Holsbergers
..Daar was de familie. En daar waren . ^ dorpelingen. Want zij hadden Al » t Janse graag mogen lijden. En daar m. bewezen ze hem de laatste eer. Dat ^goed. Zelfs dokter AUersma was er. iMt was een onderscheiding. Deed hij lang niet bij al zijn patiënten. En de donuné was er niet. Maar dat was niets nazonder. In Holsberg was de dominé meestal met op de begrafenis. De men ^ u-^^^ ^^"^ "'S hun leven niet nooig oij hun dood dus ook niet. Bn de domme vond het goed.
„,^"l ^^''^ ^"^ ^^ <^ö groeve geen woord gezegd. Ze kwamen. De kist werd m de kml gelaten. En zij gingen weg. Bf werd geen woord gezegd. Ook Klaas, lol f «^ ^°°"' ^^°l^te niet voor de betengstellmg. Dat was geen gewoonte bij de gewone man in Holsberg En toen ging het leven weer door.
En toen ging het leven weer door. ^ e andere morgen was Harm, als al . in de bakkerij, waar hij zijn intrede • gedaan, toen hij veertien jaar werd. ^ .^^s nu elf jaar in het bedrijf en «'n u , '^epen van het vak. »«« ,f r ''^"J *® *" Soede handen", had Zijn vader gezegd.
En dat was waar. Harm was met de bakkerij samengegroeid. Hij was er schier even sterk aan verknocht als aan Katrien Elenbaas, zijn meisje, En dat wilde nogal wat zeggen. Want Harm Janse was, wat de men
Want Harm Janse was, wat de mensen van Holsberg noemden, gek op zijn meisje. En dat was nu niet naar de zin van
En dat was nu niet naar de zin van zijn moeder. Ja, ja, de mensen van Hols berg wisten het wel: de aanstaande schoonmoeder en dochter accordeerden niet met elkaar, al wist men niet precies de reden. Maar Harm wist die wel, daar zijn moeder hem die meermalen had gezegd:
„Eerstens: geen vrouw voor ons dorp, Harm. Ze woont nu wel op een dorp, maar zij is een stadse, een echte Amsterdamse, jongen. Niks waard voor jou. Bn tweedens: géén vrouw voor een winkel, en dat is veel erger nog. Dat is helemaal mis, Harm. Oe baas in de bakkerij, de vrouw in de winkel. Zó is het altijd geweest bij de Janses. En zó moet het ook. De mensen willen in de winkel de vrouw zien, niet de baas of de dienstbode of een winkelmeisje. En zo wordt het. Harm. Katrien heeft het land aan een winkel. Je gaat je ondergang tegemoet."
Daar was geen woord Frans bij. Aldert Janse had gevonden, dat zijn vrouw het er wel wat dik oplegde. Hij vond Katrien een fidele meid. Het zou best gaan. En dat vond Katrien ook, toen zij zijdelings het een en ander vernam van de bezwaren der balckerse. De steun van zijn vader en de mening
De steun van zijn vader en de mening van Katrien deden Harm deugd. Hti dacht er ook niet aan, Katrien op te geven. Tenslotte zou het nog niet erg zijn, als zij niet van de winkel hield. Een flink meisje van het dorp — hij had er nota bene al een op het oog — kon dan de klanten bedienen. Die kende he> dorpsleven en kon de mensen te woord staan. Het was toch zeker niet om de vrouw te doen, maar om een vrouw.
Maar er was toch wat blijven zitten tussen de bakkerse en Katrien. Die twee accordeerden niet. De mensen wiste» het wel. En Harm wist het ook.
„Met trouwen moet je nu niet te lang meer wachten. Moeder kan hier blijven, als zij wil. Zij kan er ook uittrekken". Dat had vader gezegd.
Maar wat zou moeder nu doen? „Afwachten", dacht Harm, die wat philosophisch was aangelegd.
Bn hij kneedde het brood en deed het in de vorm en zette het in de oven.
En hij plaatste een annonce in het streekblad. Om een knecht. Tijdens de ziekte van zijn vader had hij alleen geploeterd. De dokter" zei immers, dat het wel met vader in orde zou komen. Maar alleen was het niet vol te houden. In hetzelfde nummer van het streek
In hetzelfde nummer van het streekblad stond een advertentie van dankbetuiging. En daaronder: „De zaak wordt op dezelfde voet voortgezet".
Dat was niet dan een formaliteit. De mensen van Holsberg wisten het wel, Bn zij vonden het best.
Harm Janse was ook goed. En fidele zoon van een fidele vader. Het leven ging voort. De zaak werd voortgezet.
Hoofdstuk II.
Van een bruiloft, die niet doorging.
Job Eerveld — zo heette de knecht, die uit de vele sollicitanten was verkoren — keek zijn baas zo nu en dan tersluiks aan. Het was hem nog niet overkomen,
Het was hem nog niet overkomen, dat Janse met het verkeerde been uit bed was gestapt; hij, steeds opgewekt, vrolijk van aard, met een kwinkslag ezelend in de bakkerij.
Deze morgen was er geen garen met de baas te spinnen. Onvriendelijk, op het norse af, was hem goedemorgen gewenst, toen de knecht het twee keer had gedaan. Neen — Jacob Eerveld begreep er
Neen — Jacob Eerveld begreep er niets van. En toen hij bemerkte dat de bui niet overdreef, zweeg hij. Dat was verstandig. En zo werkten die twee alsof zg de grootste vijanden waren. Eerst tegen tienen kreeg Job een vermoeden. „Koffie drinken", kwam de meid roe
„Koffie drinken", kwam de meid roepen.
„Hier brengen, de koffie", beval Harm. De dienstbode in stomme verbazing
De dienstbode in stomme verbazing af. Waarop de moeder verscheen.
Waarop de moeder verscheen. „Wat is dat nu voor onzin! Kom je koffie drinken of niet?" „Neen, de koffie hier". „Geen sprake van. Koffie in de keuken of niet." „Dan niet". Een pijnlijke stilte.
In het deurgat van de bakkerij de weduwe Janse, woedend. En toch, bang voor haar zoon, die zich nooit zo gelden liet.
„Jij kunt wel gaan", zei Harm tot Job.
Job. Job Eerveld wilde niet gaan. Dat was geen behandeling. Maar de koffiegeur was verleidelijk. En eigenlijk was hij ook blij, de bakkerij eens uit te zijn, waar 't stommetjespelen hem danig vervelen ging. Dus toog hij naar de keuken. Waar
Dus toog hij naar de keuken. Waar ook de moeder verscheen, die met een verstoord gezicht koffie voor Harm inschonk en — de grote kop naar de bakkerij bracht!
„'t' Is herrie tussen die twee", zei Kee, de dienstbode, tot Job. Bn zij wees naar de bakkerij. „Dacht ik wel", zei Job. „Zal weer wel bijspijkeren. Wat hebben ze nou?" „'t Zal wel gaan over de baas z'n meisje. Die is gister ook met een kwaaie kop weggegaan."
,,Nou, ze zoeken het maar uit", zei Job onverschillig. De baas veranderde die dag niet. Aan
tafel werd geen woord gezegd dan het hoog nodige. En dan nog niet door Harm. Zijn moeder trachtte werkelijk vriendelijk te zijn. Maar die tegemoetkoming werd met norsheid beantwoord.
Toen het werk was afgelopen, en hij zich verkleed had, vertrok Harm. Dat had hij nog nooit gedaan. Zijn vader ook niet. In het café, waar vele enigszins gegoede dorpelingen kwamen, was Aldert Janse nooit verschenen. En Harm ook niet. Tenminste niet op gewone dagen.
Nu ging Harm om zes uur naar het dorp. Zijn moeder durfde niets zeggen. Alleen dach ze: „Zó moet het niet".
„Zó moet het niet". Want ze vermoedde, dat hij naar de kroeg ging. En dat was ook zo.
Eerst om half elf kwam hij thuis. Zijn moeder, ongerust, wachtte op hem. „Waar ben je geweest?" vroeg ze. „Dat zal ik weten", zei Harm. Kann was Harm niet meer. Brutaliseren had hij zijn moeder nog nooit gedaan. Blijkbaar, overlegde zij, is hij wel heel diep getroffen. (Wordt vervolgd.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's