Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jacob vrijgekocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jacob vrijgekocht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de Heere heeft Jacob vrijgekocht en Hij heeft hem verlost uit de hand desgenen die sterker was dan hij. (Jer. 31 : 11.)

Vrijkoping wijst op slavernij. Slaven waren vroeger wettig eigendom van hun heer. Ook Israël hield er slaven op na, ofschoon de Heere het uitdrukkelijk beval, deze niet hard te behandelen. Op het wonden of doden stond een zware straf. Wanneer wij tot de tekst wederkeren, dan zien wij daaruit dat een ander soort slaaf zijn ten grondslag ligt. Allereerst is hier sprake van Jakob en niet van Israël, schoon met Jakob Israël bedoeld wordt. Met de naam Jakob komt de Heere veelal Israël bij zijn oorsprong en bij zijn schuld te bepalen. Israël was immers uit Jacob. Jakob had zich door eigen schuld in ellende gebracht. Hij moest om de wrake van Ezau te ontgaan vaders huis verlaten. Hij kwam na een lange reis bij Laban zijn oom in dienst. Daar was hij meer slaaf dan knecht, gezien de behandeling daar ondervonden. Was de Heere niet tussenbeide gekomen, zo was Jacob nimmer uit Labans macht vrijgekomen. Maar op reis naar zijn vader kwam het uit, welke macht en sterkte hij nog meer te vrezen had, nl. die van Ezau. Hoe dichter Ezau met zijn vierhonderd naderde, hoe banger Jakob werd. Wij weten op welke vrijze Jakob verlost werd. Hij wilde eerst door geschenken zich vrij kopen. Die middelen van eigen hulp sneed de Heere af. Ten laatste bleef hij alleen over, zonder troost, zonder helper. En zo vond de Engel des Verbonds hem, toen Deze met hem worstelde. Dat duurde zolang, dat Jakob, Jakob werd, d.i. oprecht schuldenaar voor God. Toen werd hij verlost uit de hand die sterker was dan hij, op grond van vrijkoping door Christus, die als de Engel des Verbonds in zalige verbondsgemeenschap met Jakob trad. En nu Israël. God had het als een slavenvolk verlost uit de wrede macht van Farao en zijn volk. Aan de overzijde van de Rode Zee, vierde Israël de grote verlossing. Het trok toen door de woestijn. Het werd bij de Sinaï met de wet des Heeren in kennis gesteld, de ceremoniële wetten als ziende op Christus werden het gegeven. In plechtige verbondssluiting verbond Israël zich naar de wetten te leven in heilige vreze. De geschiedenis heeft het ons geleerd, dat er niets van terecht kwam. Alle gehoorzaamheid in eigen kracht beoefend loopt op mislukking uit Evenwel bracht de Heere, na dat 't gehele geslacht, uitgezonderd het volgende geslacht, dus het voll? als volk in Kanaan. Daar heeft de Heere in Zijn vrije ontferming de vijanden uitgeroeid, of verdreven om het bondsvolk een land te geven Waar het Hem zou dienen, vrezen en eren. En al weer met hetzelfde treurig resultaat. Nu eens trad de zonde van afgodendienst op de voorgrond dan weer die tegen het tweede gebod. In beide moge een gradueel onderscheid liggen, maar geen wezenlijk. De zonde van Jerobeam de zoon van Nebat, die Israël zondigen deed staat met schrille kleuren in Israels historie getekend, waarover de Heere Zich vergramde over zo'n grote afval.

God gaf het over, dan eens in de macht van deze vijand, dan weer in genen. Maar ten laatste stortte de Heere zijn toorn in grote mate uit, met het gevolg dat het bondsvolk kwam in een vreemd land, als slaven behandeld en alle uitzicht op ontkomen afgesneden. Daar doelt Jeremia op, inzake Israels ellendige toestand. Doch de profeet blikt verder in de toekomst. Hij ziet, dat dit het laatste woord van Zijnen God niet is. Hij ziet ook de verlossing in de toekomst. In die belofte zich verlustigende, stelt hij het door de ingeving des Heiligen Geestes voor alsof het reeds geschied is. Praktisch is dit voor Gods volk geen onbekende zaak. Als de Heere het zelve in rijke beloften doet delen, is het voor het geloofsoog alsof de vervulling er onmiddellijk aan verbonden is. Men wordt later wel gewaar dat er soms nog heel wat tussen ligt.

Hij zag het »als 't ware reeds gebeuren. Hij zag nog veel verder dan verlossing uit Babel. Hij zag ook de verlossing in de zin van vrijkoping door het Offer van Christus, waarop alle offers in het Oude Testament zagen. Daarom zou de tweede tempel gebouwd na de ballingschap veel heerlijker zijn dan de eerste, dewijl daarin Christus zou kamen, Die daar zou ijveren voor de eer Zijns Vaders. Doch ook Christus zou verbannen worden, om daardoor het banvonnis op te heffen voor een volk dat zich dat vonnis heeft waardig gemaakt. De vrijkoping door Christus bestond immers daarin, dat Hij de schuld des volks betaalde, en 't leven verwierf. De mens is een slaaf geworden van de satan, die hij vrijwillig tot zijn heer gekozen heeft. De Vader heeft de mens tot zijn straf aan dat slavenjuk overgegeven. En wat men nu doet, het juk kan door ons nimmer verbroken worden. Dat is de doodstaat met alle gevolgen er aan verbonden. Men kan gerust satan de gehoorzaamheid opzeggen met een soort Jehu's ijver, het baat niet. Toch blijft men in zijn macht. Er moet er Eén komen, die sterker is dan satan om hem te dwingen tot loslating. Dat is de Christus. Dewijl Hij de koopsom tot vrijlating tot de laatste penning toe aan Zijn Vader betaald heeft, voor degenen Hem van de Vader gegeven, eist Hij van de duivel de loslating. En 't gevolg? Satan laat niet los, en zijn gevangenen willen ook van de vrijheid niets weten. Niet alleen moet de duivel bij elke bevrijding overwonnen worden, maar ook hij of zij die bevrijd moet worden. De arme mens beseft zijn diepe ellendestaat niet. In zijn blindheid en vijandschap werkt hij tegen. Hij gelooft het niet, dat zijn slavernij uitloopt op een eeuwige. Als de Heere Zijn ogen bestrijkt met die kostelijke ogenzalf. vallen de schellen er af en ziet men hoe diep ongelukkig men door eigen schuld is geworden. Nu gaat hij ook aan het werk om los te komen van zonde, satan en lust tot de wereld. Men wil nu niets meer van die slaven weten. En hoewel de Heere doorgaat met Zijn verborgene trekkende liefde, laat Hij de opgezochte ondervinden dat alle poging tot verlossing op mislukking uitloopt. Zo loopt ten laatste alles op een zich kennen als een gans hulpeloze uit. Zo wordt Christus komst noodzakelijk. Op grond van Zijn Hogepriesterlijk ambt, treedt Hij in Zijn Koninklijk ambt naar voren. Gods volk heeft niet alleen nodig verzoening van de zonde, maar ook verlossing uit de macht der zonde. Zo kan het alleen in Christus' kracht in kinderlijke vreze op aarde leven. Alle werkheiligheid loopt vroeg of laat op fiasco uit. Maar de heiligmaking, die in Christus, d.i. in Zijn gemeenschap slechts beoefend kan worden leidt tot een eeuwige verlossing. Niet minder heeft Gods volk het zwaar in wegen der voorzienigheid. Men heeft nog al eens in figuurlijke zin met tegenwind te kampen. Daar zijn wegen, zoals de heilige zanger het uitdrukte, dat de mens op 't hoofd van Gods kind rijdt. Natuurlijk in overdrachtelijke zin. De ene mens kan het de andere onder de toelating Gods benauwd genoeg maken. Ingesloten als het ware van alle zijden, zucht het kind des Heeren soms heel wat af in 't verborgen tot God. Het water der ellende komt meer dan eens tot de lippen. Geen uitkomst meer, dat zegt wat. En dan soms onder 't zwijgen van de Heere. Wie zal alle drukwegen van Gods volk kunnen uiteenzetten. Immers elk kind des Heeren heeft weer een eigen weg, die aan een ander vreemd is. Slechts op de eindpunten komen zij bij elkander. Deze zijn: „'k Wou vluchten, maar kon nergens heen enz." Maar dan is het ook des Heeren tijd. Als Gods volk weer als een arme schuldige Jacob door genade bij God terecht komt gedenkt Hij krachtens eeuwige verkiezing en krachtens 't borgwerk van Christus Zijn verbond. Geen verdrukker houdt dan langer stand. De macht van welke aard ook, verliest hij tegen het kind des Heeren. De Koning is tussenbeide gekomen. Hij baant wegen ter verlossing, waar zoeven nog niets van te zien was. Dan is de Heere aan de spits getreden dergene die door Hem gebruikt worden om hulpe; te bieden. Dan doet de Heere opnieuvv Jakob in vrijheid wonen. Na zoveel bange tegenspoed mag hij weer ademhalen. God is in Christus voor Zijn volk een God voor de eeuwigheid, doch ook voor de tijd. Het ligt voor Zijn rekening. Het is Zijn eigen uitverkoren volk. Een volk dus, dat hier wonderlijk geleid wordt, ja een volk dat in allerlei wegen moet leren, de onveranderlijke hondstrouw van de Machtige God Jakobs. De eeuwigheid zal niet te lang zijn, om het wonder der verlossing uit te jubelen. Welgelukzalig dan het volk, wiens God de Heere is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Jacob vrijgekocht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's