�Geluk"
(6)
't Was toch een beste prijs vijf gulden per stjHk, dat is vijftig gulden winst 'jonge! En dan wil hij die koopman achterna. Maar Costing is nergens te aen. Weglopen bij zijn schapen vaniJaan kan Bernardus eigenlijk niet doen Want er kan een ander komen. Had hij Kaar geluk gegeven! Maar hij schrok van dat bod. En hij dacht, dat er iets weer in zat. Geen koopman laat direct het achterste van zijn tong zien en de "^an had er toch nog een of twee gulden bovenop kunnen leggen. Maar, wie weet, misschien komt er nog iemand, «16 het zelfde bod doet. Dan kan hij al- "3d nog toeslaEfti. Ja, er komt nog iemand., er komen
Ja, er komt nog iemand., er komen er meer.
Maar Bernardus krijgt geen hoger bod dan zijn eigen geld. Het wordt later, de markt loopt af.
Het wordt later, de markt loopt af. Had hij toch Costing maar geluk gegeven, dan had hij rustig zijn brood kunnen eten.. dan had Truus hem zijn koffie gebracht en had hij een poosje naar dat meisje achter het buffet kunnen kijken misschien had ze wel tegen hem gelachen of een poosje naar hem gekeken. Nu staat hij hier nog en hij heeft honger. Hij haalt zijn brood uit de zak en gaat op de rand van het hok zitten eten. Oosting ziet hij niet meer. En de mensen beginnen al de hokken te ontruimen.
Hij moet toch die schapen kwijt. Die kan hij toch niet mee terug nemen. Dat zou dubbele kosten zijn. Bovendien heeft hij geen land om ze er in te jagen. Wat moet hij toch doen? Hij weet het: Oosting opzoeken en hem geluk geven De resten van het brood wikkelt hij in het papier, steekt het in zijn zak en gaat dan de markt over. Nergens Oosting te vinden. Dan loopt hij de cafe's af en vindt hem in zijn eigen onderkomen aan een tafeltje bij anderen zitten. Nu voorzichtig zijn. Niets laten blijken. Goed, voor de eerste keer bestelt hij een borrel bij Truus.
— Wat zei je?
— Een borrel!
Dan roept Oosting:
— Ja zeker, een borrel! Hij kan van tien mensen méér voor zijn schapen geboden krijgen dan van mij., die jongkerel moet een borrel!
— En nóg één! roept Bernardus. De eerste heeft hij zo maar achterover geslagen en hij wil zich groot houden. Hij wil zelfs Oosting een borrel cadeau doen. Maar deze weigert.
— Ik heb geen zaken met jou gedaan.
— O, ik dacht
— Geef uw hand, dan delen we het verschU.
— 'k Denk er niet aan!
— Biedt nog eens!
— Goed, ik zal bieden!
En Oosting doet een nieuw bod, hij biedt tien gulden per stuk minder.
— Ik hou u aan uw eerste bod!
— Daar denk ik niet aan!
— Dat 's gemeen!
Ach die borrels, Bernardus is geen borrels gewend en hij heeft twee glaasjes te vlug achter elkaar gedronken en is overmoedig met zijn mond terwijl hij in de grootste spanning verkeert over de afloop. Eén ding weet hij zeker, die schapen mogen niet terug. Want dan zit hij er verlegen mee.
Maar Oosting is helemaal nuchter. En hij laat zich niet door zo'n snotaap van een jongen voor gemeen uitkraaien hij grijpt Bernardus vast met zijn sterke handen en legt hem over de knie. In tegenwoordigheid van al die kooplui krijgt die jongen een pak rammel, dat hem heugen zal. Er wordt geroepen en gelachen.
Plotseling voelt Costing zich in zijn haren gegrepen. Het meisje achter de toonbank vandaan, heeft alles gezien. Zij schudt het ruige hoofd heen en weer en roept;
— Hou je nu op! hou je nu op!
Dus houdt hij op en kijkt het meisje lachend in het gezicht.
— Vraag jij ook om wat?
Zijn hand wil haar grijpen. Maar dan krijgt hij een machtige klap met een stok op zijn arm. Bernardus slaat toe. Andere mannen grijpen hem vast. De vader van het meisje komt toegelopen en stuurt zijn dochter naar de huiskamer. Bernardus beeft over al zijn leden. Hij huilt bijna. De mannen laten hem los, zetten hem dan op een stoel bij Oosting aan 't tafeltje.
— Nu af drinken! wordt er geroepen.
— Op kosten van mij! roept een ander.
De marktmensen doen snel recht en dat naar hun eigen wetten.
Truus wordt geroepen: Twee borrels! Maar Truus weigert. Zij geeft Bernardus geen drank meer, zegt ze.
Truus krijgt gelijk. Goed, dan maar wat anders. Maar drinken zullen ze. En alles hokt om die beiden heen.
Oosting strijkt over zijn hand, daar waar de stok van Bernardus hem raakte. Kwaad is de man niet, maar hij zegt toch ietwat wrevelig: — Eigenlijk moest ik je beet pakken
— Eigenlijk moest ik je beet pakken en zo door 't raam de straat op gooien. Dat had je verdiend, broer!
Dit is slechts een inleiding. Oosting drinkt, schraapt dan zijn keel en legt daarna luid en beweeglijk zekere verantwoording af voor de koopmansstand.
"— Die jongen moet leren, zegt hij.
Dat is een ding, waar ze het allen over eens zijn. Een jongen moet leren, dat spreekt als een boek.
En Oosting maakt nu duidelijk, wat hij Bernardus heeft willen leren: Men moet op tijd geluk kunnen geven. Eigenlijk komt dat moment voor elk beest en op elke markt maar één keer. En op dat ogenblik moet een koopman van mogelijke verdere winst afzien.
Elke koopman moet op tijd vrolijk afscheid kunnen nemen van een beest, van een avontuur, van verdere winst of van wat hij zich eenmaal in zijn kop gezet heeft. Daarom heeft hij op eenmaal méér dan de waarde van de tien schapen geboden.... hij had daar een geel briefje voor over. Maar inplaats van toe te staan, vroeg die jongen meer, tot op het gierige af En dat past niet ten opzichte van een oudere collega. Natuurlijk bleef hij toen met die schapen zitten. En hij zit er nog mee. Nu moet hij ze mee terug nemen en hij heeft geen gras voor een konijn.... laat staan voor tien schapen. Maar goed.... De vuist van Oosting komt op tafel. Kopjes rinkelen. Truus schiet toe om de lege glazen te redden. De stem van Costing slaat bijna over. Zijn ogen schieten vuur. Hij windt zichzelf op zoals een spreker zich opwindt, die aan zijn peroratie toe is en een machtige indruk wil achterlaten.
— Maar goed, ik hoop dat deze les hem lang heugen zal en dat hij er iets van opgestoken heeft. En dat ik het goed met hem voor heb, zal ik laten zien. Nu jongen, houd op je hand; ik wil niet aan je winnen, maar ook niet verliezen; we doen elk een rijksdaalder! De klap is machtig, die Bernardus in zijn hand geslagen krijgt.
— Bravo! roepen de omstanders-collega's. Even kijkt Bernardus om zich heen.
Even kijkt Bernardus om zich heen. Hij ziet een hoop mensen, hij ontmoet de ogen van de vader van het meisje, hij ziet Truus wit betrekken hij weet, dat dit hier zijn groot examen is. En dan doet hij een machtige greep ora er zich in één keer door te slaan, in één keer dat smadelijke pak slaag te wreken, één sprong om uit zijn slavelijk arbeidersbestaan naar een vrij leven van veehandelaar over te gaan. En daar raakt zijn hand die van Costing en deze klap is eigenlijk boven zijn kracht.
— Wees nu royaal en biedt uw eerste bod!
Zijn ogen houden die van de ander vast. Dit gaat er op of er onder.
De spanning is groot. Het wordt er stil van En dat in een café. 't Is of ze aUen de adem inhouden.
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1957
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1957
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's