Late Lente
Maar soms Duitsland, bood verontschuldigingen aan en dan liep het weer. Overigens, al hadden de kerels geen last van onderzeeërs, de gevaarlijke mijnen waren schier nog méér te vrezen. De mijnenvelden mochten dan bekend zijn bij de zeelui: je kon niet voorkomen, dat storm de smerige dingen losrukten en op drift joegen. Hoeveel waren er al niet op onze kust aangespoeld, vaak tot ontploffing komend?
En toch gingen de stoere zeelui het ruime sop in. Gelukkig maar, want er kwam dan toch voedsel binnen, al was het mondjesmaat, zodat strenge distributie eis was. Minister Treub had eens gezegd: Honger zal er niet geleden worden. Hij heeft gelijk gekregen: honger was er niet, al was schraalhans keukenmeester. Dat was, naar de mens gesproken, te danken aan de boeren, die het land scheurden, zij het met pijn in het hart, en aan de stoere zeelui, die de hort op gingen, gevaar of geen gevaar. Kun je van een zeeman anders verwachten? Maar ondanks dat alles, een eiland
Maar ondanks dat alles, een eiland was het land toch in de barende kolken van de onstuimige wereldzee. Wie brieven naar het verre Amerika zond, was er niet zeker van, dat die terecht zouden komen. In elk geval bleven zij maanden onderweg. Hoe lang was het nu al niet geleden, dat hij een brief uit Canada had gekregen, van Freek Mep- pelink ?
De oorlog afgelopen! Althans wanneer het geen kletspraatje van Wilmink was. Maar dat viel moeilijk aan te nemen: Assink van het postkantoor had immers met Utrecht gesproken, waar de mensen er vol van waren? Maar — dan werden de grenzen ontsloten! Dan kwam er ook weer geregeld postverkeer. Dan kon hij schrijven naar Canada! En dan... Freek Meppelink had het hem toch beloofd. Hij zou er nader van horen. Maar toen breidde de oorlog zich als
Maar toen breidde de oorlog zich als een olievlek uit: Amerika kwam er in; van Canadese brieven, via de States, was toen zo goed als geen sprake meer. ’t Was een groot geluk, dat Wilson, de president van de U.S.A., toehapte: je kon gerust zeggen, dat de hulp van Amerika, alweer naar de mens gesproken, de Geallieerden zo te stade kwam, dat er eindelijk aan de krijg een einde kwam; dat Duitsland lag te zieltogen. Hij zou nu maar eens gauw naar
Hij zou nu maar eens gauw naar Freek Meppelink schrijven. Als de oorlog er niet was gekomen, zou hij er allicht al gezeten hebben. Hij wilde nu wel eens haring of kuit hebben. Als je eigen land geen vooruitzichten biedt, moet je het elders zoeken. „Stelmaker, het kan zijn, dat emigratie geboden is”, heeft dominee Zelleven hem eens gezegd. „En nu kan jij het beste beoordelen, of jij in dat geval verkeert.” Nu, hij meent van wel. ’t Is toch niet
Nu, hij meent van wel. ’t Is toch niet verkeerd, als je boer wil zijn, niet knecht, maar boer? Eerzucht op zichzelf is toch niet verkeerd? Maar — boer wordt hij in eigen land
Maar — boer wordt hij in eigen land niet, zelfs al zou men, waarvan sprake is, de Zuiderzee gaan dempen. Zeker, dan komt er heel wat land, hoeveel ha weet hij niet precies meer, maar dat is geen kleinigheid, doch hoeveel jaar duurt dat nog wel niet, als de plannen dóór gaan, wat nog niet zéker is, en bovendien: je moet een bonk geld hebben, om een bedrijf te krijgen. En — aan geld mangelt het hem juist.
Neen, zijn toekomst ligt in Canada, dat staat voor hem als een paal boven water.
En nu......
„Ho, bles!”
Het paard staat stil op het land vol kluiten. De wereld is klein, deze morgen: de mist onttrekt alles aan het oog. Jan heeft het gevoel, of hij alleen op een onbewoond eiland staat. Geen gerucht wordt vernomen...... o, ja, heel in de verte blaft een hond... Hij heeft dit land lief. Als de appel
Hij heeft dit land lief. Als de appel van zijn oog. Vreemd voor een stadsjongen. Hij peinst er wel eens over. Misschien heeft hij het van zijn moeder, die een plattelandse was. Jan Stelmaker is geboren en getogen
in de stad van Zwolle. Geen sterveling zou ooit gedacht hebben, dat in hem een boer stak, in de oudste zoon van Leendert Stelmaker, die een kruidenierszaak heeft op de Diezerkade. Vader had het steeds druk, omdat het niet een grote zaak was en hij er dus geen bedienden op na kon houden. Moeder moest wel in de winkel helpen en dat zou wel gegaan zijn, er was een flink dienstmeisje, als haar gezondheidstoestand niet te wensen overliet. Zij was ver van sterk en asthmastisch. De lucht in Zwolle deugde niet voor haar. In het Achterhoekske, waar zij vandaan kwam, was het goed. Maar hij had nu eenmaal Leendert Stelmaker getrouwd en die woonde nu eenmaal in Zwolle.
Jan, zijn beide zusjes, Lien en Els, en, iets later, zijn broer Maarten werden al spoedig naar de bewaarschool gezonden. Dan waren zij althans een goed deel van de dag van de vloer. Toen kwamen de gewone schooljaren, in de Lagere school in de Goudsteeg. Hij heeft daar flink wat opgestoken, want de school was niet slecht en hij was pienter genoeg.
Het was in die jaren, dat zijn groot verdriet kwam: moeder hield de strijd tegen het zwakke lichaam niet vol; zij stierf, achterlatend een man, die een zaak had, met vier toch nog kleine kinderen. Dat werd, de mensen konden het wel op duim en vingers uiterkenen, natuurlijk niets: een huishoudster, die voor de winkel niets voelde; een dienstmeisje, dat geen respect had voor de huishoudster. Deze laatste kreeg haar congé en werd vervangen door een ander, die juist veel van een winkel hield, maar de hiushouding totaal verwaarloosde. Met schoppen ging het geld de deur uit, terwijl de inkomsten niet vermeerderden. Dat moest spaak lopen. Gelukkig was er in Zwolle heel wat familie, die zich over het viertal zoveel mogelijk ontfermde.
Niemand nam het Leendert Stelmaker dan ook kwalijk, dat hij reeds anderhalf jaar na het sterven van zijn vrouw een tweede huwelijk sloot. De tweede moeder was een heel ander type dan zijn eigen moeder: een Groningse, en dan nog wel een rasechte Groningse, van het Hogeland, is nu eenmaal anders dan een Gelderse.
Met vaste hand aanvaardde zij het bewind. Ook met tact en wijs beleid. De verwaarloosde huishouding, ook de ietwat verwaarloosde zaak — want Leendert Stelmaker was een goeie vent, maar geen krachtfiguur — kwam er wat bovenop. Voor het viertal was de tweede moeder een goede en zij maakte geen onderscheid tussen de vier kinderen uit het vorig huwelijk en de drie meisjes, die zij zelf kreeg. Met de Gelderse familie werd de band
Met de Gelderse familie werd de band niet verbroken. Schier elke vaeantie van betekenis was ook Jan in de Achterhoek, bij Grootvader en -moeder, bij de tantes en...... bij Konijnenbelt!
Want daar dicht in de buurt, nog geen kwartier van het dorp, stond de statige boerderij van Arend Konijnenbelt, één der grootste in die contreien.
Daar bracht de zoon van de Zwolse kruidenier het grootste deel van zijn vaeantie door. Daar speelde hij met Ja- ne en Kees Konijnenbelt. Daar leefde hij het boerenleven mee, van haver tot gort. Ddar werd de stadsjongen in hart en nieren boer. Het bloed van zijnmoeder verloochende zich niet. Het stadsbloed van zijn vader vloeide niet door zijn aderen. Toen kwam het moment — van Mulo-
Toen kwam het moment — van Mulo- scholen was toen nauwelijks sprake — dat hij de Lagere School doorlopen had, er zelfs nog een jaar langer op gebleven was. Het was géén vraag, wat hij worden zou. ’t Was, als het ware, met de moedermelk ingezogen: boer!
Zijn vader vond het niet erg, dat hij niet in de zaak kwam. Misschien was dat later wat voor Maarten. Van Jan wist hij het al lang: daar zat geen kruidenier in. Wat hem betrof, mocht ook Maarten wel een ander beroep kiezen. Van het kruideniersvak was, naar zijn mening, het mooie af. De winstmarges werden geringer doordat coöperaties en concerns opkwamen, die scherp concurreerden, het funeste cadeaustelsel bloeide, korotom, de room was er af. En Leendert Stelmaker was niet een man, als zijn collega en goede vriend Zijlstra, die zeide: uit de druk van de melk komt boter voort. Die hield het hoofd boven water; zette de kop er voor en... hield stand tegen de concurrentie. (Wordt vervolgd )
(Wordt vervolgd )
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 augustus 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 augustus 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's