Arbeidsoverschot op Goeree en Overflakkee
„De Flakkeese Gemeenschap" heeft verleden jaar een commissie ingesteld tot onderzoek naar het arbeids-overschot op ons eiland Goei'ee & Overflakkee en welke maatregelen genomen zouden kunnen worden ter bestrijding van de op het eiland gedurende grote delen van het jaar optredende werkloosheid.
Uil het rapport, dat inmiddels is verschenen, willen wij in een paar artikelen een en ander mededelen, daar het werkloosheids-pi'obleem zeer zeker de belangstelling zal hebben van het overgrote deel onzor lezers.
De commissie heeft zich bij het vormen van haar oordeel laten leiden door de gedachte, bestaanszekerheid te vinden voor een zo groot mogelijk deel van de werkende Flakkeese bevolking. Hot wordt als een bezwaar aangevoeld, dat de werkkracht die aangeboden wordt, met gebruikt wordt gedurende grote delen van hel jaar; waarom gestreefd wordt voor de werkende bevolking naar zoveel mogelijk arbeidsdagen in het vrije bedrijf.
Het rapport, geeft allereerst een kort overzicht van de sociaal-economische en demogi'afische structuur van het eiland. Het eiland heeft een oppervlakte van plm. 21.000 ha en een inwonertal van rond 33.000 zielen. De beschikbare cultuurgrond, 20.233 ha is voor hel overgrote deel in gebruik voor akkerbouw. Van de geteelde gewassen nemen aardappelen, suikerbieten, uien en tarwe, de voornaamste plaats in. Daarnaast dient vermeld te worden de teelt van cichorei, witlof en rode wortelen.
Hoewel de oppervlakte, beteeld mot de hierboven genoemde producten sterk uiteenloopt, kan in het algemeen vastgesteld worden, dat de arbeids-intensieve cultures overwegen. Ofschoon dit op zichzelf voor een agrarische gemeen schap geen ongunstige toestand wordt gedekt, wil dit niet zeggen, dat hel bevolkingsoverschot op het eiland kan worden opgenomen.
In enige grafieken wordt aangetoond, dat sedert verscheidene decennia Goeree en Overflakkee een vertrek-overschol heeft, dat nog maar nauwelijks gecompenseerd wordt door het gebooileoverschot. (geboorte-sterfgevallen). Sedert de laatste 30 jaar is dan ook de toeneming van de bevolking slechts zeer gering en blijft zij zeer veel achter bij de bevolkingsaanwas van ons land als geheel. (Dit is ook wel aangetoond door Dr Verseput die een serie artikelen voor ons blad schreef, over de gehouden volkstelling van ieder dorp afzonderlijk. Red.)
Het is wel opmerkelijk, dat het gebooi-tecijfer tot op het niveau van het rijksgemiddolde is gedaald en dal de leeftijdsopbouw van de eilandbevolking de kenmerken van de zogenaamde veroudering' vertoont en ongunstiger is dan van het Rijk als geheel. Het lijkt de commissie waarschijnlijk, dat op grond van deze verschijnselen, uitgaande van de veronderstelling, dat uitbreiding van de werkgelegenheid niet dan op beperkte schaal te verwachten is, de toeneming van het zielen-aantal nog geringer zal worden en dat dit eiland zal neigen naar een stationnaire bevolking.
Waar meer dan de helft van de beroepsbevolking (in 1930 en 1947 resp. 54.9 en 52.3%) werkzaam is in de landbouw, meent men te mogen vaststellen, dat dit, mede gezien de opname-capaciteit van deze tak van bedrijf, welhaast als een maximum moet worden beschouwd, zij het dan, dat de uitbreiding van do witlof- en andere arbeids-intensieve cultures, zowel als het weer op intensieve -wijze ter hand nemen van de vetmesterij, de mogelijkheid kan bieden een aantal personen in de agrarische sector te werk te stellen. Bezien wordt dan de vraag, of buiten
Bezien wordt dan de vraag, of buiten de landbouw zich mogelijkheden ter uitbreiding van werkgelegenheid voordoen. Op dit punt is de commissie niet optimistisch. Grote arbeids-intensieve industriële bedrijven zullen op hel eiland, door zijn minder gunstige verkeoi-slogging, niet worden gevestigd. Alleen voor vestiging' van kleine industrie zou enige mogelijkheid bestaan. Een vaste oeververbinding zou wel van
Een vaste oeververbinding zou wel van betekenis kunnen zijn, maar op korte termijn mogen hiervan geen grote verwachtingen worden gekoesterd. Door een vaste oeververbinding' zou mogelijk een zeker forensenwezen lussen Piakkee en bv. het industrie-gebied langs de Waterweg kunnen ontstaan, doch het valt zeer moeilijk te beoordelen in hoeverre op de duur een dergelijk verkeer van arbeidskrachten zal plaats vinden.
Op grond van deze overwegingen meent de commissie de mogelijkheid van een belangrijke uitbreiding van workgelegenlieid ter plaatse, niet groot te moeten achten.
Zich baserend op een prognose van de loop van de bevolking' becijferd men, dat een regelmatig' vertrek overschot zich zal blijven voordoen en dat dit in de periode 1948—1970 gemiddeld per jaar 200 zielen zal bedragen. Ter vergelijking voert men aan, dat in de periode 1920/1930 dit vertreksaldo 10% of 300 personen per jaar bedroeg, tussen 1930—1940 was dit gemiddeld 250 personen per jaar en in 1947 en 1948 circa 200 per jaar. In een volgend artikel zullen wij be
In een volgend artikel zullen wij bezien, hoe de commissie een oplossing zoekt voor het tclkenjare weerkei end probleem, nl. het overschot aan arbeidskrachten gedurende grote gedeelten van een jaar. O
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 mei 1950
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's