Gebroken bakken
iï het h"°^ eens zien", gaf Elsa verstrooid terug. Inderdaad ' haar smarten en pijn doen, wanneer zij Mevrouw Le ^ƒ verlaten moest. Toch had zij de afgelopen dagen in tnst er over nagedacht é'tjeM '^'^ °°^^ ^^i^' hoor. Dolf. Wij pakken even een tram
ajv^j'"; die even vóór half acht Rotterdam verliet, stond, ie J" Maasstation het beginpunt was, gereed, zodat Dolf, . gezeld was van Elsa, een goede plaats kiezen kon en jjg even iwnden praten.
'üis \a^i ?T;°^ ^^ hartelijke groeten, als je morgenavond
t Voor V) ^^^^ twaalf arriveerde de trein in Meerstad, zodat 11 E '^ ^^^"^ denken meer aan was, naar het dorp te iflèkw^ f volgende dag had hij zijn werk op het kleine WantOOr, oor, dat hH hij nu met mot het Vi^f grote o-v/-,tD in ;« Rotterdam •Oi-.ttaT-.^orvi o-inCT ging ielen,
Er ti!l °1 het je plechtig, voogdes", zeide hij. «iiio,. 11 ^^^ '" zijn ogen. Elsa wist niet, of het spot, j f ot sarcasme was.
''Trekh f^°"^ verbazend onaardig doen T>o\t." *fegen rt t"'^-"*®.'^ ^^^' ^^^' '^ ^^^ vandaag de indruk 'Sta daa •'®'^°''^ beetje voogd over mij spelen wilt. Maar in. LJ,„/ "'et aan, want dan zal ik een weerbarstig pupil ''«Q slni '^''' ^^^^ gerust mijn gang gaan. Ik loop niet in a verkonrt" ^^^'Ö'^ ^l zal ik wel eens denkbeelden hebben "" n zi T'^' "^'^ ^® schuldeloos zieltje kwellen. Laat mij "S. Ik red mij wel. Moeder en jij denken minstens. dat ik door en door goddeloos ben. Er zijn er wel minder, hoor." Elsa vond het het verstandigst, op deze opmerkingen niet
Elsa vond het het verstandigst, op deze opmerkingen niet te reageren. Maar met pijn in het hart staarde zij de trein na, die spoedig daarop vertrok. Dolf was geheel op de verkeerde weg, wat niet alleen bleek uit zijn opmerkingen, die vlijmden door spot, maar ook uit zijn doen en laten. „Ik red niij wel". Het klonk als een honen van God Elsa in de oren.
Wat was dat nu? Was dat nu jeugdige overmoed? Of was het werkelijk een zuivere, oprechte bekentenis van ongeloof? Zij kon op die vragen geen antwoord geven. En met een bekommerd hart verliet zij het perron, om langzaam naar huis te gaan. Het voorwerp harer overdenking had zich behagelijk in
Het voorwerp harer overdenking had zich behagelijk in een hoek van een lege coupé genesteld, genietend van een sigaar, maar méér nog van het succes, dat hij die dag had ^behaa^d.
Maar zijn gedachten bepaalden zich toch ook tot Elsa. Hij waardeerde het in haar, dat zij het goed met hem meende en hem wilde helpen. Maar van die hulp was hij juist niet gediend. Hij kon zich niet meer vinden in de sfeer van moeder en Elsa en al die anderen. Het beste was maar, want hij wilde eerlijk blijven, dat bij gelegenheid eens ronduit te zeggen. Dan glimlachte hij plotseling, hoe was het toch mogelijk,
Dan glimlachte hij plotseling, hoe was het toch mogelijk, dat zij hem opeens zo met andere ogen aanzagen? Hij was naar hun idee een volslagen ongelovige; iemand, die maar lukraak leefde. En wat konden zij eigenlijk op hem aanmerken? Leefde hij niet serieus? Werkte hij niet van de morgen tot de avond? Leidde hij een zedeloos leven? Was hij een kroegloper? Niets van dat alles. Welnu, wat hadden zij dan op hem tegen en waarom moest hij als een onmondig kind behandeld worden?
Hij was in hun ogen een ongelovige. Maar was hij dat wel? Dolf, peinzend in de coupé van de naar Utrecht snellende trein, meende van niet. Hij dacht niet precies als moeder en Elsa en de anderen, dat moest hij toegeven, 't Zat, naar zijn mening, niet in het kerkgaan. Hij kende mensen, die zogenaamd Christelijk waren, maar die de kat in het donker knepen. D i e m.ensen hadden hem aan het wankelen gebracht. En nu meende hij, dat van het leven genoten kon worden. Hij was jong. En hij moest vooruit in de wereld. En dan kan je, oordeelde hij, je niet laten neerdrukken door allerlei sombere gedachten. Als hij wat ouder was, kon hij daaraan wel eens gaan denken. Het leven was toch al zo kort. En als je dan nog vervuld moest wezen van dingen, die je van dat leven aftrekken, zij moesten het hem niet Icwalijk nemen, hij paste er voorlopig voor. Bovendien was er buiten de kerk ook veel goeds en veel edels. Hij dacht er nog aan, hoe teleurgesteld Elsa was, toen hij
Hij dacht er nog aan, hoe teleurgesteld Elsa was, toen hij verklaarde, reeds. een kamer te hebben. Hij had maar niet verteld, dat hij opzettelijk alleen op stap was gegaan, om haar daarna voor een voldongen feit te kimnen plaatsen. Want hij had wel begrepen, welke richting Elsa uit wilde: hem onderdak brengen bij mensen, die naar haar mening nu eens juist geschikt waren; misschien wel een paar oude vrouwen, bg wie er geen lachje op over kon schieten. 't Was wel jammer voor Elsa, want zij meende het goed,
't Was wel jammer voor Elsa, want zij meende het goed, maar hij was toch blij, dat hij zijn eigen weg was gegaan. En dat zou hij blijven doen als hij in Rotterdam woonde. De verstandhouding moest natuurlijk goed blijven, maar Elsa behoefde geen toeziend voogdes over hem te spelen. Hij was straks een en twintig en kon best zijn eigen pad, dat ontdaan moest zijn van alle traditie en alle dogma, wandelen. Vervuld met die gedachten greep Dolf een door hem ge
Vervuld met die gedachten greep Dolf een door hem gekochte courant en begon te lezen.
Elsa had graag gewild, dat Mevrouw Le Grand iets van Dolf had gezegd, dat verband hield met zijn karakter en zijn optreden. De oude dame bepaalde er zich echter toe, slechts enkele algemeenheden te plaatsen. Haar gezelschapsjuffrouw snakte echter naar een bemoedigend woord. En daarom begon Elsa zelf met enige mededelingen te doen. ,,Wacht de tijd af, Elsalief. Wij kunnen die toch niet vooruitlopen. Het is best mogelijk, dat de bange vermoedens bewaarheid worden, wij weten het niet. Maar laat ons twee dingen niet vergeten. Allereerst, dat je broer in Gods Hand is en blijft. Alles geschiedt, zoals Hij het wil. En in de tweede plaats, laat ons steeds bedenken, dat wij, mensen, niet in Gods werk kunnen komen. Wij hebben te bidden voor het afgedwaalde, wij hebben te waarschuwen en te vermanen. Maar verandering brengen kunnen wij niet. Als het, wat de Heere moge verhoeden, met je broer verkeerd gaat, dan moeten wij daarin berusten, kind. Die berusting leren wij in de leerschool des levens, maar méér nog in die van het gebed."
HOOFDSTUK V.
„Kerel, vi/eet je wel, dat je met je neus in de boter gevallen bent?"
„Wat bedoel je met deze raadselachtige taal?" vroeg Dolf aan zijn buurman.
„Over twee weken grote fuif, man. Dan is de chef hier vijfentwintig jaar. Nog niet gehoord?" „Hoe zou ik dat weten? Ik ben hier nauwelijks."
„Hoe zou ik dat weten? Ik ben hier nauwelijks."
„Dat is waar. Maar,het zou kunnen, dat je al op de hoogte was. Er wordt hier waarlijk genoeg over gepraat, 't Zal ook een feest van belang zijn. Niet dat officiële gedoe natuurlijk. Speeches en cadeaux en weet ik wat meer. Het feest is 's avonds. In besloten kring. Muziek en zang en toneelspel. Het personeel van de zaak heeft een toneelclub gevormd. Jammer, dat je niet een maand eerder hier bent gekomen. 'Dan was er nog wel een rol voor je geweest. Wij hebben twee mooie stukken. Het wordt een prachtavond, die natuurlijk besloten wordt met een dansje. Zeg ik te veel als ik beweer, dat je met de neus in de boter gevallen bent?"
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's