Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toch gelukkig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toch gelukkig

VERVOLGTBBHAAL

7 minuten leestijd

Zij is afgestapt en wacht totdat Evert op zijn fiets zit, die naast hem in de berm lag. En dan fietsen zij naast elkaar verder, richting Weerdam, zwijgend „Ik heb m'n les niet afgemaakt, Jel

„Ik heb m'n les niet afgemaakt, Jellie."

Zwijgen. „Vanavond ga ik er aan verder." Stilte.

„Oom Gerrit was met zijn auto in Weerdam."

„Waar kwam je vandaan? Ik meendat dat ik je bij de parkeerplaats zag oversteken."

Op deze vraag heeft zij gewacht. „Ik ben op de thee geweest bij Victor. Lekkere thee hoor! En hij was erg aardig. We hebben overal over gepraat."

De handrem van Evert z'n fiets jammert; de wielen rollen niet meer. Zijn wangen worden een tintje bleker. Ook Jellie heeft zich van haar rijwiel laten glijden. Er is schrik in haar ogen als zij Evert aankijkt. Zijn ogen zijn poelen van jaloezie. Maar waarom eigenlijk! Ze is toch haar eigen baas. Zij smijt het hoofd in de nek en haar toon van spreken is agressief als ze met bijtende stem vraagt: ,,Moet ik jou van alles tekst en uitleg geven?" „Natuurlijk niet, maar de manier

„Natuurlijk niet, maar de manier waarop je het zei geeft te denken."

Onmiddellijk heeft hij spijt van zijn ondoordachte woorden. Maar het is te laat. Hij ziet haar hevig op de lip bijten en moeite doen om opkomende tranen achteruit te dringen. Dan grijpt ze het stuur van haar fiets. Zonder verder een woord te spreken rijdt zij weg, snel, gebogen, met woest trappende benen

Evert blijft staan, ontredderd. Zijn oren bewegen als die van een konijn en op zijn gezicht ligt een dwaze grimas. Hij laat zijn fiets vallen en gaat er naast zitten. Op de tast plukt hij een sprietje en steekt het in zijn mond, maar het is de steel van een paardebloem. Haastig, spuwt hij het bittere vocht uit.

„Wat een mooie middag", mompelt hij. Iedereen is in zijn nopjes met'zo'n prachtige dag, behalve hij. Nee, nog een Het is wel zeker dat Jellie er nog beroerder aan toe is. Hij heeft iets gezegd dat geen meisjes zou nemen. Het was niets minder dan een beschuldiging. Haar achterna gaan en het weer goed maken? Nee, dat vertikt hij. Wat deed ze daar ook! Heeft-ie daarom zijn rommel in de steek gelaten om haar op te zoeken. Terug naar huis en aan 't werk. Als ze morgen naar de kerk gaan zal hij het wel weer in orde maken met haar.

HOOFDSTUK 15

Het is een vertoornde Woortman die naast caféhouder Meurs in diens zaal staat. Deze zaal wordt veelal verhuurd aan iedereen die een avond om ruimte verlegen zit. Reeds lang had de zaal eens geverfd moeten worden, maar iedere keer werd het uitgesteld omdat Meurs geen andere ruimte beschikbaar heeft. .Maar nu moest het er toch maar eens van komen. Vrijdagsmiddags had Woortman aan Evert opdracht gegeven om grondverf gereed te maken. Deze was bestemd voor de deuren en ramen. Zaterdagmorgen togen zij met z'n vieren naar het café en sopten de daarvoor bestemde onderdelen, deuren en ramen dus, in de grijze grondverf. De opzet was duidelijk. Maandag zou deze verf droog zijn, zodat men dan dadelijk aan de slag kon gaan. Nu is het maandag, doch de verf is nog kletsnat.

Woedend gaan de ogen van de schilder nog eens langs de deuren. Alsof hij het niet kan geloven, tasten zijn vingers nog eens omzichtig over het vochtige grijs. „Het is niet te geloven", barst hij dan weer los. „Heb je telefoon, Meurs, maar natuurlijk heb je die! Mag ik even bellen?"

„Ga je gang, Woortman, in de gang hangt-ie".

Driftig draait hij de kiesschijf. „Ja, met Krijn, vrouw. Wil je even kijken of Evert in de werkplaats is? Als-ie er is, stuur hem dan onmiddellijk hierheen. Waar ik ben? Bij Meurs natuurlijk, waar anders?"

„'t Zal me benieuwen", bromt de caféhouder, die op een tafel is gaan zitten. Woortman staat voor het raam dat uitziet op de dorpsstraat.

„Daar komt-ie al. Wee ziJn gebeente als hij "

En dan gaat de deur open. Evert stapt binnen, nog licht hijgend van het snelle fietsen.

„Hier ben ik al, baas. De vrouw zei..." Hij zwijgt abrupt. De ogen van Woortman zien hem nijdig aan en ook Meurs blijkt niet in een stemming om een mop te vertellen. „Kom eens even hier jij. Nee, hier bij die deur. Strijk eens langs die verf!"

Evert doet het en bekijkt zijn vingertop.

Hij wordt vuurrood en stottert: „Maar hoe kan dat nou, baas? Ik... wij hebben zaterdagmorgen..."

„Juist, jullie hebben het de vorige week geverfd en het is nog zo nat als mest. En vertel me nou maar eens hoe dat mogelijk is!"

„Ik begrijp het niet. De verf was toch goed, alles zat er in!"

„Heb je soms vergeten om er siccatief bij te doen? Zeg het maar eerlijk als het zo is. Dan hoeven we niet langer raadseltje te spelen".

„Er zit siccatief in, baas. Ik zou daar een eed op kunnen doen".

Meurs lacht smadelijk. „Kerkelijke mensen staan dadelijk met eden klaar". Een boze blik van Woortman treft hem.

„Ik ben ook kerkelijk, Meurs. Ik heb nog nooit een eed gedaan. Wie me zo niet wil geloven, moet het maar laten. En Evert zei dat maar bij wijze van spreken".

„Maar ik zit met de rommel", snauwt de caféhouder. „Als ik wist dat het zo'n gepruts zou worden, wat ik naar Piet Tij sing gegaan. Maar ja, je weet hoe het gaat hè? Woortman heeft de naam. Hij is dé schilder en daarom..."

„Als je denkt dat Tijsing het beter kan, ga dan naar Tijsing. Ik hou je niet tegen. Maar hier klopt iets niet en ik zal niet rusten voor ik weet..."

„Wat jij gaat doen kan me niet schelen. Als je maar zorgt dat ik woensdagavond de zaal kan gebruiken".

„Daar kan ik niet voor zorgen, Meurs Of ik zou er deze grondverf weer af moeten halen".

„Laat maar zitten. Ik wil jouw personeel er niet weer aan hebben. Je kunt er dus op rekenen dat je nüj als klant kwijt bent, Woortman!"

Zonder nog een woord te .-!' verlaat Woortman het café. Eve * hem als een geslagen hond. Zn ' hun fiets en rijden weg.

„Nu we met ons tweeën zijn, r mij eens vertellen hoe dit in elkaar Evert. Want je zult ook wel begnjl dat er iets niet klopt".

Evert kijkt zijn werkgever vlutl van terzijde aan. Woortman is met' meer. Er speelt zelfs een glimlachje zijn mond. Dit geeft hem de moed te gaan praten.

„Er moet wat met die verf zijn, V man. Maar wat! 'k Heb een nieuu'c wit aangebroken. Ik doe er altijd droogsel in en dan zwart. Ik dacht laat ik er 'n extra scheutje in do^nj vlugger drogen. Maar in deze verf_ geen droogsel. Ik heb dat kunnen' ken".

„En je zegt dat je het er wél in gedaan! Hoe verklaar je dan je ' opmerking dat in deze verf geen si' tief zit?"

Bij de werkplaats stappen ze af. PJ loopt regelrecht naar de muur, '_ een aantal planken zijn aangeW voor het plaatsen van verfpottender aarzelen neemt hij een grotf en opent het deksel. Hij snuift ei en schudt het hoofd.

(Wordt veu

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 augustus 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Toch gelukkig

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 augustus 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's