Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

V E R V O L G V E R H A A L

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

V E R V O L G V E R H A A L

De val van Bergen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Historisch verhaal uit het jaar 1572 door JAAP DE KORTE Den Hertog's UitgeveryUtrecht

„Daar heb je het al!" roept Geert, „het poortje staat nog open!" De sleutel steekt nog in het slot van de poortdeur. „De monnik heeft wel haast gehad", konklureert Klaas.

„Het is jammer dat we daar niet eerder aan gedacht hebben", vindt Geert. „Het is ons duur te staan gekomen. Herman is dood... Gelukkig stond hij alleen op de wereld. Zijn ouders zijn al lang geleden gestorven en hij was ongehuwd".

„Als de gevangenen nu maar goed overkomen", zegt Klaas, „dan hebben we in elk geval ons doel bereikt". Ze keren nu naar hun makkers terug. „Het wordt nu hoog tijd dat we vertrekken mannen", zegt Geert. „We moeten voortmaken, voordat de Spanjaarden versterking gaan halen".

Somber wordt de terugtocht aanvaard. De mannen spreken niet veel. Ze hebben de strijd gewonnen maar... hun makker is dood. Dit verlies weegt de dappere geuzen zwaar en heeft hen allen diep getroffen. Herman was altijd een gezellige kerel en een graag geziene kameraad. En nu dit... Plotseling zijn ze hun strijdmakker kwijt.

In het hart van sommigen laait de •woeste wraak op tegen de gehate Spanjaarden. Ze zweren bloedige wraak tegen alle vijanden die hen de voet dwars durven zetten. Het bloed van hun makker zal gewroken worden!

Er wordt echter niets gezegd. In het hart van de geuzen stormt het, maar als ze naar de draagbaar kijken waarop de gesneuvelde ligt, dan zijn er ook weer andere gedachten en ze huiveren als ze de kille dood zo van nabij zien. De anders zo luidruchtige en ruwe kerels, keren nu zwijgend huiswaarts. Ze hebben hun doel bereikt, dat is waar. Het klooster is geplunderd en de gevangenen bevrijd. Maar het gelag is duur betaald!

HOOFDSTUK VIII HET VONNIS VOLTROKKEN Het is druk in de herberg „De Luifel". Verschillende reizigers komen en gaan. Aan de tafeltjes in de ruime gelagkamer zijn de meesten in druk gesprek gewik

keld, terwijl ze zich het schuimende bier goed laten smaken. Buiten is het koud en de verkleumde reizigers scharen zich in groepjes om het gezellige brandende haardvuur.

Het is vandaag wel bijzonder druk in Brussel. De herbergen, die Einders toch ook wel druk bezocht worden, zijn overvol. Aan al deze drukte is te merken dat er vandaag weer eens grote dingen staan te gebeuren! Terwijl de reizigers en kooplui zich

Terwijl de reizigers en kooplui zich tegoed doen aan het bier dat bij grote kruiken vol naar binnen wordt geslagen, wordt de deur van de gelagkamer geopend en een tweetal marskramers treedt het vertrek binnen. Ze groeten beleefd en de waard beantwoordt hun groet met een vriendelijk: „Komt binnen mannen, hier is nog wel een warm plaatsje voor jullie". Hij wijst naar een onbezet tafeltje dat in een hoek van de gelagkamer staat.

De marskramers zetten zich neer, terwijl de oudste van hen een kruik bier bestelt. De waard is al spoedig bij hen en reikt hun het verlangde toe. De kooplui ontdoen zich van hun zware mars en laten zich het bier goed smaken. De dikbuikige waard komt bij hen zitten en knoopt een gesprek met hen aan. „Mijn dochter kan het nu wel even alleen af", meent hij. „Het wordt nu iets rustiger. Het is anders druk vandaag; er zal wel weer veel belangstelling zijn". „Er is veel volk op de been", antwoordt de jongste van de marskramers. Ik denk dat er niet dikwijls zoveel volk binnen de muren van Brussel is als thans. Het is ook wel de moeite waard om er aandacht aan te schenken. Ik vind het verschrikkelijk!"

„Stil toch man! niet zo luid!" waarschuwt de waard terwijl hij zijn blik op een vijftal Spanjaarden werpt. Deze zitten in een andere hoek van het vertrek en horen niets. Ze zijn verdiept in hun dobbelspel. Zo nu en dan klinkt er een uitroep van verbazing, afgewisseld door een gesmoorde vloek.

„Ze hebben niets gehoord", meent een van de marskramers. „Toch is het beter niet al te luidruchtig te zijn". Het gesprek wordt nu verder fluisterend gevoerd.

„Jullie kamer is reeds in gereedheid gebracht", licht de waard hen in. „Mijn dochter heeft een goede plaats voor jullie uitgezocht".

lie uitgezocht". „Het is goed", lacht de oudste van de marskramers. „We zullen er deze nacht dankbaar gebruik van maken. Morgenochtend vertrekken we weer vroeg en een goede nachtrust zal ons zeker geen kwaad doen".

De waard staat op. „Ik zal mijn dochter nog even helpen", zegt hij, „het wordt nu weer drukker". Een viertal Spanjaarden stormt de gelagkamer binnen. Rinkelend gooien ze de deur achter zich dicht.

„Waar is de waard?" schreeuwt er een. „We willen bier!"

De herbergier is wel aan dergelijke taferelen gewend. Het gebeurt niet zelden dat er beschonken soldaten binnenvallen. Uit ervaring weet hij dat het dikwijls moeilijkheden oplevert. Reeds meermalen is het op een gevecht tussen de burgers en soldaten uitgelopen en het heeft baas Dirksz. al verscheidene glazen gekost. Het is dus geen wonder dat de waard op dergelijke bezoeken minder gesteld is. Hij weet echter hoe hij het beste kan handelen met de soldaten. De ervaring heeft hem geleerd, dat men met zachte hand meer bereikt dan met veel lawaai.

Anderzijds moet men het soldatenvolk ook niet te veel toegeven, daar ze anders te lang blijven plakken. „Natuurlijk krijgen jullie bier", antwoordt hij, „maar denkt er aan, met één kruik moeten jullie volstaan! Als je 'm leeg hebt moet je vertrekken".

„Schiet wat op man!" schreeuwt nu een andere soldaat, „we hebben dorst". Als je ons geen bier geeft, wordt je ook onthoofd, net als die ketter, dus denkt er aan!" lalt nu weer een ander.

De waard antwoordt niets maar schenkt een kruik vol met schuimend bier en geeft dit aan de soldaten. Het duurt niet lang of de kruik is leeg. De Spanjaarden hebben weinig zin om nu al te vertrekken en terwijl ze zich om het buffet scharen, vragen ze om een tweede kruik.

Baas Dirksz. weigert echter beslist. „Gaat nu mannen!" dringt hij aan, „de gelagkamer wordt te vol. Moeten jullie niet naar de Grote Markt? Mij dunkt, er zal daar toch wel iets te beleven zijn". ,,Da's waar ook!" schreeuwt een van de soldaten, „komt jongens! Er wordt een ketter onthoofd en daar wil ik bij zijn".

Hij werpt de waard een geldstuk toe en staat op. De anderen volgen hem. „Ha!" roept er een, „we zullen eens zien wat die ketter te vertellen heeft. Ik wou dat ik hem zijn hoofd mocht afslaan. Het zou me een waar genoegen zijn. En jij baas Dirksz.," zo vervolgt hij zijn dronkenmanstaal, „als jij ons in het vervolg geen bier meer schenkt, zal het met jou niet veel beter aflopen". Waggelend op zijn benen volgt de snoever zijn makkers en verlaat de gelagkamer, honend spotlachend. Zuchtend kijkt de waard het ploegje na.

„Gelukkig, die zijn verdwenen". De beide marskramers kunnen zich inmiddels nauw'lijks bedwingen. „Het was beter geweest dat je die dronkelappen meteen de deur had uitgesmeten", valt de jongste heftig uit '- de dronkaards verdwenen zijn. wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1980

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

V E R V O L G V E R H A A L

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1980

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's