Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De val van Bergen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De val van Bergen

VEBVOLGVERMAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Historisch verhaal uit het jaar 1572.

Den Hertog's Uitgeverg — Utrecht.

— 14 —

Ontroerd drukken ze elkaar de hand. Geert en Klaas worden bestormd met vragen. „Later zal ik alles vertellen", wimpelt Geert af. „Nu is het daarvoor niet de geschikte tijd want we moeten dadelijk vertrekken. Jij moet ook mee San! Ik wil proberen of neef Hein ons voorlopig wil herbergen, dan zien we later wel weer. U gaat toch ook mee Foppesz.? Voor u heeft neef Hein zeker nog wel een plaatsje vrij. Voor de aanhangers der „nije leer" staat zijn deur altijd open".

„Mijn beste vriend", antwoordt de Iiageprediker, „uw bedoeling is heel goed, maar het zal toch heus niet gaan. Door mij zijn jullie al in ongelegenheid geraakt en het wordt nu mijn tijd om te vertrekken. Nog deze nacht wil ik proberen de omgeving van Bergen te verlaten en zo God wil, elders te gaan prediken. Ik wil jullie allen, naast God, hartelijk danken voor de gastvrijheid die ik hier heb ondervonden. Aardse goederen bezit ik niet en ik kan u dan ook niet belonen voor alles wat u voor mij deed. Maar ik wens u allen Gods onmisbare zegen toe. Ik hoop van harte dat we elkaar nog eens weer mogen ontmoeten, maar dan in betere omstandigheden dan we elkaar nu gezien hebben. Wat is er in die enkele uren al veel voorgevallen! Ik kan er u niet genoeg voor danken. Zo'n vriendschap ontmoette ik nog nooit!"

Ontroerd hebben Geert, San en Klaas geluisterd. Allen drukken hem nu de hand. „Als u dan toch niet langer bij ons wilt blijven dan neem ik nu afscheid van u als een van mijn beste vrienden die ik ooit heb gehad", zegt Geert. „Nee Foppesz., deze dag zal ik nooit vergeten en ik hoop dat we elkaar nog eens spoedig weerzien".

„Dat hoop ik ook vriend", antwoordt Foppesz. „maar laten we, voordat we uiteen gaan, eerst de Heere danken voor Zijn grote zegeningen die Hij aan ons heeft bewezen".

Allen knielen neer en de hageprediker doet een vurig dankgebed. Hij dankt God voor de zegeningen die zij mochten ondervinden, in het bijzonder de redding van.Geert, en vraagt Hem of Hij hen verder wil geleiden op de donkere wegen die zij nog moeten gaan. Na het gebed staat hij op en drukt allen de hand, hen Gods onmis bare zegen toewensend. Enige ogenblikken later verdwijnt hij in de duistere nacht... „Arme man", mompelt San terwijl ze de hageprediker ontroerd nastaart. „Een fijne kerel", kan Klaas niet nalaten te zeggen.

„Nog nooit heb ik zo'n man meegemaakt", zegt Geert. „Het is een- reuze kerel en ik vind het jammer dat hij zo onverwachts van ons scheiden moet. Ik had hem nog graag een poosje bij ons gehouden. Wie weet aan welke gevaren hij zich nu weer bloot moet stellen". „Foppesz. heeft al veel meegemaakt", zucht San. „Ik hoop toch dat we hem nog eens weer zien".

„We moeten nu zelf ook vertrekken", dringt Geert aan. „We mogen geen ogenblik meer verliezen want de spekken zullen ons nu toch zeker wel hebben gemist!" In allerijl worden de nodigste dingen bij elkaar gezocht en ingepakt. San neemt een groot pak kleren mee en Geert slaat zijn musket over de schouder. To ende Spanjaarden huiszoeking bij hem deden, heeft hij het wapen in de kelder opgeborgen, zodat de soldaten het niet konden vinden.

Nadat hij de deur zorgvuldig heeft gegrendeld, vertrekken ze, nog onder de indruk van al het gebeurde van die dag.

In het donker van de nacht zoeken ze een goed heenkomen. Maar hoe donker de nacht ook mag zijn, de toekomst die ze ingaan is nog donkerder en onheilspellend dreigen de toekomstige gebeurtenissen. ..

HOOFDSTUK VI DE VERRADER

Kapitein de Tolento is woedend. Met driftige passen loopt hij zijn kamer op en neer. Af en toe blijft hij staan en stamptvoet van ergernis. Zijn donkere ogen vlammen onheilspellend.

„Hoe is het mogelijk", ijsbeert hij. „Ontsnapt!" „Hoe kon ik toch zo dom zijn om die zogenaamde monnik te vertrouwen! Alles loopt me ook tegen. Een Spaans officier bij de neus genomen door zo'n Hollandse boerenkinkel. Het is om uit je vel te springen".

Hij besluit zijn alleenspraak met 'n zware vloek. Juist gaat de kapitein achter zijn bureau zitten, als er aan de deur wordt geklopt. „Binnen!"

Een soldaat van de wacht treedt binnen. Hij salueert beleefd.

„Hier is iemand om u te spreken kapitein", meldt hij.

„Vandaag wil ik door niemand lastig gevallen worden", antwoordt de kapitein nors. „Laat hem vertrekken!"

Hij buigt zich weer over z'n bureau en bemoeit zich verder niet met de soldaat. Deze groet en vertrekt. Even later is hij echter alweer terug.

„De man moet u spreken kapitein, het is zeer dringend".

„Laat hem dan maar binnen!" Enige ogenblikken later verschijnt een jonge knaap in de deuropening. Zijn haren hangen sluik over het voorhoofd. Zijn spieetogen gaan loerend rond. De jongen maakt op de kapitein geen gunstige indruk.

„Wat wil je van me?" vraagt de kapitein nors.

„Mijnheer de kapitein, zoals u weet is er gister een gevaarlijke ketter ontsnapt", begint de binnengekomene.

„Je moet me geen dingen vertellen die ik al weet!" bulderd de kapitein woedend. De jongen krimpt ineen van angst. Zo'n grote mond heeft hij niet verwacht.

„N...nee kapitein", stottert hij, „m... m...maar..."

„Geen maren hier!" brult de kapitein. „Vertel me kort en zakelijk wat je op je hart hebt. Ik heb waarlijk geen tijd om naar allerlei jongensgepraat te luisteren. Begrijp je dat goed?"

„J...ja kapitein", antwoordt de jongen stotterend.

„Vertel op!" gebiedt de kapitein. De jongen herstelt zich zo goed als 't gaat.

„Ik weet waarschijnlijk waar deze ketter zich ophoudt", zegt hij.

„Waarschijnlijk? Daar heb ik niets aan. Je moet het zeker weten!" Het Is nu stil in het vertrek. De jongen weet niet wat hij moet antwoorden. De kapitein schijnt na te denken. „Welke ketter bedoel je eigenlijk?" vraagt hij nu iets vriendelijker dan zoeven.

„De ketter die gister is ontsnapt", antwoordt de kpaap, niet wetend dat er op diezelfde dag twee ketters ontsnapt zijn.

Het hoofd van de kapitein wordt nu paars van woede.

„Maar welke dan, ezel?!" brult hij. „Er zijn gister twee ketters ontsnapt!" „O," antwoordt de knaap onnozel, „dat wist ik niet".

Het begint de kapitein te vervelen. Zijn geduld raakt ten einde. „Geef antwoord op mijn vragen en

„Geef antwoord op mijn vragen en hou verder je mond!" beveelt hij. „Hoe zag de man er uit die je gezien hebt?"

„Het was een mager mannetje met blonde haren en een kleine baard. Zijn gelaat was bleek", antwoordt de knaap.

„Wanneer zag je die man?" „Vanmorgen om half vijf, mijnheer de kapitein".

„En waar zag je hem?" „Ik was op het land van mijn baas aan het werk..." begint de verrader te vertellen.

„Dat vraag ik je niet!" schreewt de kapitein die niet houdt van allerlei praatjes en breedvoerige gesprekken. Hij Is zelf altijd kort en zakelijk.

wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 mei 1980

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

De val van Bergen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 mei 1980

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's