Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Folklore en taal!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Folklore en taal!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De mannenkleding is in de laatste vijftig jaren ook sterk veranderd. De knechts en arbeiders gingen naar 't land met ,,veldschoewnen", stevige vetleren schoenen, 's Avonds liepen ze op „klompje", thuis meestal op ,,kousje", 's Zaterdags werden de klompen geschuurd en met die schone klompen ging men 's Zondags naar de kerk, ook wel op „petoffels". Enkelen slechts droegen „laerzen", later vervangen door bottines en lage schoenen, molières, zoals nu bijna iedereen draagt, in ieder geval 's Zondags en meestal 's avonds. De mannen droegen „een pilosen broek, één jaar voor de Zondag, één jaar voor de Zaterdagavond en dan als werkbroek, eerst „bruun pilo", later zwart. „Deur de weke'" droegen ze een „blauwe kiel" of een „brunen aop", een soort buis. Een „schobbejak" noemen ze dat op Stellendam, meen ik. En dan verder een ,,jekker", ook „rok" genoemd van duffel, met zwart band geboord. De meer gegoeden zeggen een ,,laekense" jas met slippen en twee „knoppen" van achter. De broeken hadden allemaal een „kleppe" van voren, een broek mit een snooptaefel". Nu zijn er nog maar enkele, ze hebben nu bijna allemaal een ,,golf je" of ,,gulpe", dit is een sluiting met knopen van voren. Verder droeg men een „vesje" met „vesttasjes", d.i. een vest met vestzakken. In Ouddorp spreekt men nog van een „jastasse", d.i. een jaszak. De broek wordt opgehouden door ,,galgen" (bretels). Men droeg vroeger alleen donkere overhemden, die men „boezeroens" noemde, nu nog wel, van katoen of zogenaamd ,,tummermansgoewd" — wit met een blauw striepje. Een overjas was bij de meesten onbekend.

De burgers draegen 's Zondags een licht overhemd, een enkele ook wel een ,,halfhemmetje", een soort bef, ook wel „wit slabbetje" genoemd, met een gestrikt dasje. Hoeden zag men zo goed als niet: de mannen droegen petten, ,,hoage zieje petten" of van die achtkante. De eerste hadden meestal een blinkende „kleppe".

De mannen hadden „blaeuwe of rooie neusdoeken", 's Zondags ook wel witte met grote zwarte doppen of met een balkrand van 4, of 5 balkjes. Er waren ook rouwzakdoekeu met grote zwarte spikkels en een brede zwarte rand. Heeft het Streekmusum al een collectie van die ouderwetse zakdoeken? Ze zijn nu misschien nog te krijgen. En hoe is het met de petten? En die „ouwerjaerse" (d.i. ouderwetse) klompen, de zogenaamde Ouwerkerrekers ? De oude klepbroeken en vesten met twee rijen knopen mogen ook niet ontbreken.

's Zondags hadden enkele mannen van die dikke ouderwetse horloges, „knollen"; buiten het vesttasje hingen grote~ zilveren hangei'S, ik meen, dat die ,,brelokken'" genoemd werden.

Naar 't land ging men vaak met linnen „slikvangers", met knopen gesloten; die ziet men ook niet meer, 't zijn nu leren beenkappen of grote laarzen.

De boerenknechts hebben in de broek een ,,scheêzak"; daarin zit een scherp mes in een leren schede. Ze kunnen zo'n mes soms nodig hebben Om een helder (halster) of „stringe" door te snijden, als de paarden erin verward raken.

De kinderkleding is ook heel wat veranderd, de meisjes en jongens waren vroeger meer oude vrouwtjes en mannetjes. Als kind droegen wij nog een „siemezetje" (van 't Franse chemisette), een soort lijfje en een broek met een valle (klep) van achter en een „pisgaetje" van voren. We gingen op klompje naar school, waar de meester van die stommelende en vallende klompen niet veel plezier had.

In de vrinter kregen we een wollen das om de nek of een zijden „kazjenee" (van het Franse cache­nez). Een kazjenee was een vierkante doek van 70 bij 70 cm, een „sjoal" (sjaal) is langwer­ pig­

Des nachts kregen we een '„hansjop" aan, een soort pyama uit één stuk; de „slaepmusten" waren toen al uit de mode, maar 70 ä 80 jaar geleden werden ze nog volop over de oren getrokken. Er zullen nog wel mensen zijn, die er een paar in de kast hebben liggen. Tegenwoordig kan alleg gemaakt gekocht worden, maar vi­oeger,moesten de vrouwen alles zelf naaien en breien; de meisjes werden er al vroeg aan gezet. ,,Ze kan geen naelde drae", zegt men van een vrouw, die helemaal niet naaien kan. (drae betekent draden, dus letterlijk: ze kan geen draad m een naald steken). „Ze is goed op de naelde" wil zeggen: ze kan flink naaien. „Ze kan mit d'r haon wat ze mit d'r oagen ziejt". Om goed te naaien heeft men een „schampeljoewn", d.i. een patroon nodig. Naaigaren noemt men „twien", knopen noemt men in Goeree „knoppen", in Flakkee ,,knoapen". 't Is geen knoppe van m'n jas" betekent: 't' is maar een klein verlies, de moeite niet waard. Ouderwetse mensen noemen geel katoen „gele kassa", zwarte kepervoering is „koanefas"'

Ik weet niet, of men laarzen vroeger Stiefels noemde, maar wel zegt men nog, als iemand aankomt: „deer komt 'n an stiefele". We mochten ons goed niet „verhab

1 We mochten ons goed niet „verhabbezakke", d.i. slordig behandelen, we moesten er netjes op zijn. Mijn grootmoeder zei: „die zieje d'r wanderekt uut'", d.i. slordig, verwaarloosd; ik geloof niet, dat dit woord nog gebruikt wordt.

Als men op reis ging en dat gebeurde vroeger nief zo vaak, nam de vrouw een „spoorkurfje" of „spoormandje" mee, de man een groene reiszak met rode kwasten aan de hoeken. Ik herinner me, dat een oom van me er nog mee kwam.

„Den hoagen hoewd" of „hogezij" als men wel eens zegt, werd vroeger meer gedragen dan nu. Men zou niet naar een begrafenis gaan zonder zo'n hoed; men zag ze dan in allerlei modellen en... kleuren van ouderdom, want de een leende den hoed van de ander. Ook naar de kerk ging men vaak met zo'n hoed, in ieder geval de kerkelijke ambtsdragers, ouderlingen, diakenen, kerkmeesters; ook de doopvaders en de gegoede burgers. F. DEN EERZAMEN Wassenaar.

Kerknieuws

GEBEF. IGEMEEN^BN— •­ Aanigienomen naar Middelburg Ds L. Rijksen te Leiden.

ZENDINGSDAG GEREFORMEERDE ZENDINGSBOND

Op de 2de Aug. a.s. te Driebergen­ Rijsenburg te houden jaarlijkse zendings dag van de Geref. Zendingsbond in de Ned. Herv. Kerk zuilen als sprekers optreden de Ned. Herv. predikanten ds A. Meijers van Utrecht, ds P. Zandt van Delft, ds C. A. Korevaar van Rotterdam, ds A. den Hartogh van Scherpen­ ­zeel, ds J. H. Cirkel van Ede en ds J. Vermaas van Bodegraven alsmede zendeling J. Tanis. De N.C.R.V. zal een gedeelte van de middagvergadering uitzenden.

De nachtegaal

In een weekblad voor het Christelijk gezin stond het volgende gedicht;

Wanneer na 't eerste morgengrauwen. De Zon aan de aard haar stralen biedt. Zingt, boven bossen en landouwen, De leeuwrik reeds een morgenlied. Maar — zingen als de Zon ging dalen, En bos en beemt in 't duister liet — Dat kunnen slechts de nachtegalen; Dan kunnen alle vogelen niet.

Zo zingen vnj, in 's levens morgen. Gelijk de leeuwrik, vrij en blij; En, zijn de nevelen onzer zorgen Weer opgeklaard, dan zingen wij. Maar — als ons 't duister gaat omringen. Als jeugd en voorspoed henenvliedt, — Dan kan alleen de Christen zingen: Dat kunnen alle Zangers niet.

Zó leren zingen in dit leven, Zoó — psalmen zingen in de nacht, Terwijl men 't Heil des Heeren wacht, — Welzalig! Wien het is gegeven.

Ds A. de Blois tekent hierbij in de Kerkbode voor de Geref. Gemeente te Rotterdam het volgende aan:

Wat zijn er onder het Christendom vele leeuweriken die kunnen zingen als het licht is. Wat zijn er weinig nachtegalen die kunnen zingen als het donker is. Die met de dichter mogen instemmen:

„'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, Zingen daar ik Hem verwacht. En mijn hart, wat mij moog treffen Tot de God mijns levens heffen."

Zulk zingen is een zaak van het geloof dat in de donkerheid wordt geoefend. Als alles rondom duister is. Als alles begint te wankelen. Dan kan alleen een geoefend kind van God, staande op de Rots van het geloofsvertrouwen met Paulus meezingen:

„Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of Zwaard? Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, die ons liefgehad heeft." Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, maar elk vogeltje kan niet zingen als een nachtegaal. Al hangen hier voor Gods kinderen de harpen der vreugde vaak aan de wilgen der treurigheid, de zangtijd genaakt en dan zullen ze eeuwig zingen van Gods goedertierenheen. O

De rijkspostspaarbank 70 jaar

De Directeur van de Rijkspostspaarbank brengt ter algemene kennis, dat ter gelegenheid van het 70­jarig bestaan aan de inleggers een toeslag zal worden verleend. Deze wordt toegekend aan allen, die gedurende het gehele jaar 1951 een spaarbankboekje of rekening bij de Rijkspostspaarbank hadi^n en bedraagt 5% van de rente.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juli 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Folklore en taal!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juli 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's