Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avontuus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avontuus

in oud China

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar, vader! dat is te veel!” zei For- syth getroffen. De oude man viel hem in de rede met een wenk van zijn hand. „De gift van onze Boeddha, die geneesheer was, aan iemand die geneest. Hier hebben we weinig behoefte aan geld, maar daarbuiten”, hij wees met zijn vermagerde hand naar het raam, „hebt ge het zeer nodig. Wat zei ook de Leraar, dien gij volgt, met betrekking tot het geld, want ik heb gehoord van iets dergelijks, als ook onze Boeddha gezegd heeft. Herinnert ge u het ook?” „Hij zei, dat geldgierigheid de wortel van alle kwaad is”.

„De geldgierigheid, mijn zoon, dat is de wortel van alle kwaad en er is slechts één ondeugd, die daarmee vergeleken kan worden, dat is de moordzucht, tengevolge waar van Li-Weng-Hoo u het leven wil ontnemen. Daarom help ik u te ontkomen. Zie daar is de vrouw.” Het gordijn werd op zij geschoven en Kathlijn trad binnen. Op haar vragenden blik lichtte Forsyth haar in het kort in over de toestand.

„Ah-Yeo en enkele soldaten zijn in bet klooster gekomen. We moeten terstond weg. Dat is ons enig redmiddel.” „Ja”, stemde ze onmiddellijk toe, „het enig redmiddel”. „Alles is voor het vertrek gereed”, zei de abt. „Dan, vader...... ”

Forsyth groette de abt beleefd en de beide anderen volgden zijn voorbeeld. Een glimlachje kwam op het bejaarde gezicht van de abt, toen hij de zegen uitsprak over hun hoofden en Forsyth dankte hem hartelijk voor zijn gastvrijheid.

„Hierheen”, zei de abt en opende de deur, die zij bij hun eerste bezoek aan de cel reeds hadden opgemerkt, „en een van mijn monniken gaat mee, om u de weg te wijzen”. Dankbaar verlieten zij de cel en kwamen in een kleine tuin, waar de draagstoel gereed stond. Kathlijn stapte in. Forsyth en Chin tilden hem op en voorafgegaan door een monnik, aanvaarden zij de tocht. Nog een laatste groet van de vriende

Nog een laatste groet van de vriendelijke, oude man, die nog steeds aan de deur stond en zij waren verdwenen.

HOOFDSTUK XXII. De maan wierp haar licht op de door de regen gedrenkte heuvels. Tussen de toppen der bomen hing nog een wazige damp, maar verder was de mist opgetrokken en lag de weg duidelijk zichtbaar voor hen. Zonder te spreken liep de monnik hen vooruit en na misschien een paar honderd meter gelopen te hebben, maakte de weg een bocht. Hier hield de gids stil „De weg naar Yun- nan”, zei hij, voor zich uit wijzende. Zonder één woord er aan toe te voegen, keerde hij om en verdween.

Alleen trokken zij verder. De weg was moeilijk. Hier en daar was de grond doorweekt door de regen en bemoeilijkte het gaan. De weinige uren slaap in het klooster hadden hen wel verkwikt enigszins, maar dit getob vermoeide hen weer verbazend. Eerst tegen het aanbreken van de dag kwamen ze op een gedeelte van de weg, dat minder slechts was. Een scherpe, koude wind woei hen daar om de oren. Bezweet als zij waren door het ongewone werk, werden ze nu koud door die wind en rilden ze, alsof zij hoge koorts hadden. Chin begon reeds te wankelen van

Chin begon reeds te wankelen van vermoeidheid en in het maanlicht zag Forsyth, dat zijn gelaat een trek van oververmoeidheid droeg. Dat hij evenwel wilde volhouden, tot hij er bij neerviel, leed geen twijfel. Maar zover mocht het natuurlijk niet komen en toen ze dan ook een bosje bereikten, besloot hij daar te rusten.

„Ontbijten, Chin”. „Mij heel blij”, antwoordde hij. „We zullen in het bosje gaan en daar vuur maken. Een uur rust zal ons niet schaden en dan kunnen we intussen thee drinken.” „Mij houden van thee”, stemde Chin in. In het dichte van het bosje maakten

Inhetdichtevanhetbosjemaakten zij een vuurtje. Vlakbij ontdekten zij een beekje en terwijl het water stond te koken, beklommen Forsyth en Kathlijn een hoogte, om de omtrek te verkennen. Over de heuveltoppen scheen het licht toe te nemen. Hier en daar schenen enkele sneeuwvlakten van de nog onzichtbare zon te weerkaatsen als een spiegel. De dalen waren nog donker en ook voor hen uit was alles nog nacht. Een ogenblik zwegen ze. Toen zei Kathlijn: „Denk je, dat Ah-Yeo en de soldaten ons zullen volgen, Dick?”

„Als onze vriend, de abt, hen dat beletten kan, niet. En in geen geval zullen ze ons direct volgen. Zij zullen denken, dat de storm onze vlucht vertraagd heeft en ons genoodzaakt heeft een schuilplaats te zoeken, zodat zij eerst wel enige tijd zullen doorbrengen om de omtrek af te zoeken. Het enige werkelijke gevaar is,, dat Ah-Yeo uit voorzorg een paar soldaten vooruit stuurt, om dit pad af te zoeken, maar we moeten ons geen zwarigheden voorstellen, die nog niet bestaan.” „Neen”, zeide zij, om na een korte

„Neen”, zeide zij, om na een korte pauze te vervolgen: „Dat was een lieve oude man ginds.”

„Ja”, stemde Forsyth toe. „Een man met een edel hart. Hij mag dan een heiden zijn in de gewone betekenis van het woord, hij kan veel zogenaamde Chrf^-. tenen tot voorbeeld strekken in mensenlievendheid. Zijn meester was een geneesheer en hij schijnt ook geboren te zijn, om de ziektekwalen der mensheid te willen genezen. Maar hij is geen vriend van Li-Weng-Hoo en hij zal alles doen, wat in zijn macht is, om de vervolging te belemmeren.

„Ik hoop, dat hij er in slagen zal”, antwoordde Kathlijn ernstig. „Als Ah- Yeo ons zou overvallen, zal ik nooit met hem meegaan naar Pi-Chow, wat er ook gebeurt.”

„Ik zal je ook tot het uiterste toe verdedigen”, antwoordde Forsyth. „Laat ons echter ons vertrouwen niet op menselijke kracht stellen. Geve God, dat we niet in handen van Ah-Yeo vallen. Van ganser harte hoop ik, dat het zover niet komen zal. Zodra we deze heuvels afdalen, hebben we de grens van Li-Weng- Hoo’s bebied bereikt en heeft Ah-Yéó niets meel' bevelen”. „Maar zal Ah-Yeo zich daaraan storen’,, vroeg zij. „Hij is een onverschillig en onverschrokken man en' staat voor niets. Als hij ons kan overvallen, zal het hem onverschillig zijn, waar dat is”.

„Maar de andere mandarijn heeft ook iets te zeggen en die is verantwoordelijk voor hetgeen er in zijn provincie gebeurt. En bovendien, Li-Weng-Hoo’s woord heeft ginds de macht niet, die het hier heeft. Hij zal de bevolking zijn wil niet kunnen opleggen. Hij zal daar in het geheim en heel voorzichtig'te werk moeten gaan. Ook zal hij niet in staat zijn, om ginds zijn bekendmakingen aan te plakken en dat zal hem in zijn handelingen ook sterk belemmeren”. „Ik hoop het”, antwoordde Kathlijn vurig.

„Dokter Forsyth, missie Barrington!” Chin riep hen. Ze daalden af, om hun sober ontbijt te nuttigen, dat uit warme thee en rijstkoekjes bestond. Verkwikt door het voedsel, uitgerust door het zitten en verwarmd door het vuur, voelden zij zich weer heel beter dan een uur te voren. Toen zij dan ook weer op stap gingen voelde Kathlijn zich zo sterk, dat ze gaarne naast Dick voort liep. Ongeveer twee uur stapten zij door.

Ongeveer twee uur stapten zij door. Niemand was hen tegengekomen. Ook hadden zij niets gedaan, dat op enige vervolging leek. Bij een bocht van de weg. we'rden hun oren getroffen door het klingelen van belletjes.

„Wat is dat, Chin?” „Muilezels. Ze zijn deze weg gekomen. Beter schuilen. Zij Ah-Yeo ons zien”. „Jat dat zal het verstandigst wezen,

„Jat dat zal het verstandigst wezen, denk ik.” (Wni’Ht vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 juli 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Avontuus

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 juli 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's