Overdenking uit de Heilige Schrift
OM TE BEHOUDEN „Maar Zich omkerende, bestrafte HJ hen en zelde: gy weet niet van hoedanigen geest gy xgt. Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensenzielen te verderven, maar om te behouden". (Lukas 9 : 55, 56a)
De Heere Christus heeft boden vooruit gezonden naar een dorp der Samaritanen om voor Hem herberg te bereiden. Maar ze zijn er niet in geslaagd een onderkomen voor Hem en Zijn volgelingen te bespreken. Voor de Meester, Die op weg is naar Jeruzalem, zo is hun gebleken, valt op een welkome ontvangst niet te rekenen. Men is niet bereid Hem gastvrij te ontvangen.
Hoe teleurstellend moet deze afloop zijn voor hen. Meer nog, hoe onterend en grievend
Meer nog, hoe onterend en grievend moet deze afwijzing zijn voor Hem.
Waaraan heeft Hij dit verdiend? Hoe lijdt Hij ook hier aan de vervulling van het psalmwoord dat ze Hem zonder oorzaak haten. Twee van Christus' meest vertrouwde discipelen Johannes en Jakobus, hebben daarvan iets aangevoeld. Ze kunnen het niet hebben, dat hun Meester, Die ze zo lief hebben, zo smadelijk wordt bejegend. Gaat dat dan zomaar? „Heere", zo vragen ze, „wilt Gij dat we zeggen dat vuur van de hemel nederdale en dezen verslinde?" Boanerges had Jezus hen eenmaal genoemd, zonen des donders. Welnu, die naam willen ze met ere dragen. Vurig willen ze ijveren voor hun Heere en Meester; strijden te vuur en te zwaard tegen al het Hem onterende in woord en daad. Gaat dat dan zomaar? Komt die vraag
Gaat dat dan zomaar? Komt die vraag nooit bij u op, uit hefde en hoogachting voor de Naam en het werk des Heeren?
In onze dagen strijden velen — en terecht — tegen mensonterende praktijken dichtbij en verder weg op deze wereld.
Maar wie is er onder ons, die het niet hebben kan, het Christus-onterende in velerlei openlijk of meer bedekt afwijzend staan tegenover Hem in heel onze samenleving? Wie is er, die er geen vrede mee kan en wil hebben, dat er ook onder ons onder vrome voorwendsels zoveel deuren toeblijven voor Hem als Zaligmaker van zondaren ?
Misschien voorheen nog welkom zeker thans niet meer. Hoeveier leven is daarmee niet getypeerd! Maar moet en kan dat dan zomaar geaccepteerd? Immers Hij wordt erdoor onteerd? Wie Hem leert liefkrijgen gaat dat steeds zwaarder wegen: de eer des Heeren, de gloria Deï (Calvijn)
In die gevoelen komt de gestalte van Elia, de man Gods uit Israels koningentijd, de beide zonen van Zebedeüs voor de geest. Dat is niet zo verwonderlijk als het misschien lijkt. Nog maar even zagen ze zijn verschijning, toen ze met Jezus waren op de berg der verheerlijking. (Lukas 9 : 28-36) Wat werd het leven van deze profeet niet gekenmerkt door een ijveren voor de eer van God! Hij kon naar waarheid getuigen: „ik heb zeer geijverd voor de HEERE der heerscharen". Had eens deze Elia niet gevraagd of de HEERE vuur wilde laten regenen van de hemel? (2 Kon. 1)
Welnu, datzelfde kan toch nog? Heere, zo vragen ze in vertrouwen daarop, wilt Gij ? Moet u alvorens u het hoofd wilt
Moet u alvorens u het hoofd wilt schudden over zulk een vragen ( we weten immers dat Jezus hen bestrafte), niet beschaamd het hoofd buigen. Leg er uw leven eens naast.
Naast zoveel geestdrift. Naast deze ijver voor Christus' eer. Naast zulk een geloof ook in de kracht van het gebed. Immers deze jongeren van Jezus verzuchten niet:
Elia... ja, dat was een bidder... en in z ij n tijd, ja toen maar wij in onze dagen, wie zijn wij? Wat zouden wij? Nee, ze weten dat Elia een „mens was, gelijke bewegingen als wij" (Jak. 5 : 117. Maar deze man Gods wist wie hij diende. Zijn naam sprak daarvan: mijn God is de HEERE. En ze weten: Ella's God is niet veranderd.
Hij leeft toch nog! Toch nog is Hij wonderlijk van raad ,groot van daad, Weten wij daarvan mee te spreken, mee te belijden? „God leeft toch nog! Wat versaagt g'o ziel dan toch?" Moeten we ons niet schamen over zoveel ongeloof en kleingeloof? Heere, wilt Gij dat wij zeggen ?
Heere, wilt Gij dat wij zeggen ? En toestemming gevend bestrafte Hij in een oogwenk degenen, die Hem door hun afwijzen zozeer hadden getergd en gegriefd
Nee, toch niet! Ik lees het in de tekst heel anders. Maar Zich omkerende, bestrafte Hij hen. Niet de schenders van Zijn eer, maar deze beide vurige ijveraars voor Zijn eer. „Gij weet niet", zegt Jezus, „van hoedanigen geest gij zijt".
Vurig van geest, jawel. Maar van welke geest? Zij wisten het niet, maar Hij wist: het is niet de Heilige Geest, die de geesten beproefde of ze uit God waren.
De geest der wraak, die de ijver van zijn jongeren thans doortrekt is niet uit God.
Welk een geest zit er achter, ook achter ons opkomen voor de Naam des Heeren, ons ijveren in Zijn dienst? Dat is een ontdekkende vraag. Het spreekt niet vanzelf dat dat de H. Geest zou zijn. Is het misschien een geest, die niet uit God is maar uit de boze? Jezus ontwaart in het ijveren van Zijn jongeren de gestalte van de boze, al zoekt hij ook schuil te gaan achter de gestalte van de man Gods. Zijn spraak bij monde van de zonen des donders verraadt hem. „Om te verderven", dat is zijn opzet. Daarop is hij uit vanaf den beginne
Daarop is hij uit vanaf den beginne en altijd weer. Daartoe ook lokt hij uit. Richtte Jezus zijn aangezicht om naar
Richtte Jezus zijn aangezicht om naar Jeruzalem te reizen, satan ook. Aanlokkelijke wegen van zelf-behoud spiegelt hij Hem voor een en andermaal bij monde van Zijn discipelen ten einde Hem van de lijdensweg af te voeren. Maar de Heere laat Zich niet meevoeren, niet meenemen in zulk een geest-drift. Niet in Petrus' geestdrift om op de berg der verheerlijking te blijven, niet in de geestdrift van Johannes en Jakobus om in wraak te verderven in plaats van te verdragen.
Om te behouden, te redden, zalig te maken, daartoe is Hij gekomen. Daartoe gaat Hij de zware weg van verachting en smaad, lijden en dood. Hij gaat die weg geheel, geen schrede wijkt Hij daarvan eigenmachtig. Ook door dit vlek loopt die weg, om in gehoorzaamheid aan de Vader te gaan. Hij is gekomen en zulk een weg is Hij gegaan om te behouden. Hij is ook nu tot uw behoud genegen. Twijfel daaraan toch nooit. Hoevele malen is Hij niet tot u gekomen in Woord en Sacrement om te behouden? Ook nu, terwijl u deze overdenking leest wordt het u betuigd: „wordt be-houden van dit verkeerd geslacht!" Door het bloed Zijns Zoons gerechtvaardigd zijnde, zegt de apostel, zullen we door Hem behouden worden van de toom.
Kent u de behoudende kracht van het bloed, door Hem op Golgotha gestort? Mag u het weten door het geloof dat
Mag u het weten door het geloof dat uw behoud in niets en niemand anders ligt, dan in Hem alleen? Dan zal dit uw bede zijn: het Lam te mogen volgen, waar Het ook heen gaat, uw treden te zetten in Zijn spoor. Het gebed om de geestdrift tot ijveren voor de eer Zijns Naams, die uit de Heilige Geest is. Niet om te verderven in wraak, maar om te behouden in liefde en zachtmoedigheid.
Toen de apostel Paulus stierf aan zijn vrome ijveren te vuur en te zwaard, en Hem, Die hij vervolgde als Behouder leerde nodig en lief krijgen, toen ook kwam de ware ijver in zijn leven.
„Allen", getuigt hij, „ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou". (1 Kor. 9 : 22) De Heere Christus volgen dat betekent: het oordeel uit handen geven, zoals Hij het uit handen gaf en overgaf Dien, Die rechtvaardig oordeelt.
Ik leer het oordeel uit handen geven. Het oordeel allereerst over mezelf. Ik weet dikwijls niet van hoedanigen geest ik ben, maar Hij weet het. Daarom bid ik dagelijks: doorgrond mij o. God en k enmij en leid mij op de eeuwige weg, de weg achter Uw Zoon Jezus Christus. Leert u me Heere op die weg te ijveren en niet te verflauwen, smaadheid om Uwentwil te verdragen. Bestraft U me Heere, wanneer dat nodig is. En hoemeer ik het leer van hoedanige geest ik ben, toch altijd weer ben, hoe meer wordt het me een wonder dat Hij wel bestraft, maar niet verstoot. Mag ik Hem volgen, zoals ook Jakobus en Johannes Hem nog mogen blijven volgen, tot zelfs in Gethsemané? Ik, die wil verderven, zo weinig beseffend hoe verdorven ik zelf ben. Ik, die vuur begeer, maar het niet ka nverdragen als ik zelf in de hitte van Gods gramschap verkeer. Nog mag ik gaan achter Hem, opdat
Nog mag ik gaan achter Hem, opdat mijn verdorven natuur meer en meer vernieuw zou worden, en die gezindheid in mij zou zijn, die ook in Christus Jezus was, om te behouden.
Ook het oordeel over Die Hem, en mij in Zijn voetspoor gaande, smaden, de deur wijzen, grieven, kwetsen, leer ik uit handen geven. Ik roep daarover om Christus' wil het oordeel niet in in zachtmoedigheid alleen zal ik ijveren voor Zijn eer.
Om te behouden zonder dat te bedoelen kunnen we Christus' discipel niet zijn.
Al strijden we nog zo voor de waarheid, al staan we pal in geestdrift en ijver. Laten we ons dat van Zijnentwege
Laten we ons dat van Zijnentwege voor gezegd houden.
Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden. Ja, alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Die in Hem gelooft wie is dat? Dat is hij, die Hem nodig krijgt als
Dat is hij, die Hem nodig krijgt als Behouder, als de Enige die van verderf het leven kan en wil verschonen. Die op Zijn kloppend vragen om als Behouder Zijn intrek te mogen nemen, niet anders in verwondering weet te doen, dan stamelend te beliiden: „Heere, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen". Van zulk één immers getuigt Hij: „Ik heb zo'n groot geloof zelfs in Israel niet gevonden". D. D. D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1980
Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's