Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wijzen uit het Oosten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wijzen uit het Oosten

4 minuten leestijd

Wanneer de wijzen uit het Oosten Jeruzalem hebben bezocht, na de leugenachtige koning Herodes te hebben gesproken, begeven zij zich op weg, een zeer eenzame weg, waar niemand met hen was. Misschien was hun verlegenheid groot als zij dachten: „waar zullen wij het Kindeke vinden?" Maar ziet! daar, plotseling, ongedacht en onverwacht zien zij de ster des Heeren, de oude welbekende ster uit hun vergelegen moederland, hoog aan de hemel staan! Die ster, begeleidde hen tot de plaats waar het Kindeke was. Zij gevoelen troost en kracht nederdalen in hun harten, de Heere Zelf is bij hen en wanneer de ster glinstert boven de stal is die stal in de ogen der wijzen geen stal meer maar een paleis, veel heerlijker dan het paleis van Herodes. Wat vragen zij naar het uiterlijk, naar de uiterlijke omgeving van de hemelse Koning, als zij Hem maar hebben. Dat was de hoofdzaak.

En nu treden zij binnen. Maar Jozef! gij moogt die mannen niet binnenlaten, want de wet van Mozes verbiedt uitdrukkelijk, dat vreemden mogen binnentreden, waar een vrouw in de dagen harer reiniging is. Ja! denkt Jozef, dat is waar, en zo luidt het gebod, maar de wet zegt ook „gii zult niet doodslaan!" De wet verbiedt, dat die vreemden binnenkomen en wederom verbiedt de wet hen misschien in nacht en nevel buiten te laten staan. En liefde, liefde Gods en des naasten is de hoofdsom der wet. En dus welkom, duizendmaal welkom, gij dierbare vreemdelingen! die uit de verte tot ons komt! En nu treden de wijzen binnen, zij zien overal rond en vinden het Kindeke met zijn moeder! Nu hebben zij gevonden, wat hun in het verre oosten was geopenbaard, zij zijn niet beschaamd uitgekomen met de Heere. In koning Herodes hadden zij een onkoninklijke, onwaardige man gevonden, bij de Joden, bij de godsdienstige Joden hadden zij niets dan wereldliefde en verkeerdheid aangetroffen, maar nu hebben zij de Koning Zelve, hun door de ster aangewezen. Zij vonden het Kindeke met Maria, Zijn moeder, en nu volgt er tot beschaming van alle pausgezinden en roomsen niet: en zij aanbaden Maria, noch: zij aanbaden het Kindeke en Zijn moeder, maar wel staat er — en hierbij staat ons verstand stil, zij aanbaden het zwakke Kindeke, dat in zulke diepe armoede in een krib lag, en lieten dus de moeder moeder zijn. En dat doen deze wijze mannen, die gewoon waren aan het hof te leven, waar alles blinkt en straalt van goud en juwelen! Zij bevinden zich in die onreine stal, maar zij denken er niet over na, dat hun schone kostbare kleren verontreinigd konden worden, en zinken neer voor de kribbe en aanbidden de God van hemel en van aarde, die daarin lag. Zo is het waarachtig zaligmakend geloof! dat vraagt niet naar het zichtbare. En hoe mag het Jozef en Maria wel te moede zijn geweest? Zie, zullen zij elkander hebben toegeroepen, het is nochtans waar! Jezus is Jezus. Ziet ge nu, dierbare man! zal Maria misschien gezegd hebben, dat Gods Woord waar wordt: zij zullen tot u komen. (Ps. 72)? En nu leggen de wijzen — misschien had Jozef geen vijf stuivers meer — voor het Kindeke Jezus — aan Herodes hadden zij ook wel zulke geschenken kunnen geven — wat vorsten uit het Oosten aan machtige bevriende vorsten schenken.

Zo zien wij hier het Kindeke Jezus, aangebeden door vreemde vorsten, verworpen door Zijn volk; terwijl Herodes voornemens is het te vermoorden.

Geopenbaard, verschenen is Christus, want Hij wordt niet gezocht, niet begeerd. Maar daar zitten in een verafgelegen hoek eenzamen en verlatenen, en die zien vorsten tot zich komen. Deze, waarlijk vorstelijke mannen vragen niet naar het zichtbare, naar het uiterlijke, maar aanbidden dat zwakke Kindeke, als de waarachtige, sterke, levende God! Wij zien hier verenigd de diepste armoede en koninklijke rijkdom. Nadat de wijzen getoond hadden op welke wijze het ware geloof gelooft, namelijk zonder het zichtbare in aanmerking te nemen, keren zij terug naar hun land; maar zij reizen niet over Jeruzalem, want daar hebben zij de schone Bruidegom hunner zielen niet gevonden, maar wel in de onreinheid en armoede van Bethlehems stal. En nu zij hun Koning hadden gevonden, trekken zij ook niet meer naar Sinaï, dat volgens Gal. 4 : 25 overeenkomt met Jeruzalem, dat nu is, een dienstbaar is met haar kinderen, maar zij keren terug naar hun vergelegen vaderland: in hun harten nemen zij de Heere Jezus mee, en als zij thuis gekomen zijn, leeft en heerst Hij als Koning in hun harten en in hun leven; en volgen wij de wijzen in hun vaderland, wij zullen ook met hen binnentrekken in het Jeruzalem daarboven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1960

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

De wijzen uit het Oosten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1960

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's