn we klaar”.
Alleen gelaten met de kleine, liep Kathljn op de tenen naar het kribje waarop de patiënte lag. Het kind had de ogen gesloten. Haar donkere wimpers waren nat van tranen en iedere keer, als zij adem haalde, kreunde zij zachtjes.
Een ogenblik stond Kathlijn stil, vervuld met medelijden. Daarna ging zij zitten op een stoel en streelde zacht de hand van het kind. „Mijn lieveling”, zei ze rustig.
„Mijn lieveling”, zei ze rustig. De ogen van de kleine openden zich en Kathlijn zag daarin zo’n pijn, als geen sterveling vermag te beschrijven.
Het meisje staarde haar met donkere ogen aan. Vervolgens bewoog zij eventjes haar hand, maar dit werd gevolgd door een stuipachtige ruk en een half onderdrukte kreet van pijn, toen zij weer een aanval van pijn kreeg.
„Mijn voeten”, fluisterde ze vertrouwelijk. „Ze branden zo”.
„Ja, hoor dat weet ik. Maar de dokter komt en hij zal de windsels losmaken en dan zal het branden minder worden. Je moet niet bang zijn hoor, liefje.”
„Neen, dat zal ik ook niet. Als u maar bjj me blijft. Ik ken u niet, maar toch houd ik van u.”,
Zacht drukte zij de hand van Kathlijl en sloot daarna weer de ogen. Zonde? te spreken bleef Kathlijn zitten en hiel: de hand der kleine vast. Vol medelijdel keek zij naar ’t kleine schepseltje dan vóór haar met haar arme gebonden voeten, verminkt als offer aan een bar baarse gewoonte, die jaarlijks aan duizenden kinderen het leven kostte, dj jeugd van een halve natie in een tijdperk van pijn veranderd en honderdetl voor hun leven verlamd.
Terwijl hij zo zat te peinzen, kwamet! de twee dokters binnen. En toen Dickl Forsyth haar zag, met medelijden vervuld, gebogen over de kleine, lichtte:: zijn ogen met een bizondere glans dit ook voor haar niet verborgen bleef. Eet; zacht rood kleurde haar gelaat. Maai toen zij tot hem sprak, was zij zichzelf! geheel meester.
„Ik heb beloofd, dat ik bij haar zot blijven”, zei ze. „Ilc veronderstel datj daartegen geen bezwaar is?”
„Zeker niet”, antwoordde dokter Burl riet, „tenminste als ü er niet van bej zwijmt. Het is een tamelijk ijselijke ge schiedenis. Ik heb wel eens gezien, dat wanneer het verband werd losgemaaktf de voet afviel of alleen bij de vezels bleef hangen.” Kathlijn rilde onwillekeurig.
„Ik zal niet bezwijmen. Ik beloofd! het kind, dat ik bij haar zou blijven e» ik zal mijn best doen. U zult haar tocht zeker verdoven?” I
(Wordt vervolgd)|
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's