�Geluk"
(14)
Bernardus antwoordt eerlijk, dat de boer met zijn vraagprijs wel een vijftig gulden te hoog in de boom zit. Hij zou anders graag tot een akkoord gekomen Bijn. Zelfs zonder winst. Want het ia hem wel wat waard om met Gerrit Sterk zaken te doen. Dan vraagt die grote vlammende
Dan vraagt die grote vlammende vrouw, of hij mee in huis gaat om een kop koffie te drinken. Bernardus kan dat moeilijk weigeren. Die vrouw houdt hem maar aan de
Die vrouw houdt hem maar aan de praat. Hij zit daar al bijna een half uur binnen, als de boer zelf ook om koffie komt. Zijn hoofd zet rood aan, als hij Bernardus in de kamer ziet zitten. Is hij nog niet van die vent af? Wat beweegt zijn vrouw toch?
'n Beetje te scherp zegt hij:
— Die jonge koopman heeft zijn koffie niet verdiend. Hij durft me vijftig gulden te weinig voor de koeien te bieden! — Dat is niet best... zegt de vrouw.
— Dat is niet best... zegt de vrouw. Zij schenkt haar man koffie en vraagt dan open, of zij eens de prijs van de koeien zal noemen.
—• Ja, doe dat! zegt Bernardus, net een beetje te enthousiast.
Gerrit Sterk bromt iets in zijn koffiepot.
Dan zegt de vrouw dat die mannen geen reden zullen hebben haar uit te lachen, want ze houdt de marktberichten goed bij.
— 'n Vrouw moet bij haar werk blijven! moppert Gerrit Sterk. Maar dat had hij niet moeten doen, want haar bruine ogen fixeren hem en zij vraagt.: —• Op dat werk is toch niets aan te
—• Op dat werk is toch niets aan te merken? Is de koffie soms niet goed? En zonder antwoord af te wachten, noemt zij de prijs, die de koeien waard zijn... en blijft vijfentwintig gulden beneden het bedrag, dat Bernardus gebo den heeft.
— Juist, roept Bernardus, meer had ik niet mogen bieden. Maar ik wou zaken doen met de boer. En nóg kreeg ik geen geluk, 'k Verdien er geen cent aan En de onkosten kan ik betalen! En dan prijst hij de vrouw van Gerrit
En dan prijst hij de vrouw van Gerrit Sterk. Verbazend is het, dat zij zo goed de waarde van de koeien weet. Kolossaal is dat. En dan vertelt hij van de markt — hij loopt warm, want de koeien krijgt hij. Hij voelt fijn aan, dat die vrouw ze hem wil laten kopen... en dat die Gerrit Sterk doen zal wat zijn vrouw wil. Daarom praat hij, vertelt hij grappen en
Daarom praat hij, vertelt hij grappen en anecdoten. Hij doet dat open, betrekt Gerrit Sterk in het gesprek. Hij vecht voor zijn plaats onder de zon. En over de koeien praat hjg niet meer. Ja, hij heeft het een en ander meegemaakt op de boot...
Mensen, hij praat zolang, dat de meid en de dochter het eten op tafel brengen, En dan moet hjj nog meeeten ook. Maar eerst tot een akkoord komen, beslist de vrouw van Gerrit Sterk. En Bernardus doet weer een greep, waagt alles. Er op of er onder. Wie niet waagt, wint niet.
— Sterk, ik bied het geld, dat uw vrouw genoemd heeft.
Gerrit Sterk — hij weet best, dat hij z^n verlies nemen moet. Tegen de vrouw valt niet te vechten. Eigenlijk is hy trots op zo'n vrouw. En die fijne vent — hij is het natuurlijk op geen stukken na met die fijne vent eens en er zitten onder die lui knapen, waar je mee op moet passen, maar deze jonge kerel is toch niet zo kwaad — en hij heeft niet gepreekt over dat van gisteren.
— Nou hier, ik houd je aan je eerste bod!
Vóór Bernardus fel in de hand van Sterk kan slaan roept de vrouw, dat ze eten moeten — ze wil niet langer wachten en daarom:
— Deel maar gauw het verschil, want dat komt er toch van! Schiet op! Twee felle klappen en het is gebeurd.
Winst verwacht Bernardus niet, als hij met die twee roodbonte beesten op de markt staat. Maar hij probeert toch zijn onkosten er uit te halen. Hij krijgt eerst wat minder en later zijn eigen geld geboden. Toch verkoopt hy niet. Aan deze roodbonte beestjes is zo'n historie verbonden — hij kan er maar moeilijk afstand van doen. Iets in hem zegt, dat het wonder nog niet af is. En dat maakt hem driest, zodat hij bij een bod „met vrije onkosten'' nog geen geluk geeft. Het is gewaagd spel, htj weet dat. Mis- Bchlen krijgt hij het niet weer geboden. Maar het is alsof hij die vrouw met het vlammende haar en die donkere bruine ogen waar hij bang van Is, een genoegen doet met het uiterste te proberen. En hij denkt er helemaal niet aan, dat God soms believen mocht hem voor zijn zondagsgehoorzaamheid te zegenen.
Twee vreemde mannen lopen zijn roodbonten voorbij. De markt loopt af. Bernardus heeft dorst en een beetje honger heeft hij ook. Als nog maar iemand zijn eigen geldt biedt, geeft hij geluk. Hij kan de diereu niet mee terug nemen.
De twee mannen komen terug. Zij kijken hem niet aan, ze nemen zijn koeien op. Weer lopen ze weg — maar komen vlugger terug. Zien niet meer naar de koeien, doch vragen hem naar de prijs. Is dit zijn grote kans? Htj vraagt een prijs die met een kans rekent. En krijgt meer geboden dan tevoren. Het gevecht wordt voorzichtig, als aftastend gevoerd. Bernardus laat niets vallen. Hjj voelt, dat hg voorgoed beet heeft. En hij kan wel over de markt schreeuwen dat hij gelukkig is. Toch zegt hg kalm, dat hij het niet minder doen wil. O zo rustig blijft hij. En zegt niets, lokt ook niets uit. En als die mannen ook stilletjes blijven staan en doen alsof ze aan 't eind zijn van hun Latijn, dan zegt Bernardus als tegen zichzelf:
— Kom, ze gaan mee naar huis...
Met dat hij tussen de koeien schuiven wil om de touwen los te maken — voelt hij zijn arm vastgegrepen. Eén van de mannen zegt, dat ze verkocht zijn.
Dit hele verhaail van de roodbonten leeft in zijn ogen als Trix hem van achter de toonbank ziet zitten. Hij laat haar lezen. Truus brengt zyn koffie... en stopt hem een paar gekookte eieren in een papiertje in handen. Ook dit vertellen zijn ogen aan Trix. Hij bidt niet voor zijn brood, als hij de handen vouwt — het is danken voor het roodbonte wonder, dat hö doet, en dat tere figuurtje achter het buffet sluit even de ogen om mee te doen.
ZEVENDE HOOFIDSTUK
Als je postbode bent dan heb je een baantje. Jonge mensen spreken altijd van een baan; grote mensen van een baantje.
Maar een baan of baantje: je denkt bon af te ziJn en het te hebben begrepen — en soms is er iets in je, dat geea twijfel overlaat, of je hebt dit verdiend boven anderen, die dom zijn of niet handig genoeg. Ja, zeker, maar alle baantjes vallen daarom niet mee. Sterker, er komen veel dagen in een jaar dat je wel zeker weet — nu ja, wat? — Dit, dat je beter had gedaan met te blijven in het vak of het bedrijf, dat je vroger van een boterham voorzag. Als je postbode bent, heb je een baantje, maar bü slecht weer, regen of sneeuw of erge kou, dan pas dringt het tot je door, dat lang niet alle boeren wonen aan de verharde weg — dat er drassig land is en gladde polderdijken en modderige paden met diepe wagensporen waar je met een fiets niet vooruit komt — waar een fiets meer last dan gemak betekent. Daarom dan ook wacht de postbode
Daarom dan ook wacht de postbode op Bernardus Uitwellingerga en H vraagt, of deze soms vandaag nog toi) die boer daar ver in het land komt... kijk, hij heeft niet anders dan een geboortebericht voor die boer — als het een brief was, zou hij beslist zelf gegaan zijn, maar met zo'n drukwerkje,., nietwaar, als Bernardus toch daar zijn moet, dan wil hij dat dingetje wel even in zijn zak steken en afgeven is het z" niet ? 'n Pijp tabak heeft de postbode er wel voor over, misschien, dat Bernardus even stoppen wil.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 januari 1958
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's