De plaat scheelhoek
pe meeste van onze lezers zullen vermoedelijk niet weten, wat met dit opsctrift wordt bedoeld, uitgezonderd de Stéllendammers. Het gaat hier om een jrote opwas, een plaat in het Haring- ,l,et vóór de haven van Stellendam, die jicti in de breedte uitstrekt van de haven van Goedereede tot bijna bij die van pirksland. Deze plaat heet op de kaarten „Scheelhoek" en daarover nu wilden ,e het in dit artikel eens hebben. Br is daartoe inderdaad wel enige
Br is daartoe inderdaad wel enige aanleiding- Deze plaat immers verheugt ach vooral de laatste tijd in een groeieiude belangstelling niet alleen van natuurliefhebbers, maar ook van ingenieurs en landbouwdeskundigen. De bedoeling is duidelijk: eerlang zal het kojien tot bedijking van Scheelhoek en het js dus geen wonder, dat de Stellendam- 1, met name de vissers, met gemengde gevoelens deze belangstelling leslaan, omdat inpoldering van deze at voor Stellendam verstrekkende consequenties zal hebben.
Wanneer we het ontstaan van Overflikkee bestuderen, ontdekken we, dat vroeger de meeste aanwassen aan de oorspronkelijke vijf kernpolders plaats liadden aan de noordkant, dus in het Haringvliet. Dit is ook nu nog het geval. Het staat in verband met het feit, ; het Haringvhet veel meer rivierwater heeft dan de Grevelingen, waar door ket brede Brouwershavense Gat veel zeewater bij vloed binnenkomt. De aaning geschiedt uit rivierwater, zodat 'ie nieuwe bedijkingen grotendeels langs het Haringvliet plaats hadden, welk proces zich nog steeds langzaam voortzet. Ook in dit opzicht is het merkwaar- Jig te constateren, dat de geschiedenis zich herhaalt. In de 17e eeuw vormde ach een plaat voor de haven van Dirks- , in de 18e eeuw één voor die van Middelhamis, terwijl de 19e en 20e eeuw e opkomst zagen van een plaat voor de liaven van Stellendam. Omstreeks 1594 begon zich ongeveer halverwege de tegenwoordige Dirkslandse haven (aan weerszijden, daarvan) de Kiaeyersplaat te ontwikkelen. De westelijke geul vanuit de toen nog korte haven naar het Haringvliet heette het Dirkslandse diep en de oostelijke de Brielse sloot. De scheepvaart door het eerste werd steeds hezwaarlijker, zodat men in 1667 genoodzaakt was de haven dwars door de ,t door te trekken tot ongeveer het tegenwoordige Dirkslandse Sas. Aan weerszijden werden later de polders Ouden Nieuw-Kraayer ingedijkt, (resp. 1669 en 1709). Bij Middelhamis had iets soortgelijks
Bij Middelhamis had iets soortgelijks plaats. Voor de zeer korte havens van Middelhamis en Sommelsdijk, welke laatste apart recht op het Haringvliet uitmondde, kwam in de eerste helft der eeuw een plaat op, genaamd Placqué of Flakkee. De geul ten zuiden ervan heette het Zuiddiep, waardoor de schepen dus op de rivier konden komen. Zi] begon echter te verzanden, eerst aan het boveneinde (de kant van Stad) en daarna ook het westelijk deel. Ook hier was dus een verlenging der haven nodig äwars door de plaat heen, hetwelk werd uitgevoerd in 1759. Zij werd toen 1800 m lang. Kort daarop kwam er weer een itje voor en moest er nog 240 m bij, later in 1855 nog 500 m. Aan weerszijden van de haven ontstonden in 1808 de poltos West- en Oostplaat Flakkee. Eenzelfde proces is sedert ongeveer
1820 aan de gang voor de haven van Stellendam, aUeen ging het hier wat langzamer. Op een serie kaarten van lie plaat Scheelhoek,- die teruggaat tot 1824, zagen we onlangs de ontwikkeling ''t aangroeiing. Het begon op de plaats, *aar nu het midden is. Daar is het thans eek het hoogst. Zowel naar het w. als "sar het O. breidde zij zich steeds uit o sneller of langzamer tempo. Vooral »an 1914 tot 1921 kwam er veel bij. De Pjaat zet zich echter niet noordwaarts "i'. omdat daar de stroom langs gaat '1 deze het water tamelijk diep houdt, ™ch wel voortdurend naar het zuiden, waarvan het gevolg is, dat het Zuider- "iep, zoals de geul heet tussen de vaste Jil en de plaat, steeds smaller wordt. 'ot 1909, toen de tramboot ging varen, "as er een geregelde stoombootdienst 'an Stellendam op Hellevoetsluis door het boveneinde van het Zuiderdiep. Vóór Je laatste oorlog kon men. er nog bij ^S water door varen, maar thans is «'t vaarwater dicht: hetzelfde verschijn- 1 dus als bij Dirksland en Middelhar- «'s. Momenteel kan men reeds bij laag water van de oostpunt van Scheelhoek ^Pen naar de gorzen "TKslandse haven! ten W. van de
é?^ <Je westelijke uitgang wordt 'teeds smaller, ofschoon zij thans nog u""' "ie visserij van Stellendam goed »niikbaar is. Het lijkt echter slechts Ir^^estie van tijd, of ook deze geul "OTüt onbevaarbaar. Het schijnt van- «Jsprekend, dat het sluiten van de oos "iJKe uitgang die naar het westen autolatisch tengevolge moet hebben, om Dnn? ^"^^^ stroom meer door kan. "ordat de laatste smaller wordt, wordt «vaargeul wellicht dieper, maar dit L"''^^ 'leeft ook zijn grens en wordt toren *^" beïnvloed door andere fac
ee«t\ ^^^^^ wmter van 1890 is de '^i begroeiing op Scheelhoek geko .1, aangevoerd door ijsschotsen. Nu is 'ïM gedeelteUjk dicht met riet, zeg ^^^^'''^wagras etc. begroeide plaat, is 7°v ^® aanslibbing zeer bevorderd terwn ™hoor* tot de Staatsdomeinen, floor fl l^eheer wordt uitgeoefend Bj.^®''Stichting Natuurmonument De Stelle PP^^^'^'^^r is dhr A. Blokland te feifi. "'' ^^" ^'^ "^^^ ^^^ speciale beznT"'"^ moet hebben om de plaat te "eKen. Voor natuurliefhebbers is dat wel de moeite waard, want het eilandje is een unieke broedplaats voor allerlei vogels geworden, die vooral aan de Noordzijde hun nesten maken. Er is dan ook een natuurreservaat van gemaakt. Men vindt er kokmeeuwen (de eerste vogels, die er nestelden), roerdomp, kiekendief, ganzen en eenden, steltloper, grutto, tureluur, kievit (dus ook weidevogels), kluut, stem, strandplevier, scholekster, lepelaar, alles bij elkaar enkele tienduizenden paren vogels. Dit natuurreservaat èn de gemeente
Dit natuurreservaat èn de gemeente Stellendam worden nu echter ernstig bedreigd door de plannen tot inpoldering. Het behoeft natuurlijk niet te verwonderen, dat de autoriteiten, met name die van de landbouw, evenals op vele andere gebieden in ons land ook het oog hebben gevestigd op Scheelhoek voor landaanwinning. Een groot deel ligt hoog genoeg om te worden bedijkt. Reeds vóór de oorlog waren er dan ook plannen in deze richting en de laatste tijd schijnt deze zaak steeds meer in de aan dacht te komen. Ingenieurs en landbouwdeskundigen maken er excursies heen voor onderzoek. Dat deze plannen, al zijn ze nog in het beginstadium, toch reeds vaste vorm gaan aannemen, blijkt wel uit het feit, dat er sedert een paar jaar rijzen dammen worden gelegd vanuit de aanwassen bij de Kroningspolder (ten w. van de Dirkslandse haveni) in de richting van Scheelhoek om de aanslibbing te bevorderen. Thans zijn deze nog een paar honderd m van de plaat verwijderd, doch wellicht worden ze het volgend jaar doorgetrokken, zodat dan het Zuiderdiep geheel is afgesloten. De Stellendamse vissers vrezen, dat dan de westelijke uitgang spoedig ook dichtslibt, hetgeen echter door de ingenieurs wordt bestreden op grond van het feit, dat de baggercijfers van de haven na het leggen der dammen verbeteren. Het lijkt ons evenwel voor de hand liggend, dat de uitgang naar zee alleen op diepte kan worden gehouden, als men van het nu afgesloten stuk ten O. van Stellendam een spuikom maakt, waaruit bij eb met kracht het water door het Zuiderdiep gedreven kan worden. Vanwege de Prov. Waterstaat is verleden jaar in Stellendam een onderzoek ingesteld naar de sociale en economische gevolgen van de inpoldering. Dit is inderdaad wel zeer noodzakelijk, want de gemeente bestaat drect en indirect voor een groot deel van de visserij. De plannen zijn nog wel niet definitief vastge steld, omdat het nog wel 7 tot 10 jaar zal duren eer men tot inpoldering kan overgaan in verband met andere projecten, die moeten voorgaan, omdat ze minder kosten (er moeten om Scheelhoek in verhouding tot de te winnen oppervlakte veel kilometers dijk worden gelegd) en om redenen van algemene financiële aard, maar de huidige plannen zijn zodanig, dat de bedijking in twee gedeelten zal geschieden. Eerst wordt de oostelijke helft bedijkt. Er komt een dijk even ten oosten van de Stellendamse haven dwars over de plaat, die langs de noordzijde naar het oosten tot aan de Kroningspolder. De haven van Stellendam blijft volgens dit plan dus voorlopig vrij. Later, wellicht over 15 ä 20 jaar, volgt dan de westelijke helft, die veel zandgrond heeft en die loopt tot even ten O. van de Goereese haven. Is dit project uitgevoerd, dan is dus de Stellendamse haven van het buitenwater afgesloten.
Het zou voor de hand liggen, dat men dan hetzelfde deed als bij de havens van Dirksland en Middelhamis weleer, nl. ook deze haven dwars door de plaat dqortreldren. Men voelt, naar we bemerkt hebben, hiervoor echter niets in Den Haag. De haven zou tenminste 2 kilometer langer moeten worden en dit zou te veel kosten. Bovendien schijnt men van mening, dat mettertijd het hele Goereese Gat onbevaardbaar wordt. Intussen is het niet onmogelijk, dat er vóór de tijd van bedijking nog wel wat verandert. Niets is meer onberekenbaar dan de stromingen in een zeegat. Momenteel verkleint de stroom de punt van Scheelhoek bij Goeree, zodat de gasboei naar binnen is verlegd. De noordkant van de plaat neemt elk jaar plm. 10 m af door de sterke stroom, zodat een dijk het daar zwaar te verduren zal hebben. In ieder geval zal er, indien mettertijd de uitvoering van het plan doorgaat, rekening moeten woraen gehouden met de belangen van Stellendam, met name van de vissers. De gevolgen van de afsluiting van de oostelijke uitgang van het Zuiderdiep zullen zich misschien al spoedig doen gevoelen. Zowel de plaatselijke autoriteiten als de vissersorganisatie zullen actief op de bres moeten staan om de thans nog niet geheel te overziene consequenties met behulp van Rijks en provinciale overheid zoveel mogelijk op te vangen, indien het niet zou lukken, de haven te behouden.
De inwendige mens
Een g«äkte maar verlteerde uitdrukking:
Dat is zo'n geijkte uitdrukking geworden. De ^inwendige mens versterken. Aan de behoeften van de inwendige mens voldoen. En dergelijke zegswijzen meer. Als er sprake is vaji reisjes, van vergaderingen etc. en ge leest daarvan een verslag, dan is het schering en inslag dat dergelijke uitdrukkingen gebezigd worden voor het gebruiken van de maaltijd. Wat toch juist precies betrekking heeft op de uitwendige mens. Die, dat zeggen we er lonmiddelUjk bij verdorven wordt. Immens buik en spijze zullen te niet gedaan iVorden. We leven in een oppervlakkige tijd. Het veel voorkomen van bovengenoemde uitdrukking kunnen we daar als voorbeeld van zien. In dagen van vervlakking. Wie ge
In dagen van vervlakking. Wie gebruikt die uitdrukkingen niet? Haast iedereen, ook mensen die onder de beademing van Gods Woord leven. Ja men komt die uitdrultkingen ook wel tegen in Christelijke bladen en boeken.
Het valt niet meer op. Het trekt de aandacht niet meer, dat die uitdrukking te bezigen geheel verkeerd is. Omdat het begrip inwendige mens juist geheel onstoffelijk is. Met de materie, met het menselijke lichaam niet van doen heeft. Ontegenzeggelijk is het begrip inwendige mens van Bijbelse oorsprong en heeft het een vervlakking ondergaan in de betekenis. iDe inwendige mens, Gods Woord spreekt er van Rom. 7 : 22: „Want ik heb een verm.aak in de Wet Gods, naar d© inwendige mens" en 2 Cor. 4 : 16: Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag. Daar hebt ge ze beiden. De inwendige mens en de uitwendige mens. De inwendige mens dat is de geestelijke mens. Onstoffelijk. Die met stof, met maaltijden dus, niet gesterkt kan worden. De inwendige, de geestelijke mens, die alleen gesterkt wordt op geestelijke wijze. Door God en Zijn Woord en Geest. De uitwendige mens daarentegen, het lichaam kan middellijk door voedsel gesterkt worden. Als men dus bedoelt dat men voedsel tot zich. nemen moet dan is er sprake van de uitwendige mens. Wil men spreken in de trant van bovenstaande uitdrukkingen, dan zou men moeten spreken van de uitwendige mens versterken enz. Christenmensen moesten die uitdrukkingen niet gebruiken. Gods Woord leert ons juist anders. Aan Gods Woord zgn die spreekwoordelijke gezegden ontleend. Dat is opzichzelf al een reden om voorzichtig er mee om te gaan. Men profanere Gods Woord niet. En zeker ook niet door oppervlakkig en ondoordacht gebruik mede te werken, dat de begrippen aan 's Heeren Woord ontleend vervagen en een tegengestelde betekenis krijgen. Dat gevaar is niet denkbeeldig.
Het komt helaas voor, dat mensen die zich Christenen noemen klakloos deze woorden gebruiken en dat het moeite kost hen van het verkeerde gebruik te overtuigen. Zo ver heeft de vervlakking en oppervlakkigheid reeds doorgewerkt. Onze leidslieden moge er wel op bedacht 2iijn dergelijke dingen geen ingang te doen vindeni opdat de juistheid van de taal, bijzonder die aan Gods Woord ontleend is bewaard blijven.
Gevaarlijk verkeer
Uitbreiding verkeersongevallen' — Toename over de verschillende soorten van ongevallen met tien of meer procent in een jaar — Wat er tegen te doen?
Het verkeer eist steeds meer slachtoffers. Herhaaldelijk hebben we er in onze kolommen opgewezen, dat het verkeer een gevaar op de weg vormt, dat honderde levens per jaar eist van volwassenen en kinderen. Ook de laatste publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek wijst er op dat de gevaren op de weg steeds groter worden. Volgens deze publicatie is het aantal verkeersongevallen over het eerste halfjaar van 1951 belangrijk gestegen vergeleken met het aantal verkeersongevallen in het eerste halfjaar over 1950. Over het eerste halfjaar van 1951 bedroeg het aantal verkeersongevallen 34922 tegenover 29620 over het Ie halfjaar van 1950. B3en toename van niet minder dam ongeveer 18 procent. We geven hierbij verder de volgende getallen uit de publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De getallen tussen haakjes hebben betrekking op het Ie halfjaar 1950.
Aantal ongevallen met dodelijke afloop 451 (410) toename 10 procent.
Met ernstig letsel 4879 (4201) toename plm. 16 procent. Met licht letsel 3885/3464 toename plm 12 procent. Met uitsluitend materiële schade
Met uitsluitend materiële schade 25707 (21545) toename plm. 19 procent. Het aantal slachtoffers was in het Ie
halfjaar als volgt verdeeld, (tussen haakjes 1950.) Bodeen 467 (427); ernstig gewonden
5282 (4538). Lichtgewonden 4421 )3911) Droevige cijfers. Men zou kunnen zeg
Droevige cijfers. Men zou kunnen zeggen, zonder overdrijving, de dood heerst op de weg. Maar wat is er aan te doen? Allereerst zorge de overheid voor goede verkeersregels en bevordere ze zoveel mogelijk het Veilig Verkeer door verkeersobstakels en gevaarlijke plaatsen, zoals onbewaakte overwegen, zo goed mogelijk te beveiligen. Vooral wat het laatste aangaat moge de Regering het devies van de K.L.M, „veilägheid voor eerst", wel overnemen.
Niet het rendement van de spoorwegen, maar de veiligheid van het verkeer 't gaat toch om mensenlevens, dient op de voorgrond te staan.
We twijfelen er aan of het laatste K.B. waarbij toegestaan wordt, dat op een fiets twee kinderen meegevoerd mogen worden wel tot de veiligheid van het verkeer bijdraagt. Strenge straffen voor het veroorza
Strenge straffen voor het veroorzaken van verkeersongelukken indien er sprake is van duidelijk aanwijsbare schuld.
Inzonderheid wanneer er sprake is van nalatigheid in het zorgen dat het verkeersmiddel in goede conditie verkeert, of dat met de verkeersvoorschriften geen ernst wordt gemaakt. Strenge straffen voor degenen, die zich schuldig maken aan het gebruik van sterke drank bij het besturen van een motorvoertuig. Ontneming van rijbevoegdheid voor lange tijd is in dergelijke gevallen zeker niet te zware straf. En voor de weggebruikers wie dan
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 september 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 september 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's