Late Lente
„Als er wat In hem zit, komt het er wel uit. En daar zit wat in hem, dus komt het er ook uit."
De filosofie van Konxjnenbelt begrijpt Wilmink niet steeds, al is deze uitspraak eenvoudig genoeg. Het komt alleen, omdat hij de boer nooit goed dóór heeft. Konijnenbelt is niet een man van veel woorden. Hij kan je ook zo eigenaardig aankijken, net, of hij in je binnenste lezen wil. Hij kan je ook, droogweg, fijntjes op je nummer zetten. In elk geval moet je hem in de gaten houden. Toch 13 hij ook weer geen kwaaie vent. De lui op het dorp mogen hem wel. Ook in de kerk is hij zeer gezien. Hij is al jaren ouderling en dik bevriend met de dominee. Dat weet ieder, al komt Wilmink dan ook niet in de kerk. Ieder vindt het vreemd: de enige behoorlijke kruidenier in dit kerkse dorp is feitelijk een vijand van de godsdienst. „Kom, 'k heb nog het een en ander te doen", zegt Konijnenbelt, opstaand, „'t Goeie er mee."
„Van 't zelfde, Konijnenbelt. En ik zal mijn bullen eens halen," dit tot de boerin.
„Doe dat, Wilmink." Een tien minuten later is de rust te
Een tien minuten later is de rust teruggekeerd. Wilmink is weggefietst naar een andere klant, om ook dädr zijn grote nieuws te brengen. De boerin in de keuken bergt de gebrachte waren weg en peinst, 't Is, om God voor te danken, dat er een eind aan de ellende gekomen is. Nu kan de wereld weer vrijer adem halen. En — misschien komt Kees thuis! Of is die nog te kort in dienst? 't Is een maand of zes.
Neen, zijn lichting zal nog wel niet afzwaaien.
Zo denkt de boer er ook over, als die een half uur later nog een kop koffie halen komt.
„Neen, dat kan nog niet. De anderen gaan vóór. En dat is recht. Er zijn er onder, die drie, vier jaar gemobiliseerd zijn. 't Is me een tijd!" „'t Zal toch wel waar zijn, wat Wilmink vertelt?" „Vast. Assink heeft het uit Utrecht
„Vast. Assink heeft het uit Utrecht vernomen, heb je gehoord. We kunnen er zeker van zijn. De krant zal vanavond wel méér vertellen. Ik ga eens met de dominee praten." „Kom je op tijd thuis?" „Dat komt voor mekaar, ouwetje."
„Dat komt voor mekaar, ouwetje." ,,Wie is de oudste, jij of ik?" plaagt de boerin. „Nou ja, je bent een jaar of drie..."
„Nou ja, je bent een jaar of drie..." ,,Vier jaar en drie maanden, baasje." „Nou dan, juim vier jaar jonger, maar wat zégt dat? Op onze leeftijd telt een jaar niet mee."
De struise boerin, die er uitziet als 's lands welvaren, lacht hartelijk.
,,Je doet net, of je " Zij komt niet verder, want de man, tot wie ze spreekt, heeft met een olijk gezicht de keuken verlaten, om zich in de opkamer wat op te knappen. 't Is de slappe tijd. Jan en de vaste knecht kunnen het werk op hun gemalt af. Hij kan gerust een uurtje met de dominee gaan gezelsen, als die thuis is. Eens horen, hoe die over de toestand denkt: revolutie in Duitsland is ook niet alles...
Als Konijnenbelt over de weg fietst — de mist trekt heel langzaam op — komt zijn zoon weer in zijn gedachten, zijn enige Kees, die een half jaar geleden het militaire pakje moest aantrekken. Dat betekende toen: voor'kweetniethoelang soldaat zijn, al was het enige lichtpuntje, dat hij, na zijn afgerichtzijn mogelijk landbouwverlof krijgen kon. Maar dat zou toch voorjaar geworden zijn. Nu is er goede kans, dat hij in Januari, Februari kan afzwaaien. Dan hebben ze de jongen weer thuis, 't Is stil, nu hij weg is. Ieder mens brengt in een huis zijn drukte mee, ook al is hij van nature niet druk. Kees heeft de opgewektheid van zijn moeder. En sinds Jane...
De gedaohtengang van de boer breekt af. Hij is eigenlijk nog niet over het verlies van Jane, nu twee jaar geleden, heen. Zijn oudste kind, .in een pvmt des tijds weggevaagd. De oorzaak hebben de dokters nooit kunnen verklaren. Zij was steeds gezond als een vis, die jolig in het water spartelt. Nooit een dokter aan haar bed. En zo opeens — in een paar uur tijd weg\ Viel in een soort flauwte, werd bewusteloos en stierf in die toestand, nauw twee uur later, 't Moet wat aan het hart zijn geweest, oordeelde dokter Van der Linden, de kundige dorpsdokter, die later ook nog een specialist raadpleegde. Maar die kon ook niets zeggen. Bij een lijk kun je geen diagnose stellen, alleen constateren, dat de dood is ingetreden. Bij benadering kunnen de dokters nog de tijd van sterven bepalen. Maar bij Jane was dat niet nodig geweest: ze stonden er bij, de boer, zijn vrouw en Kees, de handen gevouwen en met een gebed in het hart. Maar de Heere vond het tijd, om Jane bij Zich te halen. En dan gebeurt het. Benswillend waren zij met de leiding Gods in hun leven. Ze zijn het nóg. Maar het blijft niet in je kleren zitten, als je vlees van je weggescheurd wordt Nu is er alleen Kees nog. Want twee
Nu is er alleen Kees nog. Want twee kinderen kreeg de boerin, vrij kort na elkaar en toon was het afgelopen. Dat is nu een dikke twintig jaar geleden, waar blijft de tijd! Ho, Konijnenbelt, zeker, waar blijft
Ho, Konijnenbelt, zeker, waar blijft de tijd! Maar waar blijf jij, man? In gedachten is hij de pastorie voorbijgefietst. Als hij dat bespeurt, glimlacht hij en slaat een zij weg je in, dat hem, met een grote bocht, weer op de hoofdweg brengt, doch dan vóór het huis van dominee Zelleven, de oude. Zó zegt men het in de kerkelijke wereld. Er is ook een Zelleven, de jonge. Dat is de zoon, die op een paar uur afstands zijn pastorie heeft.
Konijnenbelt behoeft niet aan te bellen: de domineese ziet hem vanuit do voorkamer over het tuinpad aankomen, de fiets aan do hand. Nauw heeft de boer die tegen de muur gezet, of do brede voordeur gaat open.
,,Kom binnen, Konijnenbelt. En loop naar boven. Je weet de weg. Maar hou je neusgaten dicht. Je snapt het wel." Konijnenbelt lacht een brede lach: natuurlijk heeft domine, die doorgewinterde roker, bij gebrek aan tabak, weer het een of ander bocht in zijn pijp: gras, eikenblaren of zoiets.
„Ik heb warempel een zakje echte tabak in mijn zak, juffrouw", zegt hij, in zijn jekker voelend. „Ook toevallig." Nu is het de beurt aan mevrouw Zelleven, om te lachen: die olijke boer neemt häär er niet tussen! Heeftie natuurlijk willens en wetens in de zak gestoken! Maar dan opeens: heb je het al gehoord, Konijnenbelt?"
„Ja, juffrouw", Konijnenbelt noemt de domineese altijd nog juffrouw, het nieuwerwetse mevrouw kan hem niet over de lippen komen, ,,ja, juffrouw, Wilmink wist het te vertellen. God zij dank, afgelopen." Als hij deze woorden zegt, staat de
Als hij deze woorden zegt, staat de boer al enkele treden op de trap. Een stem klinkt: ,,Kom boven, man." Die stem zegt zonder woorden: ,,Laat ons eens wat pi'aten. Er is wat gebeuul in de wereld."
Hoofdstuk II.
Ja, er is wat gebeurd in de wereld. Jan Stelmaker, geen piekeraar van nature, piekert nu wel, nu hij het grote nieuws, dat Wilmink op de boerderij heeft gebracht, tracht te verwerken. De ploeg snijdt ditmaal geen rechte voren. Soms merkt hij het op en dan bepaalt hij met ijzeren wilskracht zijn aandacht bij de ploeg. Maar hij houdt ]v I niet vol: er zit voor hem te veel vcisl aan wat hij heeft veniomen. De oorlog afgelopen, dat betekent, dat de grenzen ontsloten worden. Zo een jaar of vier is hot land als het ware een eiland geweest in een kokende zee. De verbinding mot Indië, met Amerika, ja, noem maar op, waren meer dan miserabel. Je moest respect hebben voor die kerels, die hun leven op zee gingen wagen, 't Land was neutraal in de krijg, maar dat belette niet, dat er schepen getoi'pedeerd werden. Dat gaf dan deining, onrust, oorlogsgeruchten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 augustus 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 augustus 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's