Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking

GELOVEN TEGEN DE KLÏPPEN OP

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„... zo weet ik tóch, dat het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zvjn aangezicht vrezen". Prediker 8 :12 B

De levensgang van een mens is vaak grillig en vol onverwachte bochten en krommingen. We kunnen onze levensweg wel tevoren trachten uit te stippelen, maar dikwijls wordt er een streep gehaald dwars door al onze plannen en berekeningen. We komen voortdurend voor verrassingen te staan, soms onaangename, soms ook aangenaam van aard. Wat het vooral zo moeilijk maakt om nog een patroon te ontdekken in het borduursel van de gebeurtenissen, dat is de constatering waartoe de Prediker na lang onderzoek gekomen was. Dat namelijk een zondaar wel honderdmaal kwaad kan doen, terwijl het hem of haar tóch goed blijft gaan. Zo maar ongestoord kunnen de goddelozen gang gaan, alsof er niet is: een God Die leeft en op deez' aarde vonnis geeft. hun Daarentegen kan juist de rechtvaardige zo vastlopen, zo in de knoei komen en slag op slag te verwerken krijgen. Is dat niet huiveringwekkend? De leiding van de HEERE is niet of nauwelijks aan te wijzen, laat staan na te rekenen. Dat geldt in het klein voor onze eigen

levensgeschiedenis en nog veel sterker voor het groter verband van de kerkgeschiedenis en de wereldgeschiedenis. En in zo'n wereld van onzekerheden, temidden van zo'n wirwar van wegen die leiden naar onbekende bestemming, groeien we op, kiezen we een beroep, gaan we misschien trouwen, krijgen we wellicht kinderen, bereiken we de middelbare leeftijd of worden we bejaard. Maar nu klemt de vraag: hoe is het met uw oriëntatie? Dat wil zeggen: weten we waar we staan en waarheen We gaan? Beseffen we de richting en het doel v£in ons leven? Die oriëntatie is noodzakelijk! We zijn immers geen koeien of varkens die zo maar voor het vaderland weg leven. Als mensen dienen we te weten waarvoor we leven en er moet een antwoord komen op de levensvraag „Quo vadis", waarheen gaat gij?

Willen we ons oriënteren, dan moeten we wel een vast punt hebben. Als de chaos, het blinde noodlot en de zinloosheid het laatste woord hebben, blijft er alleen maar over de wanhoop van de moderne mens. Hij komt nergens vandaan en hij gaat nergens naar toe — hij voelt zich alleen maar in de wereld geschopt. Gode zy dank is er echter een vast oriëntatiepunt. De Prediker heeft dat na lang zoeken gevonden. Hij is niet een eeuwige twijfelaar gebleven, maar heeft leren geloven tegen de klippen op: „zo weet ik tóch, dat het dien zal

„zo weet ik tóch, dat het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen". Niet: zo vermoed ik of veronderstel ik, maar: zo weet ik. Het gaat hier om de vrolijke wetenschap en de gegronde verwachting van het geloof. Dat is geen kwestie van rekenen, berekenen of narekenen — maar van op Hém rekenen en dan ook met Hem rekenen in de prak

tijk van het leven. De tekst noemt dat: Hem vrezen, diep in ons hart respekt hebben voor de HEERE door de werking van Gods Geest

Tegenwoordig zegt men graag: het geloof moet handen en voeten krijgen. Welnu, de vreze des HEEREN is een zaak van hart én handen én voeten. Een diep doorleefde eerbied vanuit de wedergeboorte van ons hart, waardoor we de HEERE niet bedroeven willen, waardoor Hij het voor het zeggen mag hebben in ons leven. Veelzeggend is de herhaling:

„Hem vrezen, voor Zijn aangezicht vrezen?" Het leven van het geloof is het leven coram Deo, voor Gods aangezicht — niet langer met de rug naar Hem toegekeerd. Om zo ook te letten op Zijn wenk en wil.

Vanuit deze vreze als respekt en eerbied is er ook een „kinderlijk toevoorzicht", een stU vertrouwen dat overeind blijft, al schijnt het honderd maal doorkruist te worden door de feitelijke werkelijkheid.

„Zo weet ik tóch dat het die zal welgaan die God vrezen..." Want al gaat uw levensweg dan door de diepte, Hij verlaat u niet. Al zou u geen weg meer weten, de HEERE baant er één dwars door woestijn en wüdemis, al zou u voor een afgrond komen te staan — Hij legt een brug over die kloof. Daarentegen: „de Goddeloze... zal zijn als een schaduw, omdat hij voor Gods aangezicht niet vreest". Een schaduw die verdwijnt, tegenover het hchaam dat blijft tot in het eeuwige leven. Deze vreze des HEEREN is een gave Gods. Maar de Heilige Geest wil het jong en oud dan ook Ieren voor Gods aangezicht te vrezen. Op uw noodgeschrei doet Hij grote wonderen. Veenendaal Ds. J. Hoek

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 1980

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

Overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 1980

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's