Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vijf jaar wachten op de doodstraf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vijf jaar wachten op de doodstraf

Onbevredigende gang van het proces Van Geelkerken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekende Amsterdamse predikant Ds J. J. Buskes schrijft „In de Waagschaal", naar aanleiding van het proces Van Geelkerken, (N.S.B.) dat hier geen sprake meer is van recht en vergelding, maar van wreedheid en onbarmhartigheid.

„Persoonlijk heb ik hem niet gekend en toch heb ik altijd een zekere belangstelling voor het leven en de persoon van Cornelis van Geelkerken gehad. Hij is, evenals ik, een Utrechtse jongen. Wij zijn van gelijke leeftijd en wij komen beiden uit een gereformeerd gezin.
De officier van justitie, mr Drabbe, heeft van Geelkerken in de Utrechtse rechtszaal ten aanschouwen van heel Nederland naakt uitgekleed. Een ijdeltuit, die de populariteit niet uit de weg ging. Een man, die de schijn nam voor het wezen. Een mens, die dacht dat hij wat in de melk te brokkelen had, maar met wie de Duitsers solden en die met zich iiet sollen. Subliem van de tongriem gesneden, maar met een schimmetje aan geestelijke bagage.
Mr Drabbe karakteriseerde van Geelkerken als een man van een zekere oppervlakkigheid en geringe geestelijke diepgang.

Wie het las in het avondblad, dacht bij zichzelf: zo'n man moest onherroepelijk bij de N.S.B, terecht komen. Waarbij we vergaten, dat een man met een zelfde karakter en een zelfde aanleg ook een gevierd man in de A.R. of de P.v.d.A. had kunnen worden. Daar zitten ook ijdeltuiten die de populariteit niet uit de weg gaan, subliem van de tongriem gesneden, maar met een schimmetje aan geestelijke bagage, ja zelfs een gevierd man in de kerk: daar zitten er ook wel, die de schijn voor het wezen nemen, mensen van een zekere oppervlakkigheid en geringe geestelijke diepgang.

Maar alleen van Geelkerken wordt ten aanschouwe van heel Nederland naakt uitgekleed. Die is vogelvrij verklaard. Van al die andere van Geelkerkens, die niet in de N.S.B, terecht kwamen, waagt geen sterveling het, in de krant een beschrijving van hun karakter en aanleg te geven.
Ergens las ik, dat van Geelkerken een op jammerlijke wijze gederailleerd man is. Dat geloof ik ook. Al blijft dan de vraag, waarom dan de éne van Geelkerken zo jammerlijk derailleert en de andere niet.

Van Boerhaave, zeker geen van Geelkerken, vertelt men, dat hij, toen hij in een lijk, dat in de snijkamer werd gebracht, het lijk van een opgehangen misdadiger, een oud schoolkameraad herkende, zei: buiten Gods genade weet ik geen enkele reden, waarom hij daar ligt en ik hier sta en niet omgekeerd. Het schijnt, dat Cornelis van Geelkerken in zijn cel tot het geloof van zijn jeugd is teruggekeerd. Hij erkent, dat er voor zijn daden geen enkel excuus bestaat en hij betreurt die daden. Maar de meesten van ons geloven niet meer in oprecht berouw en waarachtige bekering.

Zijn verdediger zei intussen: deze man is niet meer de van Geelkerken van het podium der volkstribune van weleer, maar een man, die na tien jaar weer thuis is,

Cornelis van Geelkerken is gedurende enkele jaren een gevaarlijk man geweest. Naar mijn overtuiging is hij schuldiger dan Mussert. Hij heeft slechte dingen gedaan. Zijn benen waren niet sterk genoeg, om de weelde van een van de leiders der N.S.B, te zijn te dragen. En het ligt voor de hand, dat, waar Anton Mussert ter dood werd gebracht, ook van Geelkerken gefusilleerd wordt.

Er is echter iets in mij, dat zich tegen het doodvonnis over van Geelkerken verzet en waaraan ik uiting wil geven. Dat iets bestaat niet daarin, dat ik de doodstraf een gruwel vind. Het is iets, dat het mij, ook wanneer ik de doodstraf op zichzelf zou aanvaarden onmogelijk maakt haar in dit geval te accepteren.

Vijf jaar zijn wij vrij.

Vijf jaar heeft Cornelis van Geelkerken in zijn cel op de doodstraf zitten wachten. Is het sentimentaliteit en overgevoeligheid, die het mij onmogelijk maken om het ter dood brengen van deze man, nadat hij vijf jaar in de cel op het doodvonnis heeft zitten wachten als recht te aanvaarden? Of is het een gekrenkt rechtsbesef, dat mij doet protesteren?

Zelf heb ik korte tijd in de cel gezeten. U moogt gerust weten, dat ik het afschuwelijk vond. Ik behoor niet tot degenen, die met dankbaarheid aan die tijd terugdenken. Toch zat ik niet te wachten op mijn doodvonnis, zoals van Geelkerken nu vijf jaren, vijfmaal twee en vijftig weken, vijf maal driehonderd vijf en zestig dagen op zijn doodvonnis heeft zitten wachten.

In Rotterdam zat ik 1941 twee maanden opgesloten en had toen contact met vijf mannen, die door de Duitsers ter dood waren veroordeeld. Tussen het doodvonnis en de uitvoering daarvan lagen drie weken. Die drie weken zijn voor die vijf mannen en voor ons, die alles van nabij meemaakten, een vreselijke tijd geweest. Telkens drong zich de vraag aan ons op: waarom die marteling van die drie weken, als het toch vast staat, dat ze gefusilleerd worden? En onder elkaar spraken wij over de hardvochtigheid van de Duitsers. 
Cornelis van Geelkerken heeft vijf jaar, vijf maal twee en vijftig weken, vijf maal driehonderd vijf en zestig dagen, opgesloten gezeten, wetend, dat tegen hem de doodstraf geëist zou worden. Niemand van ons heeft daar een ogenblik aan getwijfeld en in elk geval heeft van Geelkerken er niet aan getwijfeld. 
Eindelijk, op 9 Maart 1950, werd door de officier van justitie de doodstraf geëist.

Verdachte hoorde deze eis uiterlijk onbewogen aan, stond in de Nieuwe Rotterdammer.

Maar innerlijk heeft hij er vijf jaren op zitten wachten, tweehonderd zestig weken, achttienhonderd vijf en twintig dagen. Vijf maal heeft hij in de cel zijn verjaardag gevierd. Al maar wachten, wachten op zijn doodvonnis.
En nog is het einde niet.

Op 9 Maart werd de doodstraf geëist. Nu ik dit artikel schrijf, is het 13 April. Weer vijf weken. Weer vijf en dertig dagen.

Ieder avond gaat Cornelis van Geelkerken slapen in de wetenschap: tegen mij is de doodstraf geëist. 
ledere Zondag, iedere Maandag, iedere Dinsdag... en zo maar voort. Straks komt de dag waarop hij ter dood veroordeeld wordt, en dan duurt het weer zoveel dagen, voordat hij eindelijk gefusilleerd wordt. 
Cornelis van Geelkerken kan naar waarheid zeggen: ik sterf al de dag! Ik vind dit een God- en mensonterende marteling.

Als de Duitsers dit op hun geweten hadden, zouden wij hen in gerechtvaardigde verontwaardiging verwensen. Maar deze gruwelijke marteling van jaren komt niet voor rekening van Duitsland, maar voor die van Nederland, voor uw en mijn rekening.

Vijf jaren zaten wij iedere Zondag in de kerk en we zongen: Ere zij aan God de Vader...

Vijf jaren lang zat van Geelkerken iedere Zondag in zijn cel en er was één refrein, dat in zijn hoofd hamerde: de doodstraf, de doodstraf, de doodstraf! Ik weet niet, hoe van Geelkerken dit alles doormaakt en wat er in zijn hart omgaat.

Ik begrijp niet, hoe een mens dit uithoudt en er niet zelf een eind aan maakt.

Ik versta niet, hoe wij, die voor menselijkheid gestreden hebben, dit een mens, hoe grote misdadiger ook, kunnen aandoen.

Men noemt dat; recht en vergelding. Ik noem. het: wreedheid en onbarmhartigheid.

En de terechtstelling van Cornelis van Geelkerken na deze vijf jaren van marteling zal in mijn herinnering voortleven als een gruwelijke schending van de menselijkheid, voor welke ik mij als Christen en Nederlander diep en diep schaam."

Een enkele opmerking zij hier geplaatst.

Snel recht is goed recht. Inzake het recht domineren geen menselijke gevoelens. Recht behoort vergelding te zijn naar Goddelijk recht en gebod. 

Dat alleen is de maatstaf. Zeker het is uitermate pijnlijk zolang in afwachting te moeten verkeren. Maar de tijd doet het recht niet te niet.

Is het doodvonnis naar eis van Gods recht en gebod verdiend, dan wordt dat niet te niet gedaan door uitstel van procedure.

Menselijke sentimenten moeten hier zwijgen. En ondertussen uitstel van executie heeft nog een keerzijde. Zal niet iedereen naar verlenging van zijn leven staan? Zolang men leeft is het nog het heden der genade, de welaangename tijd. Ook voor hen, die op grond van hun misdaden en vergrijpen niet anders dan een doodvonnis kunnen verwachten. Het leven te mogen bezitten hoe ook door een rechtvaardig vonnis bedreigd is op zich zelf een gave, die niet licht geacht mag worden, want het verlengt de genadetijd. Toch snel recht is in verband met het rechtsgevoel van het volk, maar bovenal ter voldoening aan Gods gebod gebiedende eis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 mei 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Vijf jaar wachten op de doodstraf

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 mei 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's