Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking uit de Heilige Schrift

..Strydt om in te gaan door de enge poort!" Lucas 13 : 24 a

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ach, weet u lezers, de Heere Jezus weet best, dat we deze strijd nooit in eigen kracht zullen kunnen strijden. Dat hoeft ook niet! Dezelfde Heiland, die de waarschuwing van onze tekst uitsprak en opriep tot deze zware strijd, Hij heeft ook gezegd tot dat strijdende volk: „Ik ben de deur; die door My ingaat, die zal behouden worden!" Hij heeft immers de zwaarste strijd gestreden en ook uitgestreden toen Hij het uitriep aan het vervloekte hout: ,,Het is volbracht!" Ziet, daarom hoeft ook geen enkele strijder te wanhopen en bang te zijn dat hij nog eens in deze strijd bezwijken zal. Ach, zegt u misschien, en daar ben ik toch nog telkens weer zo bang voor. 't Is te begrijpen lezer, want als die overmachtige vijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees op ons aanstormen (en niet tn het minste ons vrome vlees dan kan de nood zo hoog gaan, nietwaar?

Maar heeft de Heere dan voor niets aan een arm en ellendig zondaarsvolk beloofd: „Is Israël in nood, er zal verlossing komen. Zijn goedheid is zeer groot?!" Kijk, de poort is eng, 't is waar. En we moeten die poort niet ruimer maken dan de Heere Jezus heeft gedaan. Eigen vroomheid, waarin dat ook bestaat, zal er echt niet door kimnen! We moeten echter die poort van het Koninkrijk der hemelen ook niet enger maken dan de Heiland deed. Want alle strijders, die door een levend geloof hun eigengerechtigheid verslonden zagen in Zijn gerechtigheid, die kunnen er wel door! Waarom?

Omdat dat zo'n best volk is? Welnee, maar omdat ze hier beneden, vóór die poort, naakt uitgeschud worden. Omdat ze al hun vodden en jassen kwijt worden. Bij de één is dat misschien een oppervlaklüge vrome jas. Bij een ander mogelijk een gedegen rechtzinnige jas. Of misschien loopt u nog wel parmantig rond met kerkelijke vodden als Ger. Bond, Oud Gereformeerd of iets dergelijks. Als zodanig waardeloos voor de eeuwigheid, lezers!

Ik weet wel een mantel, waar u wel mee naar binnen kunt. Luister: Die tollenaar uit de geUjkenis had maar één ding overgehouden, n.1. de noodkreet: „O God, wees mij de zondaar genadig!" Wat zegt de Heere Jezus van hem? Dit: deze ging af gerechtvaardigd naar zijn huis. Wat zou dit anders zijn dan de mantel der gerechtigheid, die de Heiland zelf verwierf? Dat doet dat volk weleens zingen: „Dit is, dit is de Poort des Heeren, daar zal 't rechtvaardig volk door treen!"

Rechtvaardig, hoe is het mogeUjk. Neen, niet In zichzelf. Dat zullen ze nooit worden ook! Neen, rechtvaardig in een Ander, Die de zwaarste strijd voor hen streed. Zolas het avondmaalsf ormulier zo schoon zegt: „Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven!"

En dan zo volkomen, alsof ik zelf alle gerechtigheid volbracht had. Mogen v/e er al amen op zeggen lezers? Ach, dan zal de strijd wel blijven, 'k Denk dat ik moet zeggen: Dan begint het pas! Paulus zegt immers: Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij! Wat wordt zo'n strijder het dan gewaar: „Gij hebt ten bloede toe nog niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde! En toch, in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem die ons liefgehad heeft!"

Mogelijk is er een arme strijder onder u lezers, die zegt: dat is voor mij allemaal veel te groot. Wat moet ilï toch aan, zegt u, met die ene grote vraag die 'k brandend ben te weten; die éne grote vraag, die mij zo vaak beangstigt en verdriet, n.1. of ik met enig recht een kind des Heeren mag heten. Ben ik zijn eigendom, of, ach, ben ik het niet? Wat u daar mee aan moet? Wel, houdt maar aan en grijp maar moed want uw hart zal vrolijk leven. Nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet, nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven! Calvijn merkt op, dat wij slechts door grote moeilijkheden heen het eeuwige leven deelachtig kimnen worden! Terwijl een zeker dichter heeft gezegd: Daar moet veel strijd gestreden zijn, daar moet veel leed geleden zijn, daar moet veel gebed gebeden zijn, zal het einde eenmaal vrede zijn! Dat is het beeld van een volk, dat aan deze zijde van het graf met die enge poort te maken krijgt. Kan dat nu van ons ook gezegd worden lezers?

Wat is onze verwachting? Mogelijk zegt u: Ik weet het niet, 'k hoop maar dat het meevalt, God is toch liefde? Een ander zegt misschien: 'k Heb er nog nooit aan gedacht, 'k Heb toch geloofd, zegt een derde. Deze laatsten komen we ook In ons tekstverband tegen. Ze zijn zelfs nog brutaal ook. De Heere des huizes zegt tot hen: Ik ken u niet, vanwaar gij zijt. Hoe kan dat nou, antwoorden ze brutaal. „Gij hebt In onze straten geleerd", of „ wij gingen toch trouw naar de kerk?" „Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken", of „wij hebben toch trouw avondmaal gevierd?" En toch: „Ik ken u niet!" Waar komt dat van?

Wel, dat komt omdat deze „gelovigen" er in de genadetijd vóór de poort nooit hebben buitengestaan. Ze kunnen nog rechten laten gelden. Wy hebben dit gedaan, wfl hebben dat gedaan. Het strijdende volk echter heeft geen rechten. Althans in zichzelf niet. Zij hebben alles verprutst! Hun recht ligt alleen in hun Heüand, die hun zonden wegdroeg aan Golgotha's kruis.

Hebben we er wel eens buitgestaan lezers? 't Zal toch een keer gebeuren, hier of voor eeuwig! Dat is toch wel zelfonderzoek waard, vind u ook niet? De Heiland waarschuwt in ons tekstverband zo voor zelfbedrog. Nu is het merkwaardig, maar velen vinden het hard en liefdeloos, als er ernstig voor zelfbedrog wordt gewaarschuwd. Maar wat dacht u lezers, zou het niet

Maar wat dacht u lezers, zou het niet juist liefdeloos zijn, als het werd nagelaten? Zou de Heiland het hier niet hebben gedaan, omdat Hij Zijn volk, het Joodse volk, zo innig liefhad, ondanks het feit dat het Hem verwierp? Wie kan zo'n liefde begrijpen? En 't zal knmers zo'n bittere ontgoocheling zijn, menen in te zullen gaan en niet te kunnen! Neen, het is er de Heere Jezus echt niet om te doen, om ons bang te maken, maar opdat we verbroken zouden worden onder de goedertierenheden des Heeren. De Heere moge ons jaloersmakende genade schenken, opdat we aan 't eind van ons leven met de apostel mogen getuigen: „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden, voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de Rechtvaardige Rechter in die dag geven zal; en niet alleen mij maar ook allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. Amen.

Ouddorp G. Meuleman

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's