Sukkelen de Geref. Kerken achteruit?

Ds R. Y. te G. schrijft aan ,,Kerk nieuws" onderstaand stukje, dat we interessant genoeg' vinden om het over te nemen.

„Ds H. Veldkamp publiceerde onlangs in de „Zeeuwse Kerkbode" een artikel, waarvan de strekking was, dat onze Geref. Kerken in zielenaantal langzaam achteruit sukkelen. Deze pessimistische conclusie trok hij uit de cijfers van de Volkstelling '47. Tot mijn verbazing verspreidde prof. dr G. M. den Hartogh via het „Geref. Weekblad" dit artikel door gans Nederland. Tot mijn verbazing, want „de Strijdende kerk" heeft geruime tijd geleden reeds zonneklaar aangetoond, dat de cijfers der laatste volkstelling op het punt der kerkelijke gezindten volstrekt onbetrouwbaar zijn. Nog groter werd dezer dagen mijn verbazing, toen ik op pag. 419 van het nieuwe Jaarboek der Geref. kerken weer dezelfde fout gemaakt zag.

In 1930 telden de (3eref. kerken 8.04% der bevolking, per einde Mei 1947, inclusief de kerken artikel 31 K.O., 7^,93%. Aldus de heer C. Guyt, afgaande op de cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek. Maar, zoals gezegd, deze cijfers zijn

Maar, zoals gezegd, deze cijfers zijn volstrekt onbetrouwbaar. Dat kon reeds aanstonds vermoed worden, toen ze in de bladen werden gepubliceerd. Immers, volgens de volkstelling 1947 zouden de Geref. gemeenten in 17 jaar tijds bijna verdubbeld zijn. Dit leek zeer onwaarschijnlijk. En leidde reeds toen tot het vermoeden, dat vele leden der Geref. kerken zich te goeder trouw hadden opgegeven als behorend tot de Geref. gemeenten. Eenvoudig, omdat ze 't onderscheid niet wisten. Dat laatste is niet zo'n wonder, als men weet, dat op het kerkgebouw der Geref. kerk te Loppersum tot voor kort stond: „kerkgebouw der Geref. „gemeente". Men kent in de noordelijke provincies geen Geref. gemeenten, als aparte kerkformatie. Dit vermoeden nu werd bevestigd door

Dit vermoeden nu werd bevestigd door een onderzoek, dat het „Fries Dagblad" op dit punt instelde in Friesland. Het kwam tot de interessante ontdekking, dat in tal van burgerlijke gemeenten, waar sedert jaar en dag geen enkel lid der Geref. gemeenten gevonden werd, er plotseling tientallen zouden moeten zijn, volgens de jongste volkstelling. Ik meen alleen in het gereformeerde Oostdongeradeel reeds een 100!

Bovendien, wanneer de heer Guyt de cijfers der Jaarboeken van de Geref. kerken en van de Geref. kerken onderhoudende artikel 31 K.O. had geraadpleegd, en deze vergeleken met de cijfers der volkstelling, dan had hij eveneens kunnen bemerken, dat hier iets niet klopte. Eind 1930 telden de Geref. kerken volgens het Jaarboek 569.145 zielen, d.i. 7.17% der bevolking. 31 Mei 1947 telden de Geref. kerken (inclusief die onderhoudende artikel 31 K.O.) volgens de Jaarboeken plm. 732.000, d.i. 7.6% der bevolking. Dat betekent een toename van ruim 0.4% op de bevolking van Nederland (gelijk bekend is het aantal mensen, dat zich bij een volkstelling als Gereformeerd opgeeft, altijd belangrijk groter dan het aantal ingeschreven leden.)

Men mag dus aannemen, dat het percentage der Geref. kerken op de bevolking over de jaren '30 tot '47 niet gedaald is, maar met 04 procent is geklommen. Nu is het merkwaardig, dat volgens de cijfers der volkstelling heel de Geref. gezindte (Geref. kerken, Geref. kerken onderhoudende artikel 31 K.O., Chr. Geref. kerken en Geref. gemeenten) met 0.4% gestegen is (van 9 op 9.4%). Daaruit blijkt, dat deze relatieve aanwas vrijwel geheel voor rekening der Geref. kerken en niet voor die der Geref. gemeenten komt.

De heer Guyt geeft op dezelfde pagina ook een overzicht van het zielenaantal der Geref. kerken in de 4 grootste steden van ons land over '30 tot '47. Ook dit overzicht blijkt helaas waardeloos, omdat de Geref. kerken onderhoudende artikel 31 K.O. voor wat '47 betreft, buiten beschouwing: zijn gelaten. Tenslotte nog dit. Reeds nu hoort men weer klaagzangen over het verloop van het zielen­aantal der Geref. kerken in 1949. De toename bedraagt plm. 8500 zielen en is, relatief bezien, inderdaad te weinig. Maar men ziet daarbij de sterke emigratie over het hoofd, die juist ettelijke duizenden Gereformeerden uit ons land heeft weggezogen en uitgestrooid over de wijde vlakten van Canada, Australië enz. Zo blijkt, dat in 1949 ons zielenaantal in de drie noordelijk, agrarische provincies van ons land, vrijwel niet is toegenomen. En dat, terwijl in normale jaren juist deze provincies een sterke bijdrage leverden in de groei onzer kerken. Men moet enerzijds niet een luide lofzang zingen op tie emigratie, die juist de Geref. kerken 't zwaarst treft, en anderzijds een luide klaagzang aanheffen over een verzwakking, die daarvan het onvermijdelijk gevolg is." ­O­

Hij was nog nooit in bad geweest

Een zwerver van 50 jaar, die nog nooit in het bad was geweest, moest op bevel van een dokter vandaag een bad in een Parijs ziekenhuis nemen. Hij stierf. De dokter zei bij de lijkschouwing: „Gestorven na te veel opwinding."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen