Uienteelt in het miaaelpunt der belangstelling Koprot moeilijk te bestrijden
Lezing van Dr C. W. C. V. Beekom Ie Goes
Donderdag 15 Juli kwam de Vereniging Bedrijfsvoorlichting „Goeree—^Overflakkee" in Hotel Spee te Sommelsdijk in algemene vergadering bijeen. Er was een zeer grote opkomst, omdat de uienteelt er het middelpunt van de besprekingen vormde. In het eerste deel van de avond hield de heer de Jonge, hoofdambtenaar Landschapsverzorging Staatsbosbeheer een lezing over de herbeplanting van ons eiland, toegelicht met lichtbeelden. Hiervoor was grote aandacht en er volgden veel vragen op. Het verslag vindt de lezer aan de binnenzijde van dit blad. Daarna hield Ir. C. W. C. v. Beekom zijn causerie over: „Kwaliteits-eisen van de uien". De bestrijding van het koprot bleek een zeer moeilijk probleem te zijn, een volledige oplossing kon er niet voor worden aajn de hand gedaan, wel was het zaak ieder in eigen groep er tegen te velde te trekken. Er waren enorm veel vragen, opmerkingen uit de practijk enz., zoveel, dat de voorz. er een eind aan moest maken. Het was o.i. een nuttige avond, waar voor iedere uienteler iets te leren viel.
De voorzitter, de heer Joh. Mol van Stad aan 't Haringvliet heette de talrijke aemwezigen welkom, in het bijzonder dr. ir. v. Beekom en de heer de Jonge, de sprekers van deze avond. Hij herinnerde er aan, dat deze avond eerst was uitgesteld door familie-omstandigheden, aan de verzoeken van velen om deze lezing toch nog te houden, kon thans worden voldaan, waaraan ook het Dag. Bestuur van de Uienfederatie had medegewerkt. Het was eigenlijk een vervolg op de Uiendag te Goes al was het programma niet zo uitgebreid.
Dr. Ir. van Beekom begon met te zeggen, dat hij had geglimlacht, toen hij de aankondiging in de plaatselijke bladen las. „Van Beekom komt over de uien spreken" — het leek op de meeting van Billy Graham, het verlossende woord zou hij echter niet kunnen brengen.
In zijn betoog wees spr. er op, dat de twee achterliggende oogsten veel koprot hadden gegeven. Aan de strenge winters wUde hij dit niet wijten, hij behoorde ook niet tot degenen die dit als een toevalligheid besc"houwden. Hij verwachtte in de toekomst nog meer koprot. De opvolgende inundaties waren er z.i. niet vreemd aan, wat verschillende onderzoekingen na de inundatie tijdens de bezetting hadden uitgewezen. Intussen is er weer een inundatie geweest, (de ramp) het stelde spr. niet gerust. Een ander punt was de behandeling
Een ander punt was de behandeling van het product, dat er niet beter op was geworden. Spr. wilde de telers daar geen verwijt van maken, de lonen waren hoog, de afstaartmachines hadden het handwerk uitgeschakeld. De kwestie van de machines was volgens spr. een zaak die terdege aandacht verdiende, om daar verbeteringen in aan te brengen.
Als derde punt noemde spr, het rassensortiment. Het N.H. strogele type en het Zeeuws bruine type waren verdwenen. Het stond vast dat in jaren van koprot een roodgetinte ui minder gevoelig voor dit kwaad is. Het Zeeuws bruine type komt dan het beste uit de bus. Bewust heeft men echter gekozen voor een ander type, omdat opbrengst van het Z. bruine lager is. Wat de inundatie betreft, dit moesten
Wat de inundatie betreft, dit moesten we kunnen herzien, er zijn mogelijkheden tot verbetering, zij het ten koste van de productiviteit.
Met het punt van de rassen ligt het moeilijker. Wordt het beloond zal men de sterkere rassen nemen, wordt het niet beloond, houdt men zich bij de huidige. Een oplossing zou te vinden zijn, wanneer het sortiment Zeeuwse type hoger in prijs werd gewaardeerd. Dan zou het aantrekkelijker worden deze ui te telen. De vraag blijft of de handel hiertoe bereid is. De koprot-kwestle zag spr. niet als
De koprot-kwestle zag spr. niet als toevallig. Hij was er niet gerust op. Daarom was de Uiendag te Goes georganiseerd en aanleiding om het ook hier te bespreken. Hij vreesde dat het koprot zich in de toekomst in ernstiger mate zou voordoen. Gewenst was, dat de teler evenals vroeger veel zorg aan het gewas zou besteden en als rassensortiment het Zeeuws bruine type kiezen. Spreker achtte dat hij voldoende motieven naar voren had gebracht voor een vruchtbare bespreking.
Discussie
De heer Jac. Korteweg Ooltgensplaat was het geheel eens, wat betreffende het koprot gezegd was. Het was een moeilijk probleem. Aan de verzending mankeerde ook veel. Wat het zaad betrof was de Keuringsdienst van zaden er op uit om het rood uit de ui weg te werken. Dit werkte z.i. het koprot in de hand. Voorts was het spr. opgevallen, dat uien met een dikke staart gerooid er het meest gevoelig voor zijn. Ook als de ui in het begin slecht wil en later pas doorgroeit treedt er gauw rot op. Spreker vroeg naar de mogelijkheid van oplossing, door bespuiting. Dr. van Beekom antwoordde dat moei
Dr. van Beekom antwoordde dat moeilijk een middel was aan te geven, om het koprot uit de wereld te helpen. Sinds 1Ö38 had hg zich met dit probleem bezig gehouden. Hij gaf cflfers van de Plantenziekte-kundige dienst over op brengsten per ha met 50% koprot. Het koprot is een probleem van alle uientelende landen zei spr. In Amerika is Jiet uienziekte nummer een. Afdoende bestrijding met D.D.T. is niet mogelijk. Wel probeert men door voordroging met een warme luchtstroom (25 gr. C.) snelle indroging van de hals, het percentage terug te brengen. Deze methode is echter duur. Door de vele bewaarplaatsen die er komen, zou deze droging goedkoper kunnen worden toegepast. Misschien ligt er in deze richting een mogelijkheid zei spr.
Overtuigende cijfers
Een onderzoek op 139 percelen, die üi 1944 onder water hadden gestaan had uitgewezen, dat er 36% koprot was. Op 67 percelen (op hetzelfde tijdstip) die droog gebleven waren slechts 5%. Dit zijn overtuigende cijfers.
Opgemerkt is, dat de keuringsdienst zegt „weg met dat rood!" Toen spr. in 1938 met dit werk begon, heeft hij een zekere scheiding gemaakt. Het massa materiaal had hij gegroepeerd in typen. Rijnsb. strogele, Zeeuws bruin enz. Het rood in de Rijnsburger was een kwestie van rasvermenging. Rijnsb. was van nature geel, in het verwijderen is men niet geslaagd. Bij het Zeeuws bruine kan men dat niet doen, omdat men dan het type geweld aan doet. Het aantrekkelijke van die verschillende typen was, dat de teler en de exporteur beschikking kreeg over meer keuze. Spreker gaf voorbeelden van de percentages in- en uitwendig rood van Favoriet, oranje enz.
Spr. kwam nu op de verzending. Hij beaamde dat er veel met het product werd gegooid. Het was moeilijk dit te verbeteren, tenzij door een langdurige voorlichting voor verladers. Wat de kans op minder koprot betrof, zei spr. nog, dat uien met een fijne hals er minder gevoelig voor zgn, omdat deze vlugger droog is. Het telen van vroege uien haalt geen grote productie en brengt de teler te weinig op. Of met sproeien (doodsproeien) het koprot tegen te gaan is, betwijfelde spreker. Wel wilde hij met deze kunstgreep proeven nemen.
Voorzichtig met stikstof!
De heer de Leeuw, Oude Tonge, trok de variëteiten in tvrijfel. Op namen lette hij niet, in 1946 toen er veel koprot was had hij het niet. Hij had zaad van de Vos uit de Plaat, hij gebruikte 1 baal stikstof per Voorns gemet. In 1948 zelfde zaad, op stoppel. Hij kwam tot de overtuiging dat de stikstofgift een grote rol speelt. Anderen, die hetzelfde zaad gebruikten hadden wel kopiot. Ir. van Beekom merkte nogmaals op,
Ir. van Beekom merkte nogmaals op, dat koprot een ingewikkelde zaak is. Het staat in verband met de variëteiten. Uit onderzoekingen in Amerika met sporen, is gebleken, dat er samenhang is tussen koprot en de kleur die gebonden is aan variëteit of ras. Er zijn inderdaad factoren buiten het gewas om, die invloed hebben. Voorzichtig met stikstof is noodzaak. Op stikstof proefvelden, gerangschikt naar de voorvrucht, is dit nagegaan. Ook de loofontwikkeling, t.o. van de ui zelf. Spr. gaf cijfers van de stikstofgiften en concludeerde dat de stikstofgift op Flakkee was verlaagd.
De heer Mastenbroek Sommelsdijk, (schrijver van de artikelen „de ui in de rui") vond dat veel dingen naar voren waren gebracht, maar ook veel opengelaten. Er was gesproken over verruwing bij verlading — vroeger ging het in scheepjes, daar ging de botte schop in — dat was ook ruw. Dan kwam spr. op het rassen-vraagstuk en vroeg hoe de spreker dacht over de rassenomschrijving van Bonthuis en Kakebeke in 1906. Van de Rijns burger vermeldden deze dat de ui was: hoger van vorm, hart van vlees, goede kwaliteit en licht van kleur.
De heer van Beekom ontkende niet, dat de verlading vroeger ook ruw was, de consument stelt nu ook hogere eisen. Aan dit punt moest men aandacht schen ken. Wat de rassenomschrijving van Bonthuis en Kakebeke betrof, in 1906 ontging er veel aan hun gezichtskring. De Zeeuwse bruine ui was voor de Ie wereldoorlog al minder. Prof. Bouman — ofschoon geen deskundige — schreef al, dat de Rijnsburger de Zeeuwse bruine had verdrongen. De Rijnaburger bracht meer op, maar was minder duurzaam. Hardheid betekende niet altijd houdbaarheid.
De heer Mastenbroek kwam dan op de naamgeving. Hij hechtte daar niet veel waarde aan. Hij becritiseerde de scheiding die was gemaakt, spraJ; over de afstanden bfl het selecteren en de in vloed van de bijen. Er was z.i. een mengelmoes ontstaan, men weet niet meer of men van het juiste ras is uitgegaan, wat z.i. het koprot in de hand werkte.
Dr. V. Beekom had verschil van mening over het zuiver houden, al zouden de afstanden voor de zuiverheid groter moeten zijn. Gestreefd is naar een in de practijk mogelijke oplossing. Het stond vast, dat de strogele het zuiverst waren gebleken. Spr. sprak pertinent tegen, dat men door de selectie tot een slechte ui gekomen was. De practijk bewees anders.
De heer Mastenbroek bleek nog meer vi'agen en opmerkingen te hebben, maar de voorzitter moest ook anderen het woord geven. De discussie werd nog langen tijd voortgezet. Slotopmerkingen van de heer
Slotopmerkingen van de heer J. A. V. Nieuwenhuizen, Ooltgensplaat
De heer J. A. van Nieuwenhuijzen, voorz, van de Ned. Uienfederatie verkreeg aan het eind van de discussie het woord, om enige slotopmerkingen te maken. Het koprot-probleem is een belangrijk probleem zei spr., waarvoor de oplossing niet kan worden gegeven. Op het ogenblik bestaan er nog geen middelen tegen. Ieder in eigen groep dient, zolang de oplossing er niet is, er de strijd tegen aan te binden.
Als teler hebben we te letten op de juiste keuze van de percelen zei spreker. Daarnaast te letten op bemesting, overvloedig stikstof werkt het koprot in de hand. B<j het oogsten, opbergen, gereed maken voor verzending enz., dient op zo weinig mogelijk beschadiging te worden gelet. Kuilen of rennen van vocht vrijwaren, de uien schoon en goed droog inbrengen. Broei moet worden voorkomen. Machinale afstaarting verdient verbetering. Het bestuur van de Uienfederatie heeft daartoe contact met de bouwers van deze machines.
De kwestie van het sortiment achtte .spr. belangrijk. Er mag verschil zijn van mening, maar het Zeeuws bruine type was meer bestand tegen koprot. De handel diende daar ook aandacht te wijden. Als alleen belangstelling bestaat voor grote opbrengsten, gaat het niet de goede kant uit. Het onbeschermd zijn van de telers
Het onbeschermd zijn van de telers in landbouwzaden, speelt ook een rol. Als de teler een soort kweekt zonder koprot, diende dit beschermd te zijn. De Uien Federatie zoekt ook in deze richting een oplossing. Ir. van Doom als wetenschappelijk man zoekt naar een bestrijdingsmiddel waalman hij hoopte dat dit op de duur succes zou hebben.
De voorz. drukte de wens uit, dat al deze gedachten zouden meewerken om tot een oplossing te geraken. Ieder voor zich had hier een taak. In dit besef behoefde men niet ontevreden van deze bijeenkomst weg te gaan. Tenslotte dankte hij de spreker en de aanwezigen voor hun aandacht en deelname aan de bespreking.
De heer de Leeuw Oude Tonge zei nog, dat bij de wet moest worden verboden, dat de exporteurs geen boer mochten zijn. Dat had hij ook in Goes gezegd. De voorz. wilde geen lans breken voor
De voorz. wilde geen lans breken voor de exporteurs, maar ook niet graag het verlies nemen, dat deze mensen soms hebben. Vraag en aanbod speelt een grote rol. De heer Nieuwenhuize vond deze
De heer Nieuwenhuize vond deze kwestie niet eenvoudig. Als we een aantal mensen gaan uitschakelen om een stabiele teelt te krijgen, doen zich andere ongemakken voor. Bij jaren met een niet al te grote oogst, dus een hogere prijs, zal de buitenlandse handel dit ook bemerken. Zelf de teelt afremmen, zal bevorderen, dat er in andere landen meer uien worden gekweekt. Als voorbeeld nam spr. de afzet van kool in Noord-Holland. Men moest verguiming hebben om kool te kweken en kon ze niet kwijt.' Van vestigingseisen was spreker geen bewonderaar.
„De boeren, hebben het zelf in de hand" merkte tenslotte dhr Kardux uit Dirksland op. „Geen land verhuren aan exporteurs!"
„Geen land verhuren aan exporteurs!" Dit gezegde veroorzaakte grote hilariteit, na welke vrolijke noot de hamer van de voorzitter viel en de vele aanwezigen huiswaarts togen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 juli 1954
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's