Folklore en taal!
QD
We hebben al verschillende ambachten en bedrijven behandeld en geven nu „den bakker" een beurt. Ik herinner me uit m'n jeugd, dat
Ik herinner me uit m'n jeugd, dat mijn grootmoeder het versje opzei:
Den bakker op den hoek Die heit vannacht eblaeze.
Die heit vannacht eblaeze. De vellen van z'n broek —
De vellen van z'n broek —
Ze ligge voor de glaezen.
Vroeger was het gewoonte, dat de bakker op z'n horen blies, om de mensen te doen weten, dat er vers brood te krijgen was, maar dit stukje folklore behoort al lang tot het verleden. Nu is het bij ons in Goeree zo, dat ieder 's avonds of in de namiddag zijn brood bij de bakker haalt. „Wie z'n eige tèrreve heit, laet dat meule in briengt 's ochens het meel weig, 't zij in een zakje of in een blik". Zo was het vroeger regel. Meestal werd er een stukje reuzel op het meel gelegd, om 't brood smijdiger te maken, een enkele gaf er een kan melk bij en weer anderen kneedden het deeg zelf. Maar een heleboel mensen „atte mit den bakker mee", ze kochten een „kaopbroöd".
Vroeger werd het deeg verwerkt in een „eike trog", tegenwoordig zijn die dingen van ijzer. Het meel werd gekneed met de handen. Als het „'n grooten deeg" was, duurde 't soms wel drie kwartier, een zwaar karwei. „Gist in waeter in zout wiere d'r bie dae, al nae 't noödig was." De temperatuur werd niet bepaald, of alleen door de hand in 't meel of 't water te steken, dus aUerminst nauwkeurig. Om het deeg uit de trog te steken, gebruikte men „een schrapper" (HoU.: spatel) en legde het dan op ,,den bank" om het te laten rijzen. Dan begon men met 't aan stukken steken en afwegen en ,,'t opdraoien" (dat was het opmaken). De stukken deeg gingen in de ,,blikken" (broodpannen) of werden op planken gezet voor het vloer- of rondbroöd. Zo bleef het dan een „hortje" staan „voor den tweeden ries". Vooral in de zomer, bij warm weer gebeurde 't wel eens, dat 't deeg „te lucht" was, of, zoals men zei: „over de kop ereze was"; het brood viel dan in elkaar, zakte in ineen. (In Holland zegt men: 't brood is verrekt). De zomer is voor de bakker een moeilijke tijd, want dan gebeurt het heel gauw, dat de „rek" of „leng" in 't brood komt. Het is niet te wijten aan de bakker, maar aan bacteriën, die door de hoge temperatuur tot ontwikkeling komen.
„Nae den tweeden ries" ging 't brood in den oven. De ouderwetse oven werd gestookt met turf. ,,musterik" (takkenbossen en ,,blokkeêlen (dikke stukken hout). Voor het stoken en om hét vuur bij elkaar te halen gebruikte men een lang ijzer met omgebogen uiteinde, de „loed" of „roeë" (Ned. loet) genaamd. De uitgebrande turf noemde men „krikken", die in een grote doofpot gedaan werden en later aan de klanten verkocht voor een stuiver of veelvoud ervan. Men gebruikte ze om de kachel aan/te maken. Als het vuur uit de oven was gehaald
Als het vuur uit de oven was gehaald werd die gedweild met de zogenaamde „ovendwell", een lange stok met een doek, vaak met een oud „gornetsnette" (een garnalennet eraan). Daarna werd het brood in de oven gedaan („eschote") met een lange houten schop, de „schiejter". Om het vuur uit de oven te halen, gebruikte men een grote blikken schep, de „vierschoppe."
Vroeger kochten de bakkers zelf hun tarwe, die opgeslagen werd op de korenzolders. De molenaar maalde ze voor hen, maar builen (Goerees bule) deden ze zelf. Naast tèrrevemeel gebruikte men ook garstemeel en ook wel roggemeel voor de roggemik. Van tarwemeel maakte men 't mekbrood (mekke noemde men ook 't meel zelf bij de bakker brengen); van tarwemeel en tarwebloem door elkaar bakte men half om half. 's Zaterdags werden broodjes van 1 of 2 pond gebakken van Amerikaanse patent-bloem, die men „masteluuntjes" noemde of masluum-broöd, een tractatie voor de Zaterdagavond of Zondag morgen: 'n paer sneetjes vors masteluunbroöd mit 'n stikje vette kaeze".
De kwaliteit van 't meel, dat de bakker te verwerken kreeg, was niet altijd even goed, vooral als de tarwe slecht binnengekomen was, gedeeltelijk geschoten. Het meel kon dan soms „homig" (muf) weze. Soms zat er allerlei „onheil" in, vooral bij 't mekkemeel. mieter of klander.
Behalve geweun brodd bakten ze vroeger Paesbroöd. Dat gebeurt nu nog, maar tegenwoordig kun je altijd krentenbrood of krentenbollen b^ de bakker kopen, zeker iedere Zaterdag. Dat was in onze jonge jaren anders. Maar als 't Pasen was, dan werd er zoveel Paasbrood gebakken, dat de bakkers zesendertig uren aan één stuk moesten werken. Er waren mensen, die er met de kruiwagen om kwamen, soms tien van die grote broden en dan „at het gezin een weke Paesbroöd". Behalve krenten en rozijnen moest er sofferain (saffraan) in, geel noemden velen dat, en 't was een prachtig gezicht, al die goudgele broden bij de bakker te zien liggen. De mensen hadden toen niet veel ,,centen", maar met Pasen moest ieder „z'n krintebroód mit eiers" hebben.
„Mit Korsemisse bakkende m'n korseweggen," van die puntige krintebroódjes (Kersttimpen), in oak wel, mar laeter, Kerstkransen", schrijft een bakker. Aan de naam Kerstkranse (van Kerstkrans) tegenover 't oude Korseweggen hoort men al, dat die van jongere datum zijn. Bij de geboorte van een kind lieten de
Bij de geboorte van een kind lieten de mensen besteUen (een soort stroopkoeken) bakken voor de kraamvrouw. Men kookte dan bestelpap maar ook beschuutpap. Beschuut (beschuit) werd vroeger lang zoveel niet gegeten als nu, al had je bij Izak 8 beschuten voor 'n dubbeltje. Daar kon je ook Keesjes krijgen voor een cent stuk en luchte moppen (vier voor een cent). Dat waren zo de tractaties voor de Zaterdag en Zondag vroeger. En kijk nu eens, wat er Vrijdags en Zaterdags in de etalages van de bakkers ligt en verkocht wordt.
Met Sint-Nicolaas kwam er weer leven in de „bakkerij". Dan werden er „spiekelaosjes" of sinterklaosjes" (volgens een oude bakker waren deze iets groter) gebakken, maar ook van die hele grote dikke spikkelaospoppen — mannen in wuven, in schepen — in dan mit 'n vergulpapiertje d'r op. En dan was er nog een tussensoort van vrieërs in vriejsters, In honden in katten. Ja, mit Sinterklaos kon 't weer druk weze bie den bakker.
Het bakken van allerhande koekjes en taartjes Is van de nieuwe tijd — de kraekeliengen van Aobel zijn anders al oud.
Nog enkele opmerkingen: „Den ongeroven wier (en wordt nog) gebruikt voor rieskasse voor 't deeg, in den bovenoven voor 't draogen van appels in peeren m boónen, mar 't gebeurt tegenwoordig niet zo6 veul meer (door 't wecken) in de bakkers binne d'r blieje om, want 't geeft weinig in 't laetje in je vergoot van de vliegen."
Aan het bakkerij-bedrijf zijn de volgende spreekwijzen ontleend.
Een kneehol of knejes is een zeurpiet, een zaniker; men zeg^ ook zemelkeurs of zemeltrutte.
Zijn er grote gaten in 't brood door 't te sterke rijzen, dan zegt men: den bakker is deur 't brood ekrope of: den bakker heit z'n wuuf deur 't brood ejoge (d.i. gejaagd).
Wanneer het deeg niet goed was aangerezen, dan ging bij 't bakken: 't brood van de korste en men zei: 't is 'n smoel. Als men als leerjongen begon, liep
Als men als leerjongen begon, liep men „op gist in keneêlwaeter", dat wil zeggen, dat men heel weinig verdiende. (Dat kaneelwater zal een. verbastering zijn van kneewater).
„Hie laopt mar van gist nae keneêlwaeter" (of kneewaeter) wil zeggen: hij loopt maar doelloos heen en weer, van 't kastje naar de muur. Was het brood hoog genoeg gerezen,
Was het brood hoog genoeg gerezen, dan zei de bakker: de blikken binne an en nu nog wordt deze uitdrukking gebruikt in de zin vani 't moet nu uit zijn, mijn geduld is ten einde.
Leert geen bakker is een ouderwets gezegde met de betekenis van: je behoeft hem niets te vertellen, hij weet er alles van.
Beter an den bakker dan an de meester is ook een oud spreekwoord. Je kunt de kinderen beter flink laten eten, dan dat je ze onder doktersbehandeling moet steUen. Laat ze maar eten, als kost het je wat.
Een boer, die tarwe voor z'n eigen brood heeft, zegt: ik ete van m'n eige of 'k hè m'n eigen eet.
't Is een gekken deêsem zegt men van een zonderling, een opschepper. Vermoedelijk is dit woord deesem van zuurdeesem afkomstig, zuurdeeg, dat vroeger voor 't laten gisten gebruikt werd.
Ik dank de Goereese bakkers, die mij de gegevens voor dit artikel verschaft hebben en doe een beroep op hun Flakkeese collega's voor aanvulling van een en ander. Of ging het in Plakkee precies eender als in Goeree? En wie van hen wil wat oude sinterklaasplanken beschikbaar stellen voor het Streekmuseum?
F. DEN EERZAMEN Wittenburgerweg 32, Wassenaar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 november 1952
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 november 1952
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's