ln het zicht van de Lange Jan
Geen zeerovers Geen windkracht De wind des Geestes
De reis was nog Iniet ten einde, londer het rijden Ikun je ook niet Idriehonderd jaren fterug gaan met •je gedachten, want • er komen telkens andere plaatsenen landschappen voor je ogen te liggen, let stuk kustgebied van Nieuwpoort naar De Panne is schoon vooT hen, die het fechone kunnen iien. Nu is het wel een feit, dat alles Interessant is wat we voor het eerst feanschouwen en vooral de gedachte er bij, dat je in een ander land bent. Langs de kust ben je België vlug
Langs de kust ben je België vlug iitgereden, want de kust is niet zo langgerekt als in Nederland. Van Sluis laar het eiland Rotuum is toch nog feen behoorlijk eind en je zou telkens Bver de eilanden moeten springen. Zou het nog mogelijk zijn in de verre toekomst om onze lange kustlijn aan elkaar te lijmen? Dat zal jaren duren, naar het is helemaal niet denkbeelüg, dat het voor elkaar zal komen. De controle bij de grens Belgié- ^rankrijk verloopt uiterst soepel: een venk van de douane en zonder te Itoppen rijdt de opel over frans grond- ^gebied, rechtuit rechtaan naar Duinkerken. Ook daar een gekrioel op het uitgestrekte strand. Hoe zou het ook anders met dat prachtige zomerweer!
Duinkerken! Geen spoor meer van zeerovers te zien. In overige eeuwen iloeg de schrik om het hart als je oorde van de piraten, die daar huis- ,en en die onze scheepvaart zo beoeilijkten. De scheepslieden moesten tijd paraat zijn als ze de nauwe door- ;ang naar ons land moesten passeren. ie kajuitsjongen, nog niet eens volwasm, kregen al vroeg te maken met et harde zeemansleven en zij werden van jongsaf gestaald naar lichaam en geest. Het werden de jongens van Jan de Wit, die zich moesten inzetten tegen de jaloezie van de Britten. Zij hielpen mee om de zee schoon te vegen van de belagers, die niet konden gulden, dat overal op de zeeën de nelerlandse vlag woei.
Van Duinkerken, over Bergues, ging iet terug naar het Vlaamse land. Je ;on toch niet maar aldoor de kust vol- ;en tot je in Spanje zou belanden! Roesbrugge was het eerste vlaamse ilaatsje, waar een ogenblik werd vertoefd. Eigenlijk was het een standaard- die de aandacht had getrokken. Sjpolen, fet ding was nog aardig intakt en bij adere informatie in het kleine uit- %)annlnkje aan de voet van de molen. Bleek dat de molen zou blijven gespaard. Er werd niet meer mee gemalen, wat van de meeste molens gezegd moet worden: de el^trische kracht leeft het gewonnen van de kracht van de wind.
De mensen in het stamineetje waren zeer spraakzaam en al was het vlak bij de franse grens, ze waren goed te verstaan. De standaardmolen moest afgebroken en, opgebouwd in Brugge, om er de toeristen mee te trekken. Op de duur komt alles nog in het museum terecht en zien wij van het echte leven niets meer dan achter het glas.
Vervolgens ging het over Poperinge, leper. Menen, door het golvende landschap, naar Kortrijk. In dit gedeelte van Vlaanderen heeft de reformatie vaste voet gekregen. Hier spraken de evangeliepredikers tot de mannen en vrouwen, die opgekomen waren, om het Woord des levens te horen. In de prachtige kerken was wel veel te zien en ook te horen, maar het volk werd niet gewezen op de noodzakelijkheid van het nieuwe leven, dat alleen door de Heilige Geest wordt gewerkt en door het geloof wordt aangenomen. Christus alleen en geen ander kon de schuld betalen; Maria kwam er niet te pas en, geen andere ,,heilige" kon ook maar iets aan onze zaligheid toedoen.
In deze streek werd Petrus Datheen geboren, de vurige hageprediker, bekend door zijn psalmberijming, die jaren in gebruik is geweest en die in sommige kerken nog wordt gezongen.
Er was honger en dorst naar het evangelie en uren stonden en zaten de toehoorders te wachten of de Geest des Heeren het Woord zou toepassen aan het hart. Men vreesde geen straf en blijmoedig hebben velen zich overgegeven om te sterven voor de Naam en de zaak des Heeren. De liefde tot God is sterker dan de dood. Door deze godsvrucht is het land gezegend geworden, want de Heere heeft gezegd: „Wie Mij eert, zal Ik eren."
En dan lees ik daar in „Daniël", 22ste jaargang no, 2:
„Zou de jeugd in de kerk veel aan de prediking hebben?" Uit het antwoord van velen bleek een ontstellende werkelijkheid: de preek gaat volkomen over de hoofden • heen. Hoe dat komt? Eén jongere zei: het is ook belangrijk hoe je luistert. En inderdaad, als je vragen hebt en bidt of je in de kerk een antwoord mag krijgen, dan luister je wel. Als er behoefte is aan Gods Woord, als er gebed is voor de predikant, dan mogen we ook zegen verwachten van de prediking. Tot zover het Jeugdorgaan van de
Tot zover het Jeugdorgaan van de prediking.
Tot zover het Jeugdorgaan van de Ger. Gemeenten.
Daar gaat het nu maar om: hoe doen wij alles, met welk doel? Zitten we in de kerk maar om te zitten en preken de dominees maar om te preken, dan zal er weinig vrucht te verwachten zijn. De predikant moet dicht bij God en dicht bij zijn gemeente leven, willen zijn woorden ingang vinden. Het moet niet gaan om de tijd vol te praten met woorden, die geen zin en inhoud hebben. En de toehoorders moeten open staan voor het woord. Als dat gebeurt, dan slapen we niet (hoe zouden we ook durven dat te doen!), maar dan zijn we afnemers en de dienaar des Woords zal het merken dat er aftrek is.
Zie, hoe goed en liefelijk is het, dat broeders ook te zamen wonen!
Zwerver.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's