Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Fransche koopmanszoon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Fransche koopmanszoon

VERVOLGVERHAAL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

— 23 —

Plotseling hernam hij zijn kalmte en sprak: „Ik kan niet naar huis, want dan zou ik weer in alles met de Roomse Kerk moeten meedoen en dat kan ik niet."

Er speelde een valse glimlach om de lippen van de heer Séduct, toen hij sprak: ,,0 ja, je bens tegenwoordig veel bij de Protestanten, hoor ik, maar hebben die het gebod dan niet: „Eert uw Vader en uw Moeder?" Ben jij niet verplicht, je Vader te gehoorzamen, die je gebiedt naar huis te komen?"

„Jawel, maar daar staat ook in de Bijbel: „Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen" en „Wie Vader of Moeder lief heeft boven Mij, is Mijns niet waardig."

„Leggen de Protestanten zo de Bijbel uit, dat ze de kinderen ongehoorzaam maken aan hun ouders en dat ze de liefde voor hun auders in hen doden? Dan begeer ik nog niet, er bij te horen, maar laten we maar geen dwaasheden doen; als jij bij je ouders komt, komt alles terecht."

„Maar ik kan mijn geloof toch niet verloochenen?"

„Och, je bent nog jong, dan heb je nog niet zo'n vast geloof. Eerst dacht je, dat Rooms-Katholiek alles was. Nu denk je weer, dat Protestant beter is en als je thuis bent en je ziet het schone van de Katholieke godsdienst weer, dan ben je weer blij, dat je toch Katholiek bent."

„Nooit, God heeft mijn ogen voor de waarheid geopend en die verloochen ik nooit weer."

„We zullen zien. Jonge hanen kraaien wel meer fel."

Onder al deze gesprekken was het rijtuig voortgereden en toen Jakob uit het raam keek, zag hij, dat ze op een tamelijk eenzame landweg waren. Hij vroeg: „Waar rijden we toch heen? We komen al verder en verder van de stad af."

Op een enigszins sarcastische toon gaf meneer Séduct ten antwoord: „We gaan naar Nantes. Heb ik je niet gezegd, dat mijn schip al klaar ligt?" Nu werd Jakob angstig. Trachtte die vreemdeling hem te ontvoeren? Opeens sprong hij op en riep: „Ik ga geen stap verder mee."

Terwijl hij dit zei, trachtte hij met geweld het portier open te maken, wat hem evenwel niet gelukte.

„Bedaar maar wat, jonge driftkop," riep meneer Séduct. „Dacht je, dat je er zo gemakkelijk uitkomen zou? Dan zou ik wel een ezel moeten wezen. Neen, hoor, dat portier krijg je niet open. Dat is op slot en de sleutel heb ik bij me. Wij rijden bedaard door tot het schip. Dat ligt op een eenzame plaats. Daar wachten helpers me op en in een oogwenk zijn we op 't schip. Wil je niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Maar 't verstandigste is, dat je je schikt m je lot. Ik breng je ook niet bij dieven en moordenaars, maar bij je eigen lieve Vader en Moeder."

Met ontzetting hoorde Jakob de vreem deling aan. Dus was hij nu toch gevangen en hij zag geen middel tot ontkoming. Machteloos zonk hij in het rijtuig achterover en uit zijn hart rees een stil gebed tot God omhoog.

De streek, waardoor het rijtuig nu reed, was wel eenzaam, maar toch stond hier en daar een boerenhoeve en ook waren er van afstand tot afstand enkele arbeiderswoningen.

Ze reden nu juist voorbij een hofstede, waarvoor enige landlieden nog van de avondlucht stonden te genieten. Even voorbij die hofstee boog de weg eich om. De heer Séduct en Jakob zaten nu enige ogenblikken zonder te spreken tegenover elkaar.

„Sint Jozef," riep opeens de heer Séduct, terwijl hij opsprong en eer hij nog iets meer kon zeggen, rolden hij en Jakob over elkander. Bij de bocht van de weg was het rijtuig tegen een paal gestoten, misschien omdat de koetsier zijn draai te kort nam. De streng van het paardentuig knapte af en het rijtuig sloeg om.

De heer Séduct en Jakob kwamen nu in een moeilijke positie. Het glas van het portier sloeg stuk, waardoor Jakob zich een weinig aan de hand wondde. Veel erger was meneer Séduct er aan toe, die bij het omvallen van het rijtuig met zijn hoofd onzacht tegen een ijzeren stang aankwam, zodat hij een ogenblik het bewustzijn verloor en daarbij zijn been zodanig bezeerde, dat hij zich moeilijk kon oprichten.

Gelukkig zagen de boeren voor de hofstee nog juist, dat op de hoek van de weg het ongeval plaats had. Zij liepen er haastig naar toe en trachtten de reizigers uit hun benarde positie te verlossen. Dat ging niet gemakkelijk, want het portier was met geen mogelijkheid open te krijgen. Ze moesten een opening in het rijtuig maken om de inzittenden te verlossen. Gelukkig had de koetsier, die er zelf vrij goed afgekomen was, want als de dieren op hol geslagen waren, zou de toestand veel erger geweest zijn. Toen de reizigers uit het rijtuig ver

Toen de reizigers uit het rijtuig verlost waren, bleek al spoedig, dat Jakob het er goed afgebracht had, maar dat zijn reisgezel veel meer had geleden. De boeren bemoeiden zich dan ook het meest met de laatste.

Toen Jakob zich evenwel weer vrij zag, had hij maar één gedachte, nl. zo spoedig mogelijk weer naar Rotterdam terug te keren. Hij verwijderde zich stilletjes en toen hij uit het gezicht was, zette hij het op een lopen. Wel een half uur liep hij aan één stuk door, zodat het zweet hem van het voorhoofd liep.

Terwijl hij nog hijgend voortliep, en van vermoeidheid nauwelijks meer verder kon, kwam een boerenwagen hem achterop rijden.

De boer riep: „Wat scheelt er aan, moet je om een dokter, is er iemand ziek, dat je zo hard loopt?" „Neen", zei Jakob, „ik moet naar

„Neen", zei Jakob, „ik moet naar Rotterdam en ik ben bang, dat ik er voor poortsluiten niet meer wezen kan."

„Klim maar op de wagen, ik moet toch ook die kant uit," zei de boer, terwijl hij stilhielt.

Jakob klom op de wagen en reed met de boer terug naar Rotterdam. Deze was benieuwd, hoe Jakob toch zo laat noch zo ver van de stad was.

Het was moeilijk om aan een vreemde heel de toedracht der zaak te verhalen en daarom zei Jakob alleen, dat hij met iemand een eindje wilde meerijden, maar dat de rit veel te lang geweest was en hij daarvoor te ver van de stad was gekomen. Tot overmaat van ongeluk was hij met zijn handen in een stuk glas gevallen. Jakob liet even zijn hand zien, die hij weer spoedig in zijn zakdoek wikkelde. Van het omslaan van het rijtuig vertelde hij maar niets, uit vrees, dat de boer nog meer vragen zou doen.

Gelukkig legde deze de zweep nog eens over zijn paard en reed m een tlmke draf, om Jakob zo mogelijk nog voor poortsluiten in de stad te brengen.

Dicht bij de poort hield de wagen stil JJe boer liet hem afstappen en zei, dat nij er nu net nog zijn kon. De bel had juist voor de eerste keer geluid. Jakob kwam nog tijdig de poort door en met een hart vol dankbaarheid voor zijn wonderbare verlossing spoedde hij zich naar huis.

Toen hij in het huis van meneer Gémolant kwam, zei deze: „U is laat, waar de vriend, we werden al wat ongerust. Maar gelukkig zien we u nu weer goed en wel hier. Maar wat is dat? Is er bloed aan uw hand?"

„O, 't is niet zo heel erg, alleen maar een klem beetje gekwetst. Ik ben mot mijn hand in glas gevallen. Als ik ze eens goed afgewassen heb, zal 't wel gauw beter zijn. Maar als de Heere niet voor me gezorgd had, zou u me allicht met weer gezien hebben." „Wat is er dan aan de hand; we waren

„Wat is er dan aan de hand; we waren al ongerust en vreesden, dat het een of ander ongeluk u getroffen had."

wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 februari 1980

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

De Fransche koopmanszoon

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 februari 1980

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's