Volharden in het gebed.
„Bidt zonder ophouden"'.1 Thess. 5 : 17.
De apostel Paulus vermaant de gelovigen te Thessalonica om te bid<?('!n zonder ophouden. En terecht. Want er is altijd overvloedige reden voor het gebed. Immers wij moeten het allen voor tijd en eeuwigheid van het gegeef hebben. Houdt de Heere een ogenblik Zijn hand in, dan is het gedaan met ons allen. De polsslag in onze aderen slaat onze dodenmars en de zwarte knecht van de dood rijdt mede op ons aller levenskoets.
Bovendien is er geen enkele zegen, welke de Heere niet heeft verbonden aan hët gebed. Het levend gebed roept heel de reserve van Gods almacht in het geweer. Op het gebed droeg de Heere een heel volk door de Rode zee en geen enkele, zelfs niet een klein lammetje, verdronk. In de woestijn wast geen koren en stromen geen wateren — en toch kwamen ze niet om van honger en dorst.
Daarom zegt Paulus: „Bidt zonder ophouden."
Bidden zonder ophouden betekent, dat wij zullen bidden te allen tijde. Want, indien wij recht afhankelijk zijn van de Heere, dan hebben wij Hem veel nodig. Het ene ogenblik staan wij voor een taak, die wij niet verrichten kunnen, op een ander og-enblik dreigt ons een gevaar, een verzoeking, eni dan hebben wij des Heeren bewarende hand van node.
Ach, als wij door genade recht ons zelven kennen, dan hebben wij van stap tot stap aan de Heere behoefte.
Niet, dat men dan altijd de knieën buigt, de handen vouwt en de ogen sluit, neen, maar men bidt onder zijn arbeid en men bidt als men over de weg gaat, zo vaak men in stilte het hart voor de Heere uitstort, zo vaak men maar zucht tot de Heere, of zoekt om diens bijstand hulp en genade.
Dat mogen wij, dat wil de Heere, dat is tot Zijn ere, dat is het Apostolisch verniaan: „Bidt zonder ophouden." En hoe meer wij waarlijk onze afhankelijkheid kennen, hoe meer wij ook op deze wijze het leven des gebeds zullen beoefenen.
Het gebed is altijd en onder alle omstandigheden noodzakelijk, omdat het een onmisbare schakel is in de keten, die van de hemel naar de aarde afhangt, waai'iangs al Gods goede gaven en volmaakte giften afdalen. Noodzakelijk bovenal, omdat het gebed leviensteken is: da adem der ziel.
Het gebed is de oefening der ziel van de gemeenschap met God in Christus. Die gemeenschap ligt verbroken door de zonde en wordt nu op grond van Christus bediening door de Heilige Geest in ons herstelt in de levendmaking. Nu wil God Zijn genade en de Heilige Geest alleen dien geven, die Hem me'c hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en danken, zegt de catechismus.
En heeft de Heere nu ooit één bidder afgewezen! Neen, Hij zegt: ,,Bidt en gij zult ontvangen." Doch er is ook een kwalijk bidden, een
Doch er is ook een kwalijk bidden, een zelf-zoekend bddden, dat God niet verhoort. Nooit kan het gebed grond zijn voor het verkrijgen van Gods genade en van de Heilige Geest. Maar wel is het gebed middel. Niet om, ook niet zonder het gebed werkt de Heere de verlossing, doch dit zal de taal Zijns volks wezen:
Gij hebt mijn ziel op haar gebed Verhoord, gered, : Haar kracht gegeven.
De Schrift is der voorbeelden vol. Op het gebed regende het manna en gaven dei steenrotsen water. Onvruchtbaren hebben gebaard op het gebed, als Hanna, die in de tempel haar ziel uitgoot voor God. Ia, op het gebed van een man, van wien gezegd wordt, dat hij van gelijke beweging was als wij, regende het niet in drie jaar en zes maanden; en hij bad wederom en de hemel gaf regen en de aarde bracht haar vrucht voort.
Alle noden, voor tijd en eeuwigheid, zijn in de weg des gebeds vervuld geworden. Zou God niet horen Zijn uitverkoomen, die dag en nacht tot Hem roepen ?
Niet de onverschilligen; niet de harden van hart; maar de aanroepers van Zijn Naam. « « «
« « «
Om daartoe te komen is het de ware ziel te doen; om het bidden zonder ophouden; om het hartelijk zuchten, dat ook niet aflaat.
Is het daar ook reeds nw ziel om te doen, lezer?
Weet, Christus mocht de Kananese afwijzen; met de hond gelijkstellen, zij, getrokken door Zijn liefde, en gedrongen door de nood, kón niet heen. Het is een volk, dat God aankleeft, als eens mans gordel aan zijn lendenen; dat geen andere weg meer weet; opdat de Heere vei'heerlijkt worde in Zijn eigen werk. Zo bad Izak de Heere zeer in de tegenwoordigheid zijner huisvrouw, twintig jaar lang. O gij, die dat hartelijk zuchten, vol
O gij, die dat hartelijk zuchten, volhardend bidden kent, gewrocht door de Heilige Geest, uw ziele worde toch niet moedeloos, zo de Heere op het aanhoudenid gebed, nog zwijgt. Hij heeft Zijn heiligen lange tijden beproefd; doch werkte Hij, Die het gebed gaf, ook niet de begeerde zaak?
Ja, is niet het gebed zelf reeds vrucht Zijner genade ?
Laat dan niet van Hem af, te begeren al uw nooddruft voor tijd en eeuwigheid, en uw ziel moge ook eens zingen:
Die nimmer mij heeft afgewezen. Noch mijn gebed gehoor ontzeid.
K. a. Zee. Ds N. de Jong.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1952
Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1952
Eilanden-Nieuws | 16 Pagina's