Doop, Belijdenis en Avondmaal
Ds. L. Vroegindeweij te Gameren is in „het Geref. Weekblad" bezig enkele artikelen te schrijven over Calvijn en zijn houding t.b.v. doop belijdenis en H. Avondmaal.
De schrijver toont hierbij aan, dat Calvijn niet (zoals tegenwoordig wel voorgesteld wordt) los te maken is van de nadere Reformatie. Weliswaar legt Calvijn iets meer nadruk op het Verbondsmatige maar telkens zegt hij in zijn preken dat hoogstens 10°/o of hoogstens IVo van zijn kerkgangers ware christenen zijn.
Ds Vroegindeweij schrijft als zijn mening over het Belijdenis doen en ten Avondmaal gaan het volgende:
„Het is natuurlijk niet genoeg, dat men tot een dooplid zegt: Als je belijdenis doet, moet je naar 't H Avondmaal. Het is nodig dat men voorts uitlegt, wat hiervoor vereist wordt, aan de hand van 't Avondmaalsformulier en niet aan de hand van z'n eigen mening of gedachte. Als men dit eerlijk en getrouw doet, hoeveel belijdeniscatechisanten houdt men dan over? want welke zijn die vereisten?
„Een mishagen aan jezelf hebben". Dat wil zeggen: zondaren, die zich van hun zonden bewust zijn.
De Farizeër uit Jezus' dagen was een groot zondaar, doch werd niet tot Christus geroepen, want hij achtte zich • een rechtvaardige.
Hij riep degenen, die vermoeid en belast waren. Tot het H Avondmaal worden echter met de zondaren zonder meer, doch de gelovigen geroepen. Daar van legt het formulier ondubbelzinnige getuigenis af.
Wanneer nu de catecheet van zijn belijdenis catechisanten eist, dat zij een vast voornemen hebben om zonder na te laten het H.A. te vieren, moet hij hen uitleggen, wat het in houdt in Christus te geloven en hen afvragen of zij dit in waarheid doen. En dan is hij er nog niet.
Ook het derde vereiste is een bijzonder iets n.1. een lust om naar al Gods geboden te leven.
Dan is "het gebod geen wet meer, doch een genade.
Laat een predikant deze legitieme vereisten voor het H.A. zijn catechisanten uitleggen op de rechte wijze en dan zeggen: nochtans moeten jullie mij beloven, dat je altijd het H.A. wel zult vieren. Wanneer hij dan het verschil goed uitlegt tussen een historisch en een waar zaligmakend geloof, yraag ik mij af, hoe het dan gaan zal.
Daar blijkt toch ten duidelijkste uit, dat het niet recht zat. En daarom, aldus ds. Vr., zou ik het zo willen stellen, om de belijdenis nauw te verbinden aan de doop en de leer der kerk. Ik zou op de objectieve zijde van de belijdenis grote nadruk willen leggen en voor het andere ruimte laten. Ik zou het H.A. willen verbinden aan de belijdenis, doch zonder de dwang van de eerstvolgende keer reeds. Het komt mij voor, dat wij dan blij
Het komt mij voor, dat wij dan blijven in de lijn van het O.T.
Daar had men de besnijdenis streng voor allen voorgeschreven. Vervolgens werd men ergens mondig verklaard en een zelfstandig deelnemer der wetten en het offer. Maar.... dan werd niet ieder tot het Paasoffer en de andere offers geschikt verklaard, maar had te luisteren naar de eisen, zoals die b.v. in Psalm 15 en 24 beschreven staan. De profeten veroordeelden het deelnemen aan de offerdiensten soms op heel scherpe wijze. Daar, bij het deenemen aan de offerdiensten en aan het Pascha viel dus de beslissing".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1958
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's