Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Fransche koopmanszoon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Fransche koopmanszoon

V E R V O L G V E R H A A L

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Joh's Staal

— 25 —

Pater Ambrosius kon niet verhelen, dat hij wel bezorgd geweest was, toen de geruchten van Jacques' afwijking eerst tot hen kwamen, waarom hij toen ook de raad gegeven had, Jacques terstond terug te laten komen.

„Maar wat had dat gebaat? Nu gelast ik het hem en hij komt toch niet. Hij blijft in Holland." „Maar uw zoon is nog minderjarig.

„Maar uw zoon is nog minderjarig. GD hebt er alle recht op en daarom moet ge het er niet bij laten zitten. Ge moet er werk van maken om hem zo spoedig mogelijk naar huis te laten komen."

„Dat is mijn vaste plan, naar huis zal hy komen, goedschiks of kwaadschiks, we zullen zien, wie hier te zeggen heeft, een jongen van zestien jaar of zijn Vader."

Die nacht sliep de heer Hanapier niet rustig. Allerlei gedachten doorkruisten zijn brein. Viel hu in slaap, dan werd hij gekweld door nare dromen, 's Morgens stond hij op met wrevel In zijn hart over het verdriet, dat zijn zoon hem aandeed. Die dag schreef hij twee brieven. De eerste was aan zijn zoon. Daarin

De eerste was aan zijn zoon. Daarin schreef hij, dat hij nog eenmaal het vaderlijk bevel tot hem zond, om naar huis te komen. Bleef hij onwillig, dan zou in plaats van zegen de vloek over hem komen. Zijn ouders erkenden hem niet meer als hun kind, zolang hij niet tot hen terugkeerde. Geen centime van het erfgoed zou ooit voor hem zijn. Uitwissen zouden ze zijn naam uit hun geslachtsregister.

Alleen één ding kon de breuk nog helen; als hij berouwhebbend wederkeerde, zou hun hart nog voor hem openstaan, maar anders kon hij zich als uitgestoten beschouwen. Wüde hij niet terugkeren, zo behoefde hij ook niet meer te schrijven, want er zou geen antwoord op volgen.

Toen Jakob deze brief ontving, was hij diep bedroefd. Zo stieten zijn Vader en zijn Moeder hem dus uit, omdat hü zich vastklemde aan het Woord des Heeren, vastklemde aan zijn enige en volkomen Zaligmaker.

Nu gevoelde hij eerst recht, hoe lief hij zijn ouders had, hoe hij aan zijn zuster verbonden was. Rijkeiyk vloeiden zijn tranen. Zijn Vader en zijn Moeder hadden hem verstoten, nu stond hij alleen op de wereld.

In radeloze smart wierp hij zich op zijn knieën en in een vurig gebed stortte hij zijn gehele hart uit voor de Heere. En toen hij opstond, kwamen hem de woorden der Schrift te binnen uit de 27ste Psalm: „Want mijn vader en mijn moeder

„Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen." Toen zei hij enigszins vertroost: „De

Toen zei hij enigszins vertroost: „De Heere zal mij aannemen, laat ik op Hem vertrouwen."

De tweede brief, die de heer Hanapier schreef, was gericht aan zijn vriend Duchard In Orleans.

Deze Duchard stond aan het hoofd van een grote grossierderij, die zoveel was als een filiaal van de grote handelszaak van meneer Hanapier. Hij was dus enigszins aan deze ondergeschikt, maar dat belette niet, dat er in de loop der tijden tussen die twee personen ook een band van vriendschap was gekomen. Niet weinig had daartoe meegewerkt de activiteit en de soliditeit van de heer Duchard. Hanapier wist, dat men op hem aan kon.

Deze Duchard had In de Republiek der Verenigde Nederlanden, vooral in Holland, vele kennissen en vrienden. Zelf was hij een tyd lang in Holland geweest en kende niet alleen de taal, maar ook de zeden en gewoonten van ons land en omdat hij door zijn kennissen en vrienden, die hij niet alleen onder Roomsen, maar ook onder Protestanten had, veel invloed kon uitoefenen. achtte meneer Hanapier hem juist de geschikte persoon te zijn, om zyn zoon weer naar Frankrijk terug te brengen. Hij schreef hem uitvoerig, hoe de zaken stonden en dat hij er alles op gezet had, zijn zoon weer thuis te hebben. Daarvoor moesten kosten noch moeite gespaard worden en ten slotte verzocht hij dringend de heer Duchard, al zijn invloed aan te wenden om hem zijn zoon dood of levend weer te bezorgen. Al spoedig zou Jacob ervaren, dat de Duchard niet stil zat, doch deed, wat in zijn vermogen was, om zijn vriend te bevredigen.

De schrijver van Jakobs levensgeschiedenis zegt dan ook: „En, tenzij de Heere bij hem geweest ware, toen zouden zij hem levend verslonden hebben, als hun toom tegen hen ontstak."

XII GODDELIJKE BEWARING

Op een Zaterdagmiddag vinden we Jakob in zijn kamer. Hij heeft een brief in de hand, die hem zo juist is bezorgd. Deze brief is niet per post gekomen en wie hem bezorgd heeft, is onbekend, daar de brenger zich aanstonds verwijderd heelt.

Jakob bekijkt de brief van alle kanten. Hij heeft veel groter formaat dan de gewone brieven; daarenboven is de brief op vier plaatsen met lak verzegeld en staat aan de linker bovenhoek te lezen, dat hij van het stadhuis komt. Het is geen wonder, dat deze brief in hoge mate zijn belangstelling wekt. Spoedig heeft hij dan ook het omslag verscheurd en haalt er nu een papier uit, dat in de linker bovenhoek het wapen der stad Rotterdam draagt. Verder blijkt het een officieel stuk te zijn, waarin Jakob wordt opgeroepen om Maandag a.s. te vier uur te verschijnen op het stadhuis.

Deze brief maakt zijn gemoed onrustig. Hij weet, dat zyn vijanden overal op hem loeren en trachten hem In hun netten te vangen.

Kan ook dit een valstrik voor hem zijn? Maar het is toch een officieel stuk naar het lijkt.

In zijn onzekerheid en ongerustheid buigt hu zijn knieën en bidt tot God om wijsheid en leiding. Zo menigmaal had God de boze plannen der vijanden verijdeld. Ook nu was Zijn arm niet verkort.

Nadat hij gebeden had en nog eens over de zaak had nagedacht, besloot hij aan zijn vrienden raad te vragen. Morgen was het Zondag en hij wist, dat 's avonds na kerktijd enige vrienden zouden samenkomen ten huize van dominee Superville. Daarheen zou hij gaan om met hen

Daarheen zou hij gaan om met hen gemeenschappelijk raad te plegen. Hij zou dan naar de raad zijner vrienden handelen, in het vertrouwen, dat God hem daardoor de rechte weg zou wijzen.

We treffen hem dan ook Zondagavond

bij Ds. Superville aan. „Wel, dominee," zegt een der bezoekers, „hoe is het met uw Moeder? Ze is hier niet, naar ik bemerk. Toch niet ziek, hoop ik, dominee?"

„Gelukkig niet, Van Hameren. Ze is vandaag nog tweemaal ter kerk geweest, maar ze was wat verkouden en besloot van avond maar thuis te blijven."

„Wel Hanapier," zei dominee daarop tot Jakob, „hoe gaat het u, me dimkt je ziet wat bedrukt. Er is toch geen nieuwe zwarigheid?"

„Dat niet bepaald, dominee, maar ik zou wel gaarne raad willen hebben van u of van de andere vrienden, die hier zijn. Zie eens hier, dominee, gisteren kreeg ik deze brief en ik wou van u wel eens raad hebben, wat ik hier mee doen moet,"

Dit zeggende, riekte hy dominee SupervUle de brief over. De dominee bekeek de brief, las die en gaf hem toen rond, zodat alle vrienden hem konden lezen. Daama werd er druk over gesproken. Sommigen waren bang, dat het weer een list der vijanden was, maar daar stond tegenover, dat deze brief toch een officieel stuk bleek, waarop het wapen der stad Rotterdam stond. De ondertekening was, wel is waar, onduidelijk, maar dat gebeurde wel meer met stukken, die van het stadhuis kwamen en die daarom toch wel echt waren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 maart 1980

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

De Fransche koopmanszoon

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 maart 1980

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's