Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Wet des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Wet des Heeren

8 minuten leestijd

(Buiten verantwoordelijkheid der red.)

De Wel des Heeren

in haar naleving de stimulans in he leven der gelovigen.

Wij lezen in 1 Joh. 2 : 3 „En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zij wij Zijn geboden bewaren." De apostel Johannes geeft in deze tekst te kennen, dat de kenmerkende eigenschap van het geloof bestaat in gebondenheid aan Gods wet, de Wet der tien geboden. Echter niet alleen deze apostel getuigt hiervan, doch vele gedeelten van Gods Woord stemmen hiermede overeen. Welk een troost ligt er in deze materie opgesloten voor degenen, die door Gods genade mogen geloven, omdat in de praktijk van het geloofsleven zulks ook bewaarheid wordt. Zo blijkt dan in de beleving van he bijbels geloof, dat die eigenschap praktische beoefening vindt, als gevolg van de vernieuwing des harten, zijnde der­ halve de onomstotelijke, noodzakelijke werkzaamheid des geloofs.

Wanneer wij deze waarheid kunnen bevestigen en zien om ons heen, wat geeft dan, sprekende in het algemeen, onze tijd blijk van een ontzettende onbijbelse godsdienstige uitleving.

De oude paden verlaten! Het geloof, hetwelk men voorgeeft te bezitten, blijkt haar grond te vinden in het verstandelijk aannemen van gedeelten van Gods Woord. Men gelooft naar het verstand b.v. dat Jezus is de Christus en dit geeft de grond dat men zich verder geen zorgen behoeft te maken t.o.v. het toekomende leven; of wel, Jezus is voor zondaren gekomen, ik ben een zondaar dus met mij staat het goed. In feite gelooft men op grond van een uitwendige roeping (de strekking van Gods Woord, met betrekking tot de wedergeboorte, is toch niet anders). Men erkent echter niet, of staat zelfs vijandig tegenover de desbetreffende bijbelse waarheid, t.w. de inwendige roeping tot beliering door de werking des H. Geestes, de waarachtige wedergetJborte. Zover is men in die kringen gezonken, dat men deze leer, c.q. de leer der Godzaligheid, durft te kwalificeren als een overdreven, ziekelijke stelling van de oudvadors (men spreekt zelfs van de z.g. vaderen).

Dit gruwelijke on- en bijgeloof dient zich aan, als dragende de naam van christen, hoewel openlijk wordt geleefd in de wereld en zijnde van de wereld, in volslagen ongebondenheid aan Gods Wet, geheel en al ontbloot van de vrucht des geloofs, n.l. Rom. 7 : 22 „want ik heb een vermaak in de Wet Gods naar de inwendige mens."

O.i. is het wel van belang, ja een dringende noodzakelijkheid, in het onderstaande het Woord Gods te laten spreken, opdat niet alleen het onhoudbare van deze opvattingen blijke, doch meer in het bijzonder, welke ondermijnende, afbrekende krachten zich hebben verenigd, het Woord Gods te verscheuren, het dreigend gevaar voor land en volk.

In het stuk der verlossing openbaart de Heere Zich in Zijn Drieéenheid, n.l. in de personen, de Vader als Rechter, de Zoon als Middelaar en de H. Geest als Onderwijzer. Deze onderscheiden eigenschappen vertegenwoordigen een enig God, zijnde een enig Wezen. Elke persoon heeift zijn zelfstandigheid, onderscheiden derhalve door hare eigenschappen. Dit is de getuigenis der H Schrift, benevens de ervaren bevindelijke werkingen bij de van Godswege geroepenen.

De souvereiniteit Gods omvat o.a. Zijn wil en heerschappij over alles zo in de hemel, als op de aarde. De wi Gods in Zijn Drieëenheid ligt geankerd aan orde, omdat Hij een God van orde is c.q. in Zijn eigenschappen. Orde vindt hare volkomenheid, indien zij een uitvloeisel is van een vaststaande regel, d.w.z. geheel en al volgens door Hem gesteld recht, naar de wet van orde. Uit deze eigenschap Gods vloeit dan ook alles voort, hetgeen moet bijdragen tot een blijvende harmonie in he Wezen Gods, Ook hieruit blijkt weer, dat verleende genade, indien zij niet zou steunen op recht, de orde Gods zou worden verstoord, Jes. 5 : 16 Doch de Heere der heirscharen zal verhoogd worden door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd worden door gerechtigheid.

Ook ten opzichte van de schepping van de mens, was Gods wil en uitvoering hieraan geboden, waartoe ook behoorde Zijn rechtvaardige eis, dat di mens volkomen naar Zijn wil zou leven, de naleving van de wet der tiengeboden. Wij kunnen hieruit afleiden, dat de wet der tien geboden er was voor de grondlegging der wereld, ja zelfs geen begin heeft gehad en ook geen einde heeft, dus een eeuwige inzetting is.

Als bewijs stellen wij o.a. Rom. 8 : 3 „want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was." In deze tekst ligt vast, dat er voor de val een wet was, welke de nog te scheppen mens raakte. Vóór de va stond de mens met een vrije wil. God al of niet te dienen d.w.z. in gehoorzaamheid aan die wet, de wet der tien geboden. Door het naleven van die ei Gods, lag de eeuwige heerlijkheid voor hem vast. Vast staat tevens dat Adam en Eva een ingeschapen kennis hadden van de wet der tien geboden, wilden zij die wet kunnen naleven.

Indien er voor de val geen wet der tien geboden en geen ingeschapen kennis daarvan zou zijn geweest, zouden door Adam en Eva en hun nageslacht tot op het ogenblik, waarop de Heere de geschreven wet heeft gegeven aan Mozes op de berg Sinaï, de zonden als zonden en de schuld als schuld voor God, niet gekend zijn geworden. De aanleiding dat Abel offerde, moet alleen gezocht worden in het feit, dat hij overtuigd was van schuldig te staan tegenover God, tengevolge van de overtreding. Dat zijn offer op goede gronden lag, blijkt uit de omstandigheid, dat de Heere dit offer aan zag. Het offer van Abel stemt trouwens volkomen overeen met het brandoffer, hetwelk de Heere later heeft opgedragen aan Mozes, Liv. 1 e.v. Paulus spreekt in Rom. 2 : 14 van een ingeschapen kennis van Gods wet bij de heidenen.

Uit een en ander moet de conclusie worden getrokken, dat elk mens, dus ook wij, een ingeschapen kennis hebben van de wet der tien geboden. Nadat de Heere de wet der tien geboden, geschreven op twee stenen tafelen, aan Mozes had gegeven, is die wet bij de mens ook nog bekend naar het verstand. Het onderscheid tussen het begrip goed en kwaad bij de mens is hierin gelegen, dat hij dit kent enerzijds naar de geest, anderzijds naar het verstand, met dit gevolg, dat die mens bekeerd of onbekeerd, in geen enkel opzicht te verontschuldigen is, indien hij zondigt. (De natuurlijke mens echter begrijpt niet de dingen die de geestes Gods zijn, want ze zijn hem een dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat ze geestelijk onderscheiden worden," 1 Kor. 1 : 14), zodat de overtreding der wet, verkerende in deze staat, noch naar de geest, noch naar het verstand hem treffen in die mate, dat hi zich voor God verdoemelijk weet.

De mens die zicli voorheen mocht vergenoegen in de omgang met Go en Zijn lieflijkheden mocht smaken, was door de val beroofd van alles, wat hem rust en vrede schonk; ten prooi aan de vrees voor Hem, Die Zijn geduchte macht deed gevoelen. Aan allerlei ellende onderhevig; het gemis van de gemeenschap Gods; een verdorven hart, waarin niets goeds meer woonde; een ziel, liggende temidden van zonde en ongerechtigheid; geestelijk in zichzelfs dood.

Verkerende in deze toestand, was het noch Adam, noch Eva, die zich met een berouwvol hart tot de Heere wendde, doch God zocht de gevallen mens op, Gen. 3 : 9. Op grond hiervan staat vast, dat er nimmer bekering van de mens kan uitgaan, omdat niemand God zoekt, Fil. 2 : 12 en 13 „Werkt uwe zaligheid met vreze en beven, want het is God Die in U werkt, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen." Hoe ernstig het is te zondigen, nochthans geeft de Heere blijk, Ezech. 33 : 11 „geen lust te hebben in de dood des goddeloze, maar hierin, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve." Op het ter verantwoording roepen

Op het ter verantwoording roepen door de Heere, antwoordde Adam, Gen. 3 : 12 „de vrouw, die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom ged geven en ik heb gegeten"; Eva zeiGe 3 : 13 „die slang heeft mij bedrogen f ik heb gegeten". Beiden trachtten z» te verschuilen achter bedi'iegeW voorwendsels, ten einde zien daarw vrij te pleiten. Hoe gaven zij bim' blijk van hun reeds ingetreden alg*' verdorvenheid. De algehele verdoivefj heid dragen alle nakomelingen* Adam in zich, als gevolg van zijn'' c.q. in zijn kwaliteit als repiesenfé van zijn nageslacht, en daaidoor oe'i alle mensen rustende erfzonde, w^s* door zij voor God, ook in dit opzit schuldig staan. Waren ei geen zonden, zo w^'^".

Waren ei geen zonden, zo w^'^". ook geen wonden. God bezoekt de2» den met tijdelijke en eeuwige straB' Evenwel het kwaad dat de Heeie «^ de mens brengt, hetzij peïsoonlpi als volk, is geen kwaad uit ZicM doch hot kwaad hetwelk door de zon van de mens is ontstaan; het W (de straf) treedt alleen op, naaat^_ overtreding is gepleegd; de z"i straffen zichzelf, doch het is ondei "^ leiding, wanneer de straf valt W ^ opzicht moet gezien worden oa /l^ ^^ vers 7. Ik maak de vrede en schep kwaad; Ik de Heere doe al deze moi Amos 3 : 6 „Zal er een kwaad » stad zijn, dat de Heere niet doet. 1 : 13 „Niemand als hij verzocht \v zegge: ik wordt van God verzocht, ^^, God kan niet verzocht worden ra» kwade en Hij Zelf verzoekt nieniJ ^ Wanneer er slagen vallen, dient w^ ^ derzocht wat daartoe de aanleidm» ^ zijn, m.a.w. wat de Heere daarme ^ zeggen heeft, Micha 6 : 9 „De stem^^ Heeren roept tot de stad, •*ƒ'" jj, naam ziet het wezen: „Hoort de en wie ze besteld heeft." ,

Ouddorp G. W. ^ (Wordt veivo'»"l

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1958

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

De Wet des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1958

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's